ECLI:NL:OGEAC:2024:159

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
CUR202401953
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. S. Lanshage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nakoming van eerdere uitspraak inzake handhavingsverzoek door de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur

In deze uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gedateerd 17 juli 2024, wordt het verzoek van eisers om nakoming van een eerdere uitspraak van 24 april 2024 beoordeeld. In de eerdere uitspraak had het Gerecht bepaald dat de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur binnen een maand moest beslissen op het handhavingsverzoek van eisers, die geluidsoverlast ervaren van de Stichting Dog Center. De minister gaf aan niet te kunnen reageren op het handhavingsverzoek omdat hij bezig was met de beoordeling van een hindervergunning voor de stichting. Het Gerecht oordeelt dat dit standpunt onjuist is en dat de minister wel degelijk verplicht is om binnen de geldende termijn op het handhavingsverzoek te beslissen. Het Gerecht bepaalt dat de minister binnen zes weken na deze uitspraak alsnog op het handhavingsverzoek moet beslissen. Indien de minister dit nalaat, verbeurt hij een dwangsom van NAf 500,- per dag, met een maximum van NAf 25.000,-. De uitspraak benadrukt dat de minister niet kan worden ontslagen van zijn verplichtingen door het feit dat hij bezig is met andere procedures.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

op grond van artikel 98, derde lid, van de Lar in het geding tussen:

[namen eisers 1 tot en met 32]

allen wonende in Curaçao,
eisers,
en

de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur

hierna: de minister,
gemachtigde: mr. H.W. Braam, advocaat.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als eisers en de minister.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het verzoek van 29 mei 2024 van eisers om te bepalen dat de minister alsnog gevolg geeft aan de tussen partijen gewezen uitspraak van het Gerecht van 24 april 2024, zaaknummer CUR202303246 (de eerdere uitspraak).
1.2
De minister heeft met een verweerschrift op het verzoek gereageerd.
1.3
Eisers hebben op 8 juli 2024 gereageerd op het verweerschrift.
1.4
Zonder dat daarvoor een onderzoek op een zitting nodig is, is het voor het Gerecht duidelijk dat het verzoek moet worden toegewezen. Het Gerecht doet deze uitspraak daarom buiten zitting.

Beoordeling door het Gerecht

Wat is relevant om te weten in deze zaak?

2.1
Stichting Dog Center is gevestigd te Rio Magdalena 79 in Banda Abou. Op deze locatie vangt de stichting honden op. Eisers wonen allemaal in de directe omgeving van de stichting en ervaren geluidsoverlast vanwege blaffende honden.
2.2
Eisers hebben op 12 januari 2023 een verzoek ingediend op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur om te weten te komen of er aan de stichting een hindervergunning is verleend. Per brief van 11 februari 2023 zijn eisers geïnformeerd dat geen aanvraag om een hindervergunning is geregistreerd.
2.3
Eisers hebben vervolgens op 11 april 2023 een brief gestuurd aan de (plaatsvervangende) minister met het verzoek om handhavend op te treden, omdat de stichting niet over een hindervergunning beschikt. Omdat eisers op deze brief geen reactie hebben ontvangen, hebben zij op 13 september 2023 beroep ingesteld bij het Gerecht.
2.4
In de eerdere uitspraak van 24 april 2024 heeft het Gerecht de weigering van de minister om te beschikken op het handhavingsverzoek van eisers vernietigd en bepaald dat de minister binnen één maand alsnog op het handhavingsverzoek moet beschikken.
Welke wettelijke bepalingen zijn van toepassing in deze zaak?
3.1
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
3.2
Op grond van artikel 98, eerste lid, van de Lar kunnen de andere partijen zich tot het Gerecht wenden met het verzoek om te bepalen dat het bestuursorgaan alsnog aan de uitspraak van het Gerecht gevolg geeft, indien een bestuursorgaan aan een onherroepelijke uitspraak van het Gerecht geen gevolg geeft.
3.3
Op grond van het derde lid van deze bepaling kan het Gerecht, als de grief dat niet of niet volledig aan de uitspraak van het Gerecht gevolg is gegeven gegrond wordt bevonden, uitspreken dat het bestuursorgaan alsnog binnen een door het Gerecht te stellen termijn aan de uitspraak van het Gerecht gevolg dient te geven. In dit geval bepaalt het Gerecht tevens dat indien en zolang of zo dikwijls het bestuursorgaan aan de uitspraak geen of geen volledig gevolg geeft, het door hem aan te wijzen overheidslichaam aan de partijen bedoeld in het eerste lid, een door het Gerecht vast te stellen dwangsom verbeurt.
3.4
Toegepast op deze zaak, komt het Gerecht tot de volgende beoordeling.
Moet de minister alsnog op het handhavingsverzoek van eisers beschikken?
4.1
Het Gerecht stelt vast dat de minister nog steeds niet heeft beschikt op het handhavingsverzoek van eisers. De minister is daartoe wel gehouden.
4.2
In het verweerschrift geeft de minister aan dat hij niet kan reageren op het handhavingsverzoek omdat de minister bezig is met het komen tot een beslissing op het verzoek van Stichting Dog Center om een hindervergunning. Om te komen tot een beslissing om een hindervergunning, moeten nog diverse procedures worden doorlopen. Verder wijst de minister er ten overvloede op dat uit geluidstesten van de Milieudienst in het verleden is gebleken dat het geluid van de blaffende honden niet de geldende geluidsnormen overschrijdt.
4.3
Dit standpunt van de minister is onjuist. Dat de minister bezig is met de beoordeling van een aanvraag om een vergunning en bovendien ten overvloede vindt dat er geen sprake is van een overtreding, ontslaat hem niet van de verplichting om binnen de daarvoor geldende beslistermijn te beslissen op het handhavingsverzoek van eisers. Als de minister van mening is dat er (primair) geen sprake is van een overtreding nu de geldende geluidsnorm niet wordt overschreden en (subsidiair) dat er sprake is op concreet zicht op legalisatie vanwege de door Stichting Dog Center gedane vergunningsaanvraag, dan moet hij dit motiveren in een afwijzende beschikking op het handhavingsverzoek van eisers. Eisers kunnen vervolgens, indien zij dat wensen, bezwaar maken of beroep instellen tegen de beschikking waarbij hun handhavingsverzoek wordt afgewezen.
4.4
Op grond van het voorgaande zal het Gerecht bepalen dat de minister alsnog gevolg moet geven aan de eerdere uitspraak door binnen zes weken na deze uitspraak alsnog op het handhavingsverzoek van eisers te beschikken. Het Gerecht ziet aanleiding om in lijn met wat artikel 98, derde lid, van de Lar voorschrijft, te bepalen dat de minister een dwangsom aan eisers verbeurt, zolang hij geen of geen volledig gevolg geeft aan deze uitspraak.
5. Ter voorlichting aan partijen overweegt het Gerecht nog het volgende. Deze procedure is gericht tegen het door de minister geen gevolg geven aan de eerdere uitspraak van het Gerecht. Het Gerecht kan de redenen waarom eisers vinden dat de minister handhavend moet optreden daarom niet in deze procedure beoordelen. De minister moet eerst op het handhavingsverzoek beslissen. Als eisers het met die beslissing niet eens zijn kunnen zij, als zij dat wensen, daartegen bezwaar maken bij de minister of beroep instellen bij het Gerecht.

Beslissing

Het Gerecht:
-
wijsthet verzoek op grond van artikel 98 van de Lar
toe;
-
bepaaltdat de minister binnen zes weken na verzending van deze uitspraak alsnog op het handhavingsverzoek van eisers
dient te beslissen, met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
-
bepaaltdat de minister een dwangsom aan eisers verbeurt van NAf 500,- voor elke dag dat hij in gebreke blijft om na de hiervoor genoemde termijn van zes weken een beslissing op het handhavingsverzoek van eisers te nemen, met een maximum van NAf 25.000,-.
Aldus gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in het Gerecht, en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024 te Curaçao, in tegenwoordigheid van
P.N.F. Pereira do Tanque, griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.