ECLI:NL:OGEAC:2024:171

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
CUR202203867
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsvordering en noodregeling in pensioenverzekering tussen Canon Production Printing Holding B.V. en Ennia Caribe Leven N.V.

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft Canon Production Printing Holding B.V. (hierna: Canon) een vordering ingesteld tegen Ennia Caribe Leven N.V. (hierna: Ennia) met betrekking tot een betalingsvordering die voortvloeit uit een beëindigde verzekeringsovereenkomst. De zaak betreft een afrekening na de beëindiging van een pensioenverzekering die Ennia had afgesloten met Stichting Internationaal Pensioenfonds OCÉ (Sipo). De verzekeringsovereenkomst werd door Ennia opgezegd per 31 december 2017, waarna een noodregeling voor Ennia werd uitgesproken op 4 juli 2018.

Canon vorderde in conventie betaling van een bedrag van € 410.388, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl Ennia in voorwaardelijke reconventie verzocht om een verklaring dat zij gerechtigd was haar vordering op Sipo van € 425.495,44 te verrekenen met de vordering van Canon. Het gerecht heeft geoordeeld dat de noodregeling van Ennia niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van Canons vordering. Het gerecht heeft vastgesteld dat de afrekening van de beëindigde verzekeringsovereenkomst bepalend is voor de uitkomst van de zaak.

Het gerecht heeft uiteindelijk de vordering van Canon afgewezen, omdat Ennia meer had betaald aan Sipo dan zij op grond van de overeenkomst verschuldigd was. De voorwaardelijke reconventie van Ennia is als onnodig verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij partijen hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is uitgesproken op 2 september 2024 door mr. P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202203867
Vonnis van 2 september 2024
inzake
CANON PRODUCTION PRINTING HOLDING B.V.(‘
Canon’),
gevestigd in Venlo, Nederland,
eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen
ENNIA CARIBE LEVEN N.V.(‘
Ennia’),
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M.D. van den Brink.

1.Het procesverloop

1.1.
Canon heeft op 11 oktober 2022 een verzoekschrift ingediend. Vervolgens is in conventie en in reconventie tot en met dupliek geconcludeerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. Ennia heeft als levensverzekeraar (laatstelijk) bij overeenkomst van 26 april 2013 een verzekeringsovereenkomst gesloten met Stichting Internationaal Pensioenfonds OCÉ (hierna: Sipo). Bij die overeenkomst verzekerde Ennia, tegen ontvangst door Ennia van een door haar gesepareerd bedrag, de pensioenverplichtingen van Sipo jegens haar pensioendeelnemers.
De verzekeringsovereenkomst is door Ennia opgezegd per 31 december 2017. De opzeggingsbrief van 18 maart 2017 vermeldt onder meer:

Als gevolg van de beëindiging is Ennia voornemens om het gesepareerde beleggingsdeposito aan Sipo over te dragen dan wel aan een door Sipo aan te wijzen derde. Het beleggingsdepot heeft per ultimo 31 december 2016 een waarde van € 6.758.357,-.
Op 12 januari 2018 heeft Ennia aan Sipo het bedrag van € 5.925.120,74 betaald.
Bij de brief van 9 maart 2018 heeft Ennia Sipo bericht over de afwikkeling. Ennia schrijft:

‘Met referte aan ons gesprek van hedenmorgen bevestigen wij dat het bedrag zijnde EUR 236.163,00, betreffende administratie kosten over 2014 – 2017, zal worden verrekend. Na vaststelling van het technisch resultaat zullen wij dit bedrag in mindering brengen, het restant zal worden overgemaakt ten gunste van de rekening van Sipo bij Orco Bank.’

Door Ennia zijn afrekeningen opgesteld met een berekening van het technisch resultaat, welke afrekeningen uitkomen op een door Sipo te ontvangen bedrag van pro resto € 410.388.
Op 4 juli 2018 is ten aanzien van Ennia de noodregeling als bedoeld in de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf uitgesproken.
Sipo heeft haar vordering op Ennia van € 410.388 aan Canon gecedeerd.
Bij brief van 6 juli 2022 bericht Ennia Canon als volgt:
‘Wij menen echter, ondanks het abusievelijk schrijven van Ennia d.d. 9 maart 2018, dat Sipo geen vordering op Ennia heeft. Hieronder zullen wij aangeven waarom wij van mening zijn dat Sipo geen vordering op Ennia heeft.
De middelen ter dekking van de verzekeringsverplichting werden separaat van de overige middelen van de verzekeraar belegd. Er was sprake van een gesepareerd beleggingsdepot, dat eigendom van Ennia was. Dit depot was contractueel uitbesteed aan Delta Lloyd Asset Management.
Ennia heeft eerder abusievelijk het banksaldo (na liquidatie van de beleggingen) van € 5.940.197,00 overgedragen aan Sipo. Ennia had echter niet het banksaldo moeten overdragen, doch de waarde van de voorziening. Het verschil tussen het banksaldo en de voorziening bedraagt EURO 159.220,00 ten gunste van Ennia.
Aan administratiekosten overdrachtskosten (0,25%) is door Sipo en Ennia €251.787,00 respectievelijk Euro 14.452,44 verschuldigd.
Anders dan Sipo veronderstelt zijn wij van oordeel dat Sipo aan Ennia in totaal euro 425.459,44 verschuldigd is.
Wij realiseren ons dat het voorstaande bij u nodig vragen oproept. Wij stellen dan ook voor dat wij op korte termijn met elkaar afspreken om de kwestie integraal te bespreken.’

3.De vorderingen

3.1.
Canon vordert in conventie veroordeling van Ennia tot betaling van Euro 410.388, althans de tegenwaarde daarvan in Curaçaose gulden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 maart 2018.
3.2.
Ennia vordert in voorwaardelijke reconventie dat, naar het gerecht begrijpt, in het geval het gerecht het beroep van Ennia in conventie op verrekening zal passeren en de vordering van Canon zal toewijzen, het gerecht voor recht verklaart dat Ennia gerechtigd is haar vordering op Sipo van EUR 425.495,44 te verrekenen met de door Sipo aan Canon overgedragen vordering van EUR 410.388 en dat Canon na verrekening niets meer van Ennia te vorderen heeft.

4.De beoordeling

in conventie
Ontvankelijkheid
4.1.
Ennia heeft aangevoerd dat Canon niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat op Ennia de noodregeling van toepassing is verklaard en Ennia dus niet tot betaling kan worden gedwongen, ook niet in geval van een veroordelend vonnis. Volgens Ennia heeft Canon om die reden onvoldoende belang bij haar vordering.
4.2.
Dit verweer van Ennia moet worden verworpen. Zoals door dit gerecht en ook in hoger beroep door het hof steevast is uitgemaakt, staat een noodregeling van de (vermeend) debiteur er niet aan in de weg dat door de (vermeend) crediteur een rechterlijk oordeel wordt gevraagd over de vordering en veroordeling tot betaling wordt gevorderd. De desbetreffende uitspraken zien op noodregelingen onder de Lv Toezicht Bank en Kredietwezen, maar voor de hier aan de orde zijnde Lv Toezicht Verzekeringsbedrijf is dat niet anders. Canon heeft er belang bij vastgesteld te zien of, zoals zij stelt en Ennia betwist, tot haar vermogen een vordering op Ennia behoort ten belope van het gevorderde bedrag. Dat Canon een toewijzend vonnis niet ten uitvoer zal kunnen leggen zolang de noodregeling voortduurt, doet daar niet aan af.
Inhoudelijk
4.3.
Inhoudelijk gaat het in deze zaak om de geldelijke afrekening van de per 31 december 2017 beëindigde verzekeringsovereenkomst. Daarvoor is bepalend wat partijen bij die overeenkomst – Ennia en Sipo – daarover zijn overeengekomen.
4.4.
Artikel 10 van de verzekeringsovereenkomst bevat de beëindigingsvoorwaarden. Genoemd worden de mogelijkheid tot het premievrij voortzetten van de pensioenrechten en de mogelijkheid van waardeoverdracht naar een nieuwe pensioenuitvoerder. De eerste variant, premievrije voortzetting van de pensioenrechten, is hier niet aan de orde. Een rechtstreekse waardeoverdracht naar een nieuwe pensioenuitvoerder zoals omschreven in de tweede variant, heeft - naar het gerecht begrijpt - evenmin plaats gevonden. In plaats daarvan heeft Ennia een bedrag van € 5.925.120,74 aan Sipo afgedragen, waarna Sipo de pensioenen zelf elders opnieuw heeft verzekerd.
4.5.
Artikel 10 bepaalt onder meer:
‘Overdrachtswaarde van de verzekering is gelijk aan de netto voorziening voor de betreffende deelnemer’
en:

Verzekeraar zal per deelnemer de netto voorzieningen op de geldende grondslagen waarderen. De totale waarde is de som van de individuele waarden’.
4.6.
Sipo had, nu de pensioenrechten na beëindiging van de overeenkomst niet premievrij werden voortgezet, dus aanspraak op een bedrag. Dat bedrag bestond volgens de overeenkomst uit ‘de netto voorzieningen op de geldende grondslagen’. Wat daarmee precies bedoeld wordt, is het gerecht niet duidelijk geworden, maar door Sipo is niet betwist dat het door Ennia berekende bedrag aan netto-voorzieningen (€ 5.780.977) aansluit op hetgeen in artikel 10 is neergelegd. Het gerecht gaat er dan ook van uit dat de door Ennia becijferde bedragen de ‘netto voorzieningen’ gewaardeerd op ‘de geldende grondslagen’ weerspiegelen. Onbetwist is voorts dat Ennia gerechtigd was € 281.315,84 aan kosten in mindering te brengen. Uitgaand van die bedragen, heeft Ennia door uitbetaling van € 5.925.120,74 al € 425.459,48 méér aan Sipo betaald dan zij op grond van de overeenkomst verschuldigd was.
4.7.
Dit laatste geldt ook indien Ennia ook het ‘verzekeringstechnisch resultaat’ aan Sipo had moeten afdragen. Ennia heeft gemotiveerd uiteengezet dat dit resultaat steeds in de voorziening werd verwerkt en inbegrepen is in de netto-voorziening van € 5.780.977.
4.8.
Uit de hiervoor geciteerde correspondentie volgt dat Ennia aanvankelijk meende dat bij de beëindiging van de overeenkomst moest worden uitgegaan van de waarde van het beleggingsdepot. Het stond Ennia echter vrij om op die onjuiste veronderstelling, waarvoor de overeenkomst geen grondslag bood, terug te komen. Sipo heeft aan die veronderstelling niet gerechtvaardigd het vertrouwen kunnen ontlenen dat Ennia haar meer zou betalen dan waartoe zij gehouden was.
4.9.
Artikel 7 van de overeenkomst, dat betrekking heeft op een (volgens Ennia nooit in praktijk gebrachte) rekening-courant, biedt geen steun aan Canons stelling dat Ennia nog geld aan Sipo/Canon verschuldigd is.
in voorwaardelijke reconventie
4.10.
De voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld is niet vervuld.
voorts in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.11.
De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking. Die kunnen niet tot een andere beslissing leiden.
4.12.
Canon is in conventie in het gelijk gesteld terzake het debat over de ontvankelijkheid, en in het ongelijk op de inhoud. De voorwaardelijke reconventie is onnodig gebleken. Bij dit alles past een compensatie van proceskosten.

5.De beslissing

Het gerecht:
in conventie
5.1.
wijst af het gevorderde;
5.2.
compenseert de kosten van het geding in die zin dat partijen de eigen kosten dragen;
in voorwaardelijke reconventie
5.3.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet is vervuld;
5.4.
compenseert de kosten van het geding in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2024.