ECLI:NL:OGEAC:2024:198

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
500.00279/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van invoer, vervoer en bezit van cocaïne aan boord van een boot in de territoriale zee van Curaçao

Op 12 januari 2024 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer, het vervoer en het in bezit hebben van ongeveer 131 kilogram cocaïne aan boord van een boot, genaamd Rubio, in de territoriale zee van Curaçao. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden. Tijdens de rechtszitting op 12 januari 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran. De officier van justitie, mr. V.Z.B. Girigoria-Hernandez, had een gevangenisstraf van 6 jaren geëist. De verdachte en zijn medeverdachte hadden wisselend verklaard over de omstandigheden waaronder de verdovende middelen aan boord waren gekomen, maar het Gerecht vond geen aanknopingspunten voor de door hen geschetste alternatieve scenario's. Het Gerecht achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit, en verwierp het verweer van de verdediging. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumlandsverordening 1960. Het Gerecht legde een gevangenisstraf op van 54 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het transport van de grote hoeveelheid cocaïne. Tevens werd de verbeurdverklaring gelast van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vaartuig Rubio, een GPS-apparaat en een satelliettelefoon, terwijl de teruggave van persoonlijke spullen aan de verdachte werd gelast.

Uitspraak

Parketnummer: 500.00279/23

Uitspraak: 12 januari 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 12 januari 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, advocaat in Curaçao.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering en het standpunt van de officier van justitie mr. V.Z.B. Girigoria-Hernandez en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde (medeplegen van invoer en aanwezig hebben van verdovende middelen) bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
  • de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen, te weten een vaartuig genaamd Rubio, een GPS-apparaat en een satelliettelefoon;
  • de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, te weten persoonlijke spullen, aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 30 september 2023, althans in de maand september 2023 in Curaçao, althans in de territoriale zee van Curaçao, althans zeewaarts van Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd (daaronder begrepen “invoer” in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960), en/of doorgevoerd en/of vervoerd, en/of in zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 131.000 gram van een materiaal bevattende cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, althans van enige bereiding van cocaïne, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening 1960 en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);

(artikel 3 j° 11-1 van de Opiumlandsverordening 1960).

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op
of omstreeks30 september 2023
, althans in de maand september 2023 in Curaçao, althansin de territoriale zee van Curaçao,
althans zeewaarts van Curaçao,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd (daaronder begrepen “invoer” in de zin van artikel 1 lid 2 van de Opiumlandsverordening 1960),
en/of doorgevoerd en/ofvervoerd, en
/ofin zijn bezit en/of aanwezig heeft gehad ongeveer 131.000 gram
van een materiaal bevattende cocaïne, althans een hoeveelheid cocaïne, althansvan enige bereiding van cocaïne, zijnde
(een
)middel
(en)als bedoeld in artikel 1
van deOpiumlandsverordening 1960
en/of in de Beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 6 januari 2005 (P.B. 2005 no. 13);.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
1. Op 3 oktober 2023 heeft de verbalisant, [verbalisant 1], werkzaam bij het Maritiem Informatie Knooppunt van de Kustwacht Caribisch gebied, naar aanleiding van een verdacht radarcontact, de volgende bevindingen gerelateerd:
“Op 30 september 2023 omstreeks 00:53 uur werd een radarcontact (nr. 01) zichtbaar op het radarbeeldscherm komende vanuit de Spaanse Baai dat met een zuidelijke koers voer. Het radarcontact (nr. 01) werd later aangemerkt als SPW en een MPA (Manual Plotting Aid) track werd gestart door een radaroperator op het MOC (Maritime Operation Center). Het radarcontact werd handmatig gevolgd.
Omstreeks 02:33 uur voer het radarcontact (nr. 01) met een zuidoostelijke koers richting de ttw(het Gerecht begrijpt: de Territoriale Wateren)
grens van Curaçao.
Omstreeks 03:44 uur voer het radarcontact (nr. 01) met een zuidoostelijke koers en bevond het zich toen op een afstand van ± 1.7 nautische mijl noord van de ttw grens van Curaçao.
Omstreeks 03:59 uur voer het radarcontact (nr. 01) de ttw van Curaçao uit en bevond het zich toen in de EEZ (Exclusieve Economische Zone) van Curaçao. Het radarcontact (nr. 01) voer met een zuidoostelijke koers.
Omstreeks 04:33 uur ging het radarcontact (nr. 01) snelheid minderen en bleef op een afstand van ± 4 nautische mijl zuid van de ttw grens in de EEZ van Curaçao.
Omstreeks 05:32 uur bevond het radarcontact (nr. 01) zich dobberend in de EEZ van Curaçao.
Omstreeks 06:08 uur werd een radarcontact (nr. 02) zichtbaar komende vanuit het zuiden met een noordelijke koers. Het radarcontact (nr. 02) bevond zich in de EEZ op een afstand van ± 2.9 nautische mijl zuid van het radarcontact (nr. 01).
Omstreeks 06:17 uur voer het radarcontact (nr. 02) met een noordelijke koers en bevond het zich toen op een afstand van ± 0.2 nautische mijl zuid van het radarcontact (nr. 01).
Omstreeks 06:18 uur lagen beide radarcontacten (nr. 01) & (nr. 02) naast elkaar voor ongeveer 2 minuten.
Omstreeks 06:20 uur lossen de radarcontacten (nr. 01) & (nr. 02) van elkaar.
Omstreeks 06:39 uur bevond het radarcontact (nr. 01) zich dobberend in de EEZ van Curaçao en het radarcontact (nr. 02) voer in de Internationale wateren met een zuidwestelijke koers richting Venezuela.
Omstreeks 06:42 uur voer het radarcontact (nr. 01) met een langzame vaart terug richting de ttw grens van Curaçao. Het radarcontact (nr. 01) voer met een noordoostelijke koers. Het radarcontact (nr. 02) bevond zich in de Internationale wateren en voer met een zuidelijke koers richting Venezuela.
Omstreeks 07:53 uur voer het radarcontact (nr. 01) met een noordelijke koers de ttw van Curaçao in.
Omstreeks 08:42 uur voer een varende eenheid van de Kustwacht met een zuidelijke koers in de omgeving van Klein Curaçao om het radarcontact (nr. 01), dat met een noordwestelijke koers voer, te gaan intercepteren.
Omstreeks 09:05 uur werd het radarcontact (nr. 01) door de Kustwacht geïntercepteerd en vervolgens begeleid richting Fuikbaai.” [2]
2. Op 30 september 2023 omstreeks 06:30 uur kregen de verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een melding van Steunpunt Curaçao, dat een radarcontact welke zich buiten de territoriale wateren van Curaçao bevond, contact had gemaakt met een ander radarcontact dat vanuit het zuiden richting Curaçao was gevaren en terug richting het zuiden voer. Zij hebben bij die gelegenheid het volgende gerelateerd:
“Op 30 september 2023 omstreeks 07:00 uur vertrok het kustwachtpatrouillevaartuig Metal Shark I-02 vanuit Marine Basis Parera, Steunpunt Curaçao, onder begeleiding van het MOC, om het radarcontact te gaan identificeren.
Omstreeks 09:00 uur werd het radarcontact waargenomen, dat vanuit het zuiden terug richting Curaçao voer.
Omstreeks 09:03 uur werd het vaartuig geïdentificeerd. Het betrof een lokaal witgekleurd vissersvaartuig, bekend onder de naam Rubio, met registratienummers en letters “NC 324”. Bij het benaderen van het vaartuig heeft de Kustwacht zich kenbaar gemaakt en werd het bevel gegeven om het vaartuig te doen stoppen om deze veilig te kunnen boarden. Er werden twee mannen aan boord waargenomen en de kapitein werd het bevel gegeven om het vaartuig te stoppen.
Omstreeks 09:05 uur werd het vaartuig geboard en veiliggesteld. De kapitein werd, vanwege de situatie en de ruwe zeegang, gevorderd om richting Curaçao te varen om het vaartuig te kunnen controleren.
Omstreeks 11:15 uur kwamen de vaartuigen ter hoogte van Fuikbaai aan waar de controle in de rustige zeegang beter kon worden uitgevoerd. Aan boord werd geconstateerd dat in de voorboeg een sterke op lijm lijkende geur was. De kapitein werd vervolgens gevorderd om richting vissershaven Caracasbaai te varen zodat de verbalisanten samen met de douane een controle kunnen uitvoeren.
Omstreeks 12:10 uur kwamen de vaartuigen ter hoogte van vissershaven Caracasbaai aan en omstreeks 12:30 uur werd door de verbalisanten een grondige controle samen met de douane uitgevoerd. Er werd een sweep met de douanehond gedaan, maar door de sterke lijmgeur binnen in de voorboeg kon de douanehond geen geursporen herkennen. Aan de rechterzijde van de voorboeg was er vers geplakte linoleum en bij het aanraken daarvan werden de vingers nat en plakkerig van de lijm. Er werd waargenomen dat er onder de linoleum vermoedelijk een verborgen compartiment was en met toestemming van de kapitein werd het verborgen compartiment opengemaakt, waar een aantal pakketten lijkende op verdovende middelen werden aangetroffen.
Beide verdachten werden vervolgens aangehouden. Het vaartuig, drie mobiele telefoons, één satelliettelefoon, één GPS en een kleine zwarte tas, met inhoud, werden inbeslaggenomen. Tijdens doorzoeking van het verborgen compartiment, dat binnen aan de rechterzijde van de voorboeg werd opengemaakt, werden 111 pakketten, lijkende op verdovende middