ECLI:NL:OGEAC:2024:178

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
19 oktober 2024
Zaaknummer
CUR202401073
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. S. Lanshage
  • mr. J. Sybesma
  • mr. P. Klik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beschikking van de Sociale Verzekeringsbank inzake recht op tegemoetkomingen op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiser tegen de beschikking van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 13 maart 2024, waarin is besloten dat eiser geen recht heeft op tegemoetkomingen op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv). De SVB heeft gesteld dat eiser het ongeval niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van een jaar heeft gemeld. Eiser heeft op 4 januari 2019 melding gemaakt van het ongeval, maar heeft niet tijdig een volledig ingevuld ongevallenmeldingsformulier ingediend. Het Gerecht oordeelt dat het op de weg van eiser lag om ervoor te zorgen dat dit formulier tijdig werd ingediend, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan deze verplichting heeft voldaan. Het Gerecht concludeert dat de SVB terecht ongevallengeld heeft geweigerd, omdat de melding van het ongeval niet binnen de vereiste termijn is gedaan. De beslissing van de SVB om eiser geen ongevallengeld toe te kennen blijft dan ook in stand. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

In het geding tussen:

[naam eiser],

wonend in Curaçao,
eiser,
gemachtigde: R.H. Tuur,
en

de Sociale Verzekeringsbank,

verweerster,
hierna: de SVB,
gemachtigde: mr. N. Dare.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiser tegen de beschikking van de SVB van 13 maart 2024 (hierna: de bestreden beschikking). De SVB heeft bij de bestreden beschikking besloten dat eiser geen recht heeft op tegemoetkomingen op grond van de Landsverordening Ongevallenverzekering (LvOv).
1.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking.
1.2
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
1.3
De SVB heeft bij email van 3 september 2024 een nader stuk ingediend.
1.4
Het beroep is op 4 september 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen,
bijgestaan door zijn gemachtigde. De SVB heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde die was vergezeld door arts [naam arts], werkzaam bij de SVB.
1.5
Ter zitting is het onderzoek geschorst om de SVB in de gelegenheid te stellen een nader stuk in het geding te brengen en om eiser in de gelegenheid te stellen op dit stuk en het stuk dat de SVB bij email van 3 september 2024 heeft overgelegd te reageren.
1.6
Eiser heeft bij email van 6 september 2024 een schriftelijke reactie ingediend. Daarop heeft verweerder bij email van 20 september 2024 gereageerd.

