ECLI:NL:OGEAC:2024:163

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 april 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
CUR202103697 en CUR2022I00011
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afrekening tussen verzekeraar en voormalig agenten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, gaat het om een geschil tussen de verzekeraars Fatum Life N.V. en Fatum Life Aruba N.V. en hun voormalige agenten, [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak]. De eisers, Fatum Life c.s., vorderen betaling van een openstaande schuld van NAf 1.429.559,80, die voortvloeit uit een overeenkomst tot schuldoverneming en een Direct Life Unit en Aflossingsovereenkomst. De gedaagden hebben de schuld overgenomen, maar hebben deze niet tijdig afgelost, wat heeft geleid tot een debetstand op hun rekeningen-courant. De gedaagden hebben verweer gevoerd, stellende dat Fatum Life hen in schuldeisersverzuim heeft gebracht door de overeenkomst van opdracht op onjuiste gronden te beëindigen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld en dat de vorderingen van Fatum Life c.s. toewijsbaar zijn. De gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingesteld tegen Fatum Life, maar deze zijn afgewezen. De zaak illustreert de complexiteit van de aansprakelijkheid in overeenkomsten en de gevolgen van wanprestatie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Zaaknummer: CUR202103697 (hoofdzaak) en CUR2022I00011 (vrijwaring)
Vonnis d.d. 15 april 2024
In de hoofdzaak van
1. de naamloze vennootschap
FATUM LIFE N.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. de naamloze vennootschap
FATUM LIFE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eisers in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud,
tegen
[GEDAAGDE IN DE HOOFDZAAK],
wonende in Curaçao,
gedaagde in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. A.C. Small,
en
In de vrijwaringszaak
[GEDAAGDE IN DE HOOFDZAAK],
wonende in Curaçao,
eiser in de vrijwaringszaak,
gemachtigde: mr. A.C. Small,
tegen
[GEDAAGDE IN DE VRIJWARINGSZAAK],
wonende in Curaçao,
gedaagde in de vrijwaringszaak,
gemachtigden: mrs. L.G.I. Voigt en J.H. Schmitz.
Partijen zullen hierna Fatum Life, Fatum Life Aruba (eisers in de hoofdzaak gezamenlijk: Fatum c.s.), [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop in de hoofdzaak blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties d.d. 16 november 2021;
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tevens de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie;
  • het vonnis in het incident;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie;
  • het op 21 februari 2024 gehouden pleidooi, alwaar […] namens Fatum zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [gedaagde in de hoofdzaak] is in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
1.2.
Het procesverloop in de vrijwaringszaak blijkt uit:
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • het op 21 februari 2024 gehouden pleidooi, alwaar [gedaagde in de hoofdzaak] in persoon is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. [gedaagde in de vrijwaringszaak] is vertegenwoordigd door mr. J. Schmitz voornoemd.
1.3.
Vonnis in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak zijn bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] waren aandeelhouders en directeuren van respectievelijk Nidika N.V. h.o.d.n. Pro-Life Insurance DDC (hierna: Nidika) en Pro-Life Aruba N.V. (hierna: Pro-Life Aruba).
2.2.
Op 7 december 2012 hebben [gedaagde in de hoofdzaak], [gedaagde in de vrijwaringszaak], Nidika, Pro-Life Aruba en Fatum Life een ‘overeenkomst tot schuldoverneming ‘ ondertekend. Daarin is, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“(…) 1.1. [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] nemen per 1 juli 2012 gezamenlijk de schuld van Pro-Life jegens Fatum van NAf 1.235.782,14 over conform artikel 6:155 Burgerlijk Wetboek van Curaçao, te vermeerderen met rente (5% per jaar) en kosten, met dien verstande dat [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] hoofdelijk verbonden worden voor de schuld en derhalve ieder voor de gehele schuld vermeerderd met rente en kosten kunnen worden aangesproken door Fatum, welke schuldoverneming Pro-Life bij deze aanvaardt.(…)”
2.3.
Op dezelfde dag hebben Fatum c.s., [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] een Direct Life Unit en Aflossingsovereenkomst (hierna: DLUA Overeenkomst) ondertekend waarin partijen afspraken hebben gemaakt omtrent de aflossing van de overgenomen schuld door [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak].
2.4.
De Direct Life Units (hierna: DLU) waren groepen van agenten die in dienst waren van Fatum c.s. en levensverzekeringen van Fatum c.s. aan klanten aanboden.
2.5.
In de DLUA Overeenkomst zijn, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 1 Direct Life Units
(…)1.3 [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] zullen via de DLU’s zorgen voor het genereren van omzet voor Fatum middels de verkoop van levensverzekeringen. De door de DLU’s te behalen productie-eisen blijken uit Bijlage 2.(…)
Artikel 2 Aflossing en vergoeding
2.1.
De schuld wordt vanaf 1 juli 2012 door [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] afgelost conform het bepaalde in dit artikel.
2.2.
De schuld wordt als een lening door Fatum geadministreerd en dient uiterlijk per 31 december 2019 te zijn afgelost conform het aangehechte aflossingsschema (Bijlage 3).(…)
2.3.
Fatum Life N.V. is 4,5% provisie verschuldigd aan ieder van DLU [gedaagde in de hoofdzaak] en DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] CUR, terwijl Fatum Life Aruba N.V. 4,5% provisie verschuldigd is aan DLU Aruba, over het hard kapitaal. De provisie wordt maandelijks berekend conform de volgende formule:
Provisie = 4,5% * (afgesloten hard kapitaal -/- proportioneel vervallen posten)
- Afgesloten hard kapitaal: betreft de som van het verzekerde hard kapitaal vastgelegd in de afgesloten verzekeringspolissen in de betreffende periode.
- Proportioneel vervallen posten: betreft verrekening bij verval en geschied volgens punt 5 van aangehechte “Beloningsregeling”.
2.4.
De 4.5% provisie die door Fatum Life N.V dan wel door Fatum Life Aruba N.V. per DLU verschuldigd is zal maandelijks, bij het behalen van voldoende omzet, in de volgende volgorde door Fatum worden geboekt per DLU:
(…)(iii)1,50%, of het daarvoor benodigde percentage, zal door Fatum worden afgeboekt van de provisie van iedere DLU (DLU [gedaagde in de hoofdzaak], DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] en DLU Aruba) om:
- (a) maandelijks in totaal een bedrag van NAf 16.500 af te lossen op de Schuld in die zin dat DLU [gedaagde in de hoofdzaak] en DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] CUR maandelijks in beginsel 75% van voormelde aflossing zullen voldoen middels afboeking door Fatum Life N.V. van de provisie van DLU [gedaagde in de hoofdzaak] en DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] CUR (met een verdeling 56-44 voor DLU [gedaagde in de hoofdzaak] en DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] CUR om aan 75% te komen) en maandelijks in beginsel DLU Aruba 25% van voormelde aflossing zal voldoen middels afboeking door Fatum Life Aruba N.V. van de provisie van DLA Aruba.(…) Ondanks de afgesproken aflossingspercentages van in beginsel 75% voor rekening van DLU [gedaagde in de hoofdzaak] en DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] CUR en 25% voor rekening van DLU Aruba, blijven [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] hoofdelijk verbonden voor de (gehele) schuld;(…)
(…)2.6. Indien één van de Opdrachtovereenkomsten op enig moment wordt beëindigd waardoor het nodige kapitaal ter aflossing van de Schuld niet wordt binnengehaald of indien ondanks het voortzetten van de Opdrachtovereenkomsten, de DLU’s gedurende 6 opeenvolgende maanden niet voldoende productie halen om de bedragen bedoeld in artikel 2.4 en dan met name de bedragen benodigd voor het basissalaris van de werknemers en de commissie alsmede de aflossing te voldoen, zullen [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak], na aanwending van de A&TBR voor aflossing van de Schuld, de restant Schuld aflossen door (gezamenlijk) maandelijks een totaalbedrag van NAf 16.500 aan Fatum Life N.V. over te maken op rekeningnummer (…)
(…)3.2. (…) Fatum kan deze overeenkomst tevens beëindigen indien de één of beide Opdrachtovereenkomsten worden opgezegd/beëindigd. Fatum is wegens deze beëindiging nimmer tot enig restitutie van reeds ontvangen afdrachten dan wel tot schadevergoeding gehouden.
3.3.
Bij beëindiging van deze overeenkomst zal de Schuld direct in zijn geheel opeisbaar worden en kan Fatum [gedaagde in de hoofdzaak] en/of [gedaagde in de vrijwaringszaak] aanspreken voor het alsdan uitstaande bedrag plus rente. (…)
2.6.
Indien verzekeringen werden afgesloten waarvan de premies niet werden betaald of die door de verzekeringnemers tussentijds werden beëindigd, had dit gevolgen voor het bedrag aan provisie waar [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] recht op hadden. Hoofdstuk 5 van de Beloningsregeling van Fatum c.s. bepaalt onder meer dat:
“ Bij onnatuurlijk verval van een verzekering moeten de nog niet verdiende afsluit- en bonus-provisie worden terugbetaald.(…)”
2.7.
Betaling van de in artikel 2 van de DLUA Overeenkomst bedoelde provisie ten gunste van [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] en ook de provisierestitutie ten laste van [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] werden door Fatum c.s. op hun rekeningen-courant geboekt.
2.8.
In verband met de uitvoering van de DLUA Overeenkomst zijn [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] een overeenkomst van opdracht (hierna: de OVO) aangegaan met Fatum c.s. In de OVO tussen [gedaagde in de hoofdzaak] en Fatum Life zijn, voor zover hier relevant, de volgende bepalingen opgenomen:
(…)C. De door opdrachtnemer te verrichten werkzaamheden (hierna: “werkzaamheden”) bestaan uit het leiding geven aan één zogenoemde Direct Life Unit op Curaçao waarbij personeel in dienst van Fatum zal worden aangestuurd door opdrachtnemer bij het verkopen van levensverzekeringen;

2.De duur van de overeenkomst

2.1.
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 7 jaren en 6 maanden ingaande 1 juli 2012 en eindigt in beginsel op 31 december 2019.(…)
2.3.
Deze overeenkomst kan voorts door elk der Partijen tussentijds schriftelijk worden opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van één (1) maand.
2.4.
Indien de overeenkomst wordt opgezegd of wordt beëindigd, zal de vordering genoemd onder overweging D of het restant daarvan terstond in zijn geheel opeisbaar worden.(…)”
2.9. [
gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] stuurden maandelijks een overzicht (Anticipated Commission Worksheets) van alle polissen die in de betreffende maand werden gesloten naar Fatum c.s. Aan de hand daarvan werd de provisie door Fatum c.s. berekend en uitbetaald. Fatum c.s. verzorgde zelf de premie-incasso en het doen van uitkeringen.
2.10.
Per e-mailbericht van 11 juli 2013 stuurde Fatum c.s. een voortgangsrapportage van de DLU’s naar [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak]. Daarin is geconcludeerd dat de productie van de DLU’s in Curaçao in het eerste jaar 37% beneden target was.
2.11.
Per e-mailbericht van 13 juli 2015 heeft dhr. O’Niel van Fatum Life [gedaagde in de hoofdzaak], voor zover hier relevant, als volgt medegedeeld:
“ Thx, ze moeten wel beter gaan presteren, als team loop jij ver achter op de target van 200.000 per maand. Laten we hun productie bespreken deze week voordat ik wegga. Ik moet namelijk nu de performance per DLU in beeld brengen en dat is voor jou team geen mooi plaatje. (…)”
2.12.
De OVO van [gedaagde in de hoofdzaak] is door Fatum Life opgezegd per 1 december 2018. Per e-mailbericht van 31 oktober 2018 heeft Fatum het volgende aan [gedaagde in de hoofdzaak] bericht;
“ Op vrijdag 12 oktober 2018 hebben we je medegedeeld dat we de overeenkomst van opdracht tussen onze maatschappij en jou opzeggen en dat deze overeenkomst per 1 december tot een einde zal komen.
De hoofdreden, zoals we hebben toegelicht, is dat de wijze waarop jij je team hebt gemanaged in financieel opzicht uiterst teleurstellend is verlopen. De plannen die je aan ons op maandag 8 oktober 2018 hebt ontvouwd om tot verbetering te komen zijn naar ons oordeel verre van toereikend om tot een voor beide partijen winstgevende operatie te komen.
(…) Verder zoals bekend, zijn naast de overeenkomst van opdracht onder andere ook de overeenkomst tot schuldoverneming en de direct life unit en aflossingsovereenkomst van toepassing. Uiterlijk 9 november aanstaande zullen we de gevolgen van het beëindigen van de samenwerking voor al deze overeenkomsten nader detailleren waaronder ook nadere afspraken over de kantoormiddelen.
Wel moge duidelijk zijn dat na beëindiging van de overeenkomst van opdracht je hoofdelijk aansprakelijk blijft voor al de schulden die nog open staan alsmede de debet standen in de rekening courant welke door jou dienen te worden ingelost.”
2.13.
Bij brief van 22 september 2020 heeft de gemachtigde van Fatum c.s. [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] als volgt medegedeeld:
“(…) Cliënten hebben steeds, conform de bepalingen van de DLUA, maandelijks een bedrag van NAf 16.500 van het leningsbedrag afgetrokken. Dit geschiedde op basis van de maandelijkse declaraties die u bij cliënten indiende waarbij de provisie aan u werd voorgeschoten. Daardoor werd het bedrag van de lening administratief lager. Uw saldi in rekening-courant nam aan de andere kant toe vanwege de boeking van al dan niet (ten onrechte) voorgeschoten provisie en de teruggeboekte provisie (claw back) die daarop in mindering werd gebracht. Er werden dus aan de ene kant bedragen in mindering gebracht op de lening en aan de andere kant werden bedragen bijgeboekt (debet) in rekening-courant. Dit systeem is u welbekend. Hoewel er dus administratief op de lening aflossingen in mindering werden gebracht, is de Schuld amper verlaagd.
(…) De saldi van de rekeningen-courant plus het saldo van de lening komen uit op een totaal van NAf 1.429.559,80.”
2.14.
De gemachtigde van [gedaagde in de hoofdzaak] heeft bij brief van 2 oktober 2020 hierop gereageerd en gesteld dat Fatum Life in schuldeisersverzuim verkeert vanwege de beëindiging van de OVO met [gedaagde in de hoofdzaak].
2.15.
Na de beëindiging van de OVO met [gedaagde in de hoofdzaak] is de OVO met [gedaagde in de vrijwaringszaak] voortgezet. De agenten van Fatum c.s. die voor DLU [gedaagde in de hoofdzaak] werkten zijn na november 2018 overgegaan naar DLU [gedaagde in de vrijwaringszaak] in Curaçao.
2.7.
Op 21 oktober 2021 heeft Fatum Life met toestemming van het gerecht conservatoir beslag gelegd op de woning van [gedaagde in de hoofdzaak] gelegen aan de […] alhier en is tijdig een bodemprocedure gestart.

3.Het geschil

In de hoofdzaak
In conventie
3.1.
Fatum c.s. vordert dat het gerecht [gedaagde in de hoofdzaak], bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A.
Primair: hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van NAf 1.429.559,80 aan Fatum Life, vermeerderd met 5% rente vanaf datum verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair: hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van NAf 1.201.690,75 aan Fatum Life en NAf 22.869,05 aan Fatum Life Aruba, alles vermeerderd met 5% rente vanaf datum verzoekschrift tot aan algehele voldoening;
B. hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van NAf 2.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
C. zal veroordelen tot betaling van de beslagkosten van NAf 1.730,65 aan Fatum Life;
D. zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na het vonnis indien deze kosten op die dag nog niet zijn voldaan.
3.2.
Fatum c.s. legt primair het volgende aan haar vordering ten grondslag. [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] hebben een schuld van NAf 1.235.782,14 overgenomen. Ter aflossing daarvan zijn Fatum c.s., [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] overeengekomen dat [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] door middel van DLU’s zouden bemiddelen bij het tot stand brengen van levensverzekeringen van Fatum c.s. Bij het sluiten van de levensverzekeringen zouden zij een provisie ontvangen, hetgeen vervolgens zou worden gebruikt om onder meer de schuld bij Fatum c.s. terug te betalen. Verder hebben partijen afgesproken dat in het geval de afgesloten levensverzekeringen vervallen, Fatum c.s. de reeds uitbetaalde provisie mag terugvorderen. Dit werd gedaan door het bedrag aan vervallen provisie te debiteren op de rekeningen-courant van [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak]. Volgens Fatum c.s. dienen de saldi van deze rekeningen-courant, hoewel Fatum c.s. voor de eigen administratie de vervallen posten in rekening-courant heeft geboekt, te worden meegenomen voor het bepalen van het saldo van de schuld. Er is immers, nu conform de bepalingen van de tussen partijen gesloten overeenkomst de vervallen posten worden afgetrokken van de aan [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] betaalde provisies, niet of niet voldoende afgelost op de schuld. De rekening-courant van [gedaagde in de hoofdzaak] vertoonde op 5 augustus 2020 een debetstand van NAf 968.862,18, de rekening-courant van [gedaagde in de vrijwaringszaak] vertoonde een debetstand van NAf 331.429,69 en er stond in de administratie van Fatum c.s. nog een bedrag van NAf 129.267,93 open op de schuld. In het licht hiervan heeft Fatum c.s. betoogd dat zowel [gedaagde in de hoofdzaak] als [gedaagde in de vrijwaringszaak] hoofdelijk verbonden zijn voor de terugbetaling van de gehele schuld. Fatum heeft ervoor gekozen om [gedaagde in de hoofdzaak] in rechte aan te spreken omdat de vordering met name via zijn rekeningen-courant is blijven bestaan en niet afgelost. De DLUA Overeenkomst bepaalt dat de lening uiterlijk op 31 december 2019 moest zijn afgelost. Hier is niet aan voldaan, zodat Fatum c.s. [gedaagde in de hoofdzaak] vanwege de hoofdelijkheid voor het geheel kan aanspreken en derhalve voor een bedrag van NAf 1.429.559,80 te vermeerderen met de rente.
3.3.
Subsidiair legt Fatum c.s. aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde in de hoofdzaak] NAf 129.267,93 aan Fatum Life moet voldoen als zijnde het bedrag dat wordt geadministreerd als saldo van de schuld en dat hij daarnaast de bedragen moet aanzuiveren die verschuldigd zijn blijkens de rekeningen-courant van hem en [gedaagde in de vrijwaringszaak], namelijk NAf 968.862,42, NAf 24.836,42, NAf 78.724,22 aan Fatum Life en NAf 227.869,05 aan Fatum Life Aruba, te vermeerderen met de rente.
3.4. [
gedaagde in de hoofdzaak] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Fatum c.s. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak] heeft Fatum Life op onjuiste en valse gronden en daarmee in strijd met de bepalingen neergelegd in de OVO, de OVO beëindigd. Fatum c.s. heeft hem de gelegenheid tot volledige aflossing van de schuld ontnomen waardoor Fatum c.s. in schuldeisersverzuim verkeert. Door de OVO op te zeggen kon [gedaagde in de hoofdzaak] zijn verplichtingen uit de daaraan gekoppelde overeenkomst van schuldoverneming en DLUA overeenkomst niet meer nakomen. Verder heeft [gedaagde in de hoofdzaak] aangevoerd dat de stand van de openstaande schuld en de rekeningen-courant geen adequaat beeld geven van de over een weer bestaande verplichtingen. In dat kader heeft [gedaagde in de hoofdzaak] gesteld dat de rekeningen-courant ten onrechte negatief stonden omdat Fatum c.s. de premies niet goed incasseerde en haar eigen administratie niet op orde had. Ten slotte betwist [gedaagde in de hoofdzaak] dat hij aansprakelijk kan worden gehouden voor de aanzuivering van de debetstand van de rekening-courant van [gedaagde in de vrijwaringszaak]. Hij had niets te maken met Fatum Life Aruba, aldus [gedaagde in de hoofdzaak].
In reconventie
3.5. [
gedaagde in de hoofdzaak] vordert dat het gerecht, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- voor recht zal verklaren dat [gedaagde in de hoofdzaak] van zijn schuld jegens Fatum c.s. is ontheven op grond van schuldeisersverzuim jegens Fatum c.s.
Subsidiair:
- Fatum c.s. zal veroordelen, ieder hoofdelijk voor het geheel, om de door hem gelede schade aan [gedaagde in de hoofdzaak] te betalen wegens het door Fatum c.s. jegens hem gepleegde onomkeerbaar schuldeisersverzuim, zulks op te maken en te vereffenen volgens de wet;
Primair en subsidiair:
- Fatum c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten in reconventie, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en indien deze kosten niet binnen de gestelde termijn worden voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6. [
gedaagde in de hoofdzaak] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Hij stelt dat er van de zijde van Fatum c.s. sprake is van schuldeisersverzuim. Door de opzegging van de OVO was [gedaagde in de hoofdzaak] verhinderd in de verdere tenuitvoerlegging van de daaraan gekoppelde DLUA Overeenkomst en kon hij de schuld niet meer aflossen. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft schade geleden vanwege het op valse en onjuiste gronden beëindigen door Fatum Life van de OVO, hetgeen tevens een toerekenbare tekortkoming van haar zijde oplevert. De schade die [gedaagde in de hoofdzaak] lijdt laat zich op basis van de feiten reeds stellen op het bedrag dat hij niet op de schuld heeft kunnen aflossen. De hoogte van de schade dient bij staat te worden opgemaakt.
3.7.
Fatum c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [gedaagde in de hoofdzaak]. Fatum c.s. betwist dat er sprake is van schuldeisersverzuim. Volgens Fatum c.s. mocht Fatum Life op grond van artikel 2.3. van de OVO de overeenkomst opzeggen, waardoor er geen sprake kan zijn van schuldeisersverzuim. Partijen zijn daarnaast in artikel 3.2. van de DLUA Overeenkomst met Fatum c.s. overeengekomen dat Fatum c.s. wegens beëindiging van de overeenkomst niet tot schadevergoeding is gehouden. De OVO is ook niet op valse of onjuiste gronden beëindigd. Fatum Life heeft duidelijk aan [gedaagde in de hoofdzaak] gecommuniceerd dat de reden voor de beëindiging was omdat [gedaagde in de hoofdzaak] zijn DLU team in financieel opzicht uiterst teleurstellend had gemanaged. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft niet aan zijn aflossingsverplichting voldaan en behaalde niet de benodigde productie met zijn DLU. Op het moment dat de OVO was opgezegd, waren al 6,5 van de 7,5 jaren van de aflossingstermijn verstreken terwijl de schuld toen onvoldoende was afgelost. Voor zover [gedaagde in de hoofdzaak] al in het gelijk zou worden gesteld op het punt van schuldeisersverzuim, dan geldt dat dit alleen kan zien op het jaar dat hij nog te gaan had, van 1 december 2018 tot december 2019. Bovendien stond het [gedaagde in de hoofdzaak] vrij om, los van de OVO en DLUA Overeenkomst, aflossingen te doen op de schuld. Dit heeft hij nooit gedaan. Ten slotte betwist Fatum c.s. dat [gedaagde in de hoofdzaak] aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden.
In de vrijwaringszaak
3.8. [
gedaagde in de hoofdzaak] vordert dat het gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde in de vrijwaringszaak] zal veroordelen om aan [gedaagde in de hoofdzaak] te betalen datgene waartoe hij als gedaagde in de hoofdzaak jegens Fatum c.s. mocht worden veroordeeld, met veroordeling van [gedaagde in de vrijwaringszaak] in de proceskosten;
3.9. [
gedaagde in de hoofdzaak] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] ook hoofdelijk aansprakelijk is voor de terugbetaling van de schuld van Fatum c.s., aldus dat indien in de hoofdzaak Fatum c.s. rechtens een vordering op [gedaagde in de hoofdzaak] toegewezen krijgt, dit ertoe leidt dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] jegens [gedaagde in de hoofdzaak] aansprakelijk is.
3.10. [
gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
In conventie
4.1.
De vordering van Fatum c.s. strekt tot betaling van de openstaande schuld van NAf 129,267,93 en verder tot aanzuivering van het negatieve saldo van de rekeningen-courant van zowel [gedaagde in de hoofdzaak] van NAf 968.862,18 als van [gedaagde in de vrijwaringszaak] van NAf 331.429,69 per 5 augustus 2020. Fatum c.s. heeft ter onderbouwing van haar vordering een overzicht van de rekening-courant van [gedaagde in de hoofdzaak] in het geding gebracht met alle gedebiteerde en gecrediteerde bedragen van 2012 tot en met 2018. Daarnaast heeft Fatum c.s. ook een overzicht van de aflossingen van de schuld overgelegd.
Rekeningen-courant [gedaagde in de vrijwaringszaak]
4.2.
Het gerecht is van oordeel dat, anders dan door Fatum c.s. wordt betoogd, [gedaagde in de hoofdzaak] niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de terugbetaling van de gehele vordering. [gedaagde in de hoofdzaak] kan op grond van de overeenkomsten alleen hoofdelijk aansprakelijkheid worden gehouden voor de terugbetaling van de openstaande schuld. Dit geldt niet voor de aanzuivering van alle rekeningen-courant. Naar het gerecht uit de stellingen van partijen en uit de overgelegde stukken begrijpt, zijn in het negatieve saldo van de rekeningen-courant verwerkt de correcties op de betalingen van de management fees, de correcties op de operationele kosten en de gedebiteerde provisierestitutie over verzekeringen die voor het verstrijken van de voor de provisie geldende verdienperiode zijn vervallen. Gelet hierop kan [gedaagde in de hoofdzaak] niet aansprakelijk worden gehouden voor de aanzuivering van het saldo op de rekeningen-courant van [gedaagde in de vrijwaringszaak]. Dat is immers, zoals [gedaagde in de hoofdzaak] terecht heeft aangevoerd, een vordering die is ontstaan omdat [gedaagde in de vrijwaringszaak] ten onrechte te veel provisie heeft ontvangen. De vordering zal voor wat het bedrag van NAf 331.429,69 betreft, zijnde het debetsaldo van de rekeningen-courant van [gedaagde in de vrijwaringszaak], worden afgewezen
Schuldeisersverzuim
4.3. [
gedaagde in de hoofdzaak] heeft verder als verweer aangevoerd dat hij niet gehouden is tot betaling van deze bedragen omdat er sprake is van schuldeisersverzuim van de zijde van Fatum c.s. Fatum Life heeft op 12 oktober 2018 op onjuiste en valse gronden en daarmee in strijd met de bepalingen neergelegd in de OVO, de overeenkomst per 1 december 2018 opgezegd. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak] was de opzegging onjuist omdat hij door Fatum c.s. nooit in de gelegenheid is gesteld om met een ‘goed plan’ te komen om de cijfers van onder andere de verkoop van de levensverzekeringen te verhogen. Verder betoogt [gedaagde in de hoofdzaak] dat Fatum c.s. zijn DLU ‘vakkundig’ kapot heeft gemaakt. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak] vond een behoorlijk aantal polisopzeggingen plaats omdat bestaande en potentiële klanten van [gedaagde in de hoofdzaak] door Fatum c.s. medewerkers werd geadviseerd dat de producten die werden verkocht in de DLU’s van [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] verouderd waren en dat de andere productie-units betere en nieuwere producten hadden. Fatum c.s. heeft [gedaagde in de hoofdzaak] dus bewust en gericht geblokkeerd in zijn nakoming van de OVO en de daaraan gekoppelde DLUA Overeenkomst, daarom kan Fatum c.s. geen aanspraak maken op betaling van de schuld, aldus [gedaagde in de hoofdzaak].
4.4.
Het gerecht is van oordeel dat het beroep van [gedaagde in de hoofdzaak] op schuldeisersverzuim niet opgaat en acht daartoe het volgende redengevend. De algemene bevoegdheid van Fatum Life tot opzegging van de OVO vloeit voort uit artikel 7:408 BW, dat de opdrachtgever toestaat de overeenkomst te allen tijde op te zeggen. Daarnaast zijn partijen in artikel 2.3. van de OVO ook overeengekomen dat de OVO door elk der partijen tussentijds kan worden opgezegd. Aangezien Fatum Life de overeengekomen opzegtermijn in acht heeft genomen, kan er geen sprake zijn van een onrechtmatige althans onjuiste opzegging en kan er evenmin sprake zijn van tekortkoming of (schuldeisers)verzuim van de zijde van Fatum c.s. Daarnaast zijn partijen, anders dan [gedaagde in de hoofdzaak] lijkt te menen, niet overeengekomen dat het bestaan van zijn verplichting tot aflossing van de schuld afhankelijk was van de OVO of de opbrengsten van de DLU’s. Partijen zijn in artikel 2.6. van de DLUA Overeenkomst juist overeengekomen dat ook bij beëindiging van de OVO [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] gezamenlijk aansprakelijk blijven voor de aflossing van de schuld. Het beroep van [gedaagde in de hoofdzaak] op schuldeisersverzuim stuit eveneens hierop af. Voor zover de stelling van [gedaagde in de hoofdzaak] dat Fatum c.s. hem kapot heeft gemaakt door zijn (potentiele) klanten te adviseren om over te stappen naar andere producten schuldeisersverzuim zou kunnen opleveren, heeft [gedaagde in de hoofdzaak] deze stelling onvoldoende concreet en feitelijk onderbouwd. Bovendien ontbreekt iedere toelichting op het causaal verband tussen de gestelde betere en nieuwere producten van Fatum c.s. en de gestelde opzeggingen door zijn klanten, waardoor het gerecht hieraan voorbij zal gaan.
Saldo schuld en rekeningen-courant
4.5. [
gedaagde in de hoofdzaak] heeft het bestaan en de opeisbaarheid van de schuld en de rekeningen-courant op zichzelf verder niet betwist. Dat staat dus vast. Hij betwist echter de juistheid van de hoogte van het saldo daarvan. Voor wat betreft de rekeningen-courant werd de negatieve debetstand volgens [gedaagde in de hoofdzaak] ten onrechte veroorzaakt omdat het incasseren van de premies door Fatum c.s. niet ging zoals het had gemoeten. Klanten kregen onterecht brieven van Fatum c.s. waarin stond dat hun polissen waren vervallen, terwijl ze wel hadden betaald. Daarnaast gingen de maandelijkse prolongaties automatisch door, ondanks het feit dat [gedaagde in de hoofdzaak] continu aangaf dat sommige klanten niet met de verzekering wilden doorgaan. Er werd door Fatum c.s. naar premies gevraagd van klanten die met de verzekering gestopt waren. Verder heeft [gedaagde in de hoofdzaak] gesteld dat hij de juistheid van de rekeningen-courant niet kon controleren. Hij had een administratieteam van maar drie mensen waardoor het moeilijk was om alle honderden transacties te verifiëren. Daar kwam volgens [gedaagde in de hoofdzaak] bij dat het om cijfers en informatie ging die in het domein van Fatum c.s. liggen, wat het verifiëren nog moeilijker maakte. Ten aanzien van de juistheid van de openstaande schuld heeft [gedaagde in de hoofdzaak] aangevoerd dat er wel degelijk maandelijkse aflossingen werden gedaan en dat er, ook na de opzegging van de OVO in 2018, aflossingen door de DLU van [gedaagde in de vrijwaringszaak] zijn gedaan. Dit brengt met zich mee dat het door Fatum c.s. gevorderde bedrag aan openstaande schuld ook niet juist kan zijn. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [gedaagde in de hoofdzaak] naar een tweetal kwitanties waaruit blijkt dat er op de schuld is afgelost en een e-mailbericht uit 2015 waaruit blijkt dat er destijds onenigheid was over het saldo van de openstaande schuld.
4.6.
Het gerecht is van oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak] zijn verweer dat Fatum c.s. de verzekeringspremies niet op de juiste wijze heeft geïncasseerd, onvoldoend feitelijk heeft onderbouwd. Gelet op de betwisting daarvan door Fatum c.s. had van hem mogen worden verwacht dat [gedaagde in de hoofdzaak] deze stelling met namen van verzekeringnemers of in ieder geval met aantallen niet geïncasseerde premies zou onderbouwen. Dit heeft [gedaagde in de hoofdzaak] nagelaten. Nu zijn stelling niet is komen vast te staan, kan het gerecht dan ook niet ervan uitgaan dat het saldo op de rekeningen-courant hierdoor ten onrechte in negatieve zin is beïnvloed. Dat de prolongaties automatisch doorgingen is juist de reden waarom partijen hebben afgesproken dat Fatum c.s. in vorenbedoelde gevallen de ten onrechte ontvangen provisie op de rekeningen-courant zou debiteren. Daarnaast heeft [gedaagde in de hoofdzaak] niet betwist dat hij regelmatig overzichten van Fatum c.s. ontving met een lijst van openstaande polissen waarvan de premie nog betaald moest worden en polissen die in aanmerking kwamen voor verval. Indien hij daar niet akkoord mee was, was dat het moment om dit punt bij Fatum c.s. aan de orde te stellen. Deze verweren zullen dan ook worden verworpen.
4.7.
Het gerecht is verder van oordeel dat [gedaagde in de hoofdzaak] tegenover het meer dan 1000 pagina’s tellende overzicht van de rekeningen-courant met alle gedebiteerde en gecrediteerde bedragen in de periode tussen 2012 en november 2018, weinig concreets heeft ingebracht om de juistheid van het saldo daarvan in twijfel te trekken. De stelling dat hij niet in de gelegenheid is geweest om het saldo te controleren wordt verworpen. Fatum c.s. heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] sinds 2013 zijn gewaarschuwd over de teleurstellende resultaten van hun DLU’s en dat zij van het begin af aan maandelijkse overzichten ontvingen van de gedebiteerde en gecrediteerde boekingen op de rekeningen-courant. [gedaagde in de hoofdzaak] was daardoor destijds al in staat om de overzichten te controleren en van hem had mogen worden verwacht dat hij de gestelde onjuistheden in een eerder stadium zou aankaarten. Daarmee zou immers voorkomen kunnen worden dat na lange tijd nog moeilijk verifieerbare geschillen, zoals door hem zelf wordt aangevoerd, zouden ontstaan over het saldo en de mutaties op de overzichten. Uit de overgelegde stukken van [gedaagde in de hoofdzaak] in verbinding met zijn overige stellingen kan inderdaad worden opgemaakt dat [gedaagde in de hoofdzaak] weliswaar jegens Fatum c.s. zijn ongenoegen heeft geuit over bepaalde aspecten van de samenwerking, maar niet dat hij de juistheid van het saldo van de rekeningen-courant eerder bij Fatum c.s. heeft aan de orde gesteld.
4.8.
Ook de stelling van [gedaagde in de hoofdzaak] dat het saldo van de schuld niet zou kloppen is, gelet op het door Fatum c.s. overgelegde overzicht van de aflossingen, onvoldoende feitelijk en concreet onderbouwd. Anders dan [gedaagde in de hoofdzaak] heeft aangevoerd heeft Fatum c.s. niet betwist dat er door hem en [gedaagde in de vrijwaringszaak] aflossingen op de schuld zijn gedaan. Dit blijkt immers ook uit het door Fatum c.s. gevorderde bedrag van NAf 129.267,93 en het feit dat de door [gedaagde in de hoofdzaak] overgelegde kwitanties niet door fatum c.s. worden weersproken. Het door [gedaagde in de hoofdzaak] overgelegde e-mailbericht van [gedaagde in de vrijwaringszaak] waaruit blijkt dat er in 2015 onenigheid bestond omtrent het saldo van de schuld legt eveneens onvoldoende gewicht in de schaal. Fatum c.s. heeft destijds al daarop gereageerd en het een en ander aangepast. Verder heeft Fatum c.s. gesteld dat in haar overzicht ook de na beëindiging van de OVO met [gedaagde in de hoofdzaak] in december 2018 door [gedaagde in de vrijwaringszaak] gedane aflossingen zijn meegenomen.
4.9.
Het voorgaande leidt het gerecht tot de conclusie dat als vaststaand moet worden aangenomen dat de overzichten waarop Fatum c.s. het saldo van de schuld en van de rekeningen-courant baseert, kloppen. Gelet hierop zal een bedrag van NAf 1.098.130,11 worden toegewezen. De door Fatum c.s. gevorderde contractuele rente van 5% vanaf datum indiening verzoekschrift is niet door [gedaagde in de hoofdzaak] betwist en zal over het bedrag aan openstaande schuld worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Fatum stelt buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt door besprekingen te voeren met haar advocaat, een brief aan [gedaagde in de hoofdzaak] te sturen en te corresponderen met zijn advocaat. Op grond van artikel 2.8. van de DLUA Overeenkomst dient [gedaagde in de hoofdzaak] alle buitengerechtelijke kosten te voldoen die Fatum in dit verband heeft gemaakt. Bovenvermelde werkzaamheden, gebaseerd op 5 uur tijd a NAf 500,- komen neer op NAf 2.500,-.