Overwegingen

2. Het Gerecht beoordeelt in deze uitspraak de beslissing van de SVB om eiser geen ongevallengeld toe te kennen. Het Gerecht doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Een bedrijfsongevallenformulier moet binnen een jaar na het bedrijfsongeval volledig ingevuld worden ingeleverd bij de SVB. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij aan deze verplichting heeft voldaan. Hierna legt het Gerecht dit oordeel uit.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
4.1
Eiser is met ingang van 28 november 2016 in dienst getreden van Antillian General Contracters in de functie van chauffeur. Eiser was werkzaam op het terrein van de Isla waar hij vuilnisbakken leegde in de vuilnistruck waarin hij reed.
4.2
Volgens eiser heeft hij op 16 augustus 2018 een bedrijfsongeval gehad. De ijzeren ketting waarmee de vuilnisbakken aan de vuilnistruck werden vastgemaakt, is tegen zijn linkerknie aangekomen.
4.3
Op 4 januari 2019 heeft eiser zich ziek gemeld en heeft hij bij de controlerend geneeskundige van de SVB aangegeven dat hij een bedrijfsongeval heeft gehad op 17 september 2018.
4.4
Op 16 januari 2019 is eiser opnieuw bij de controlerend geneeskundige van de SVB geweest.
4.5
Op 20 september 2019 heeft de controlerend geneeskundige in zijn digitale administratie van zijn consultuitvoering opgenomen: “bo formulier onvolledig ingeleverd” (het Gerecht begrijpt dat met “bo” wordt bedoeld: een bedrijfsongevallenformulier).
4.6
Op 18 december 2019 heeft de controlerend geneeskundige in zijn digitale administratie van zijn consultuitvoering opgenomen: “bo formulier ingeleverd zonder de functiebeschrijving”.
4.7
Op 28 december 2019 is eiser ontslagen.
4.8
Over de periode 4 januari 2019 tot 28 december 2019 heeft de SVB ten behoeve van eiser aan zijn werkgever ziekengeld betaald.
4.9
Over de periode 28 december 2019 tot 30 maart 2020 heeft de SVB het ziekengeld rechtstreeks aan eiser betaald.
Waarom betaalt de SVB eiser geen ongevallengeld?
5. De SVB heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat het ongeval niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van een jaar bij de SVB is gemeld. Dit heeft de SVB in het verweerschrift en ter zitting toegelicht. Uit zorgvuldigheid heeft de SVB ook een onderzoek laten doen door de afdeling Controle en Dienstverlening (CDV). Uit dit onderzoek blijkt dat eiser na het bedrijfsongeval vier maanden zonder aanpassingen heeft doorgewerkt in zijn functie. Eiser was dus niet arbeidsongeschikt als gevolg van het ongeval. Eiser heeft zich op 4 januari 2019 ziekgemeld na een consult van een medisch specialist, er was mogelijke sprake van een maligniteit in de knie. Uit beeldvormend onderzoek van 17 september 2018 zijn geen traumatische afwijkingen gebleken en uit beeldvormend onderzoek van 23 april 2019 is geen maligniteit gebleken. Eiser heeft wel recht gehad op ziekengeld, maar niet op ongevallengeld.
Wat vindt het Gerecht: heeft de SVB het ongevallengeld terecht geweigerd?
6.1
Eiser voert aan dat hij al op 4 januari 2019 melding heeft gemaakt van het ongeval bij de SVB en dat hij op 16 januari 2019 het ingevulde bedrijfsongevallenformulier heeft ingeleverd. Eiser heeft ter zitting gewezen op de witte afsprakenkaart waarop de datum van 16 januari 2019 staat vermeld. Bovendien lag het niet op eiser’s weg maar op de weg van de werkgever om het bedrijfsongeval te melden bij de SVB.
6.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
6.2.1
Artikel 11, eerste lid, van de LvOv bepaalt dat de aanspraken krachtens deze landsverordening vervallen, indien het ongeval niet binnen een jaar na de dag, waarop het ongeval de werknemer is overkomen, bij de SVB is gemeld.
6.2.2
De SVB heeft ter zitting toegelicht dat een bedrijfsongeval bij de SVB moet worden gemeld met een volledig ingevuld ongevallenmeldingsformulier. Pas met alle informatie, ook die van de werkgever en eventuele medische informatie, kan de SVB de claim van de verzekerde goed beoordelen. Het kan zijn dat de werknemer te maken heeft met een onwelwillende werkgever, in die zin dat de werkgever geen formulier wil afgeven. In dat geval wordt eerst gebeld door de SVB naar de werkgever, meestal wordt het formulier dan wel afgegeven. Zo niet, dan wordt de afdeling CDV ingeschakeld om onderzoek te doen naar het bedrijfsongeval bij de werkgever.
6.2.3
Het Gerecht overweegt dat uit artikel 11, eerste lid, van de LvOv volgt dat er binnen een jaar melding van het ongeval moet worden gedaan. Die melding moet door middel van een volledig ingevuld en ondertekend ongevallenmeldingsformulier. De SVB mag die eis stellen nu sprake is van een verzekering waarbij een verzekerde een claim indient die door de SVB beoordeeld moet worden. Daarbij is informatie van zowel de werknemer, als de werkgever als eventuele medische informatie nodig. De (lagere) regelgever heeft dit kennelijk ook zo voor ogen gehad. Uit het Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 21 februari 1973 ter uitvoering van artikel 13 van de LvOv volgt immers dat de werkgever verplicht is formulieren in voorraad te hebben voor het melden van een ongeval. Verder volgt uit dit Landsbesluit dat de werkgever verplicht is onverwijld een volledig en ondertekend formulier aan de werknemer te doen toekomen. Als een melding door de werknemer wordt gedaan zonder dat daarbij een volledig ingevuld en ondertekend ongevallenmeldingsformulier wordt overgelegd, moet de SVB de werknemer in de gelegenheid stellen om alsnog een volledig ingevuld en ondertekend ongevallenmeldingsformulier te overleggen. De werknemer moet er vervolgens zorg voor dragen dat dat formulier binnen een jaar na het ongeval bij de SVB is ingediend. Als de werknemer aangeeft dat dat niet lukt omdat de werkgever niet wil meewerken, dan is het aan de SVB om contact te zoeken met de werkgever en te bewerkstelligen dat er een volledig ingevuld en ondertekend ongevallenmeldingsformulier beschikbaar komt.
6.2.4
Gelet op het voorgaande is de melding van eiser op 4 januari 2019 van het ongeval onvoldoende om te kunnen spreken van een melding als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de LvOv. Uit door de SVB overgelegde uitdraai van de consultuitvoering van de controlerend geneeskundige volgt dat eiser op 20 september 2019 een onvolledig formulier heeft ingeleverd en dat eiser pas op 18 december 2019 het bedrijfsongevallenformulier zodanig ingevuld heeft aangeleverd dat de SVB de melding heeft geaccepteerd. Eiser heeft zijn stelling dat hij het ingevulde bedrijfsongevallenformulier al op 16 januari 2019 heeft ingeleverd niet onderbouwd. Op de door hem overgelegde afsprakenkaart is geen steun te vinden voor zijn stelling.
6.2.5
Het Gerecht volgt eiser ook niet in zijn stelling dat het op de weg van de werkgever lag om het bedrijfsongeval te melden. Dat de melding een verplichting is die op de werkgever rust, volgt niet uit artikel 11 van de LvOv. In het geval van eiser volgt uit de digitale administratie van de consultuitvoering van de controlerend geneeskundige dat eiser niet het volledig ingevulde ongevallenformulier heeft overgelegd aan de SVB. Het had op de weg van eiser gelegen om ervoor zorg te dragen tijdig een volledig ingevuld formulier bij de SVB in te dienen of bij de SVB aan te geven dat zijn werkgever het formulier niet wilde afgeven. Uit de bestreden beschikking blijkt dat eiser is gewezen op zijn verplichting om een volledig ingevuld formulier bij de SVB in te dienen. Eiser heeft in deze procedure niet betwist dat hij hierop is gewezen. Hij heeft ook niet gesteld dat zijn werkgever niet wilde meewerken en dat dat een belemmering voor hem vormde om het formulier tijdig in te leveren.
6.2.6
Het Gerecht concludeert uit het voorgaande dat eiser het ongeval niet binnen een jaar heeft gemeld.

Conclusie en gevolgen

7. Nu eiser het ongeval niet binnen een jaar heeft gemeld, heeft de SVB terecht ongevallengeld geweigerd. De discussie tussen partijen of sprake is van een ongeval en of eiser arbeidsongeschikt is geraakt als gevolg van dit ongeval, laat het Gerecht daarom onbesproken. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de beslissing van de SVB om eiser geen ongevallengeld toe te kennen in stand blijft.
8. Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

- Het Gerecht
verklaarthet beroep
ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, voorzitter, mrs. J. Sybesma en P. Klik, leden, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024, in tegenwoordigheid van
mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.