4.11.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen, gelet op de onderbouwing en nu deze het ingevolge het Procesreglement gebruikelijke tarief niet te boven gaan, worden toegewezen.
4.12. [
gedaagde in de hoofdzaak] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Fatum c.s. tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 394,50
griffierecht NAf 7.500,00
beslagkosten NAf 1.730,65
salaris gemachtigde
NAf 15.000,00+
totaal: NAf 24.625,15
In reconventie
4.13. [
gedaagde in de hoofdzaak] heeft in reconventie gesteld dat hij uit zijn betaalplicht dient te worden ontheven omdat er sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van Fatum c.s. en ook dat Fatum c.s. dient te worden veroordeeld tot betaling aan [gedaagde in de hoofdzaak] van de door hem wegens het aanhoudend schuldeisersverzuim geleden schade, op te maken bij schadestaat.
4.14.
Gezien de beoordeling van het geschil in conventie, moet ook in reconventie de stelling van [gedaagde in de hoofdzaak] dat er van de zijde van Fatum c.s. sprake is van schuldeisersverzuim onjuist worden geacht, zodat evenmin kan worden geconcludeerd dat Fatum c.s. wanprestatie heeft gepleegd. Aldus ontvalt de grondslag aan de vordering in reconventie en behoeven de overige stellingen en verweren in reconventie geen bespreking meer.
4.15.
De vorderingen van [gedaagde in de hoofdzaak] in reconventie zullen dan ook worden afgewezen.
4.16. [
gedaagde in de hoofdzaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Fatum c.s. tot op heden begroot op NAf 1.250,- aan gemachtigdensalaris.
In de vrijwaringszaak
4.17.
Bij vonnis in het incident van 20 juni 2022 is [gedaagde in de hoofdzaak] toegestaan [gedaagde in de vrijwaringszaak] in vrijwaring op te roepen.
4.18. [
gedaagde in de hoofdzaak] heeft in vrijwaring aangevoerd dat omdat uit de overeenkomst van schuldoverneming en uit de DLUA Overeenkomst voortvloeit dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] hoofdelijk aansprakelijk is jegens Fatum c.s. tot terugbetaling van de schuld, hij ook jegens [gedaagde in de hoofdzaak] aansprakelijk is tot betaling van hetgeen [gedaagde in de hoofdzaak] in de hoofdzaak zal worden veroordeeld.
4.19. [
gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft zich onder meer verweerd tegen de vordering door te wijzen op het feit dat de ‘units’ van [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] onder de DLUA Overeenkomst en de OVO geheel gescheiden waren, dat [gedaagde in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] apart van elkaar afrekenden met Fatum c.s. en dat, afgaand op het bevindingenrapport van Fatum, de rekening-courantschuld van [gedaagde in de hoofdzaak] door hemzelf, deels niet te goeder trouw, is veroorzaakt.
4.20.
Het gerecht is van oordeel dat uit de stellingen van [gedaagde in de hoofdzaak] en mede gelet op het verweer van [gedaagde in de hoofdzaak], niet is gebleken van een mogelijke grond waarop [gedaagde in de vrijwaringszaak] in zijn onderlinge rechtsverhouding met [gedaagde in de hoofdzaak] jegens [gedaagde in de hoofdzaak] draagplichtig is. Dit te meer nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in de hoofdzaak] in zijn verhouding met [gedaagde in de vrijwaringszaak] meer dan het gedeelte dat hem aangaat op de schuld van 1.2 miljoen heeft afgelost, of, na betaling van het in de hoofdzaak terzake de lening toe te wijzen bedrag van NAf 129.267,93, zal hebben afgelost. Op grond van het voorgaande kan de vordering in vrijwaring niet slagen.
4.21. [
gedaagde in de hoofdzaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [gedaagde in de vrijwaringszaak] tot op heden begroot op NAf 3.750 aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:
In de hoofdzaak
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak] om aan Fatum c.s. te betalen het bedrag van NAf 968.862,18 ter zake de rekening-courantschuld van [gedaagde in de hoofdzaak];
5.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak] om aan Fatum c.s. te betalen het bedrag van NAf 129.267,93 terzake de lening-schuld van [gedaagde in de hoofdzaak], te vermeerderen met 5% rente per jaar vanaf 16 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak] om aan Fatum c.s. te betalen het bedrag van NAf 2.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak] om de kosten van deze procedure te voldoen, aan de zijde van Fatum c.s., daaronder de beslagkosten begrepen, tot aan deze uitspraak vastgesteld op NAf 24.625,15, te vermeerderen met nakosten en bij niet-betaling met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na deze uitspraak
;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde in de hoofdzaak] af;
5.8.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak] om de proceskosten van de procedure in reconventie te voldoen, aan de zijde van Fatum c.s. tot aan deze uitspraak vastgesteld op
NAf 1.250,-, vermeerderd met nakosten;
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de onder 5.8. gegeven proceskostenveroordeling.
In de vrijwaringszaak
5.10.
wijst de vordering van [gedaagde in de hoofdzaak] af;
5.11.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak] om de kosten van deze procedure te voldoen, aan de zijde van [gedaagde in de vrijwaringszaak] tot aan deze uitspraak vastgesteld op NAf 3,750,-
5.12.
verklaart dit vonnis in de vrijwaringszaak uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de onder 5.11. gegeven proceskostenveroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en op 15 april 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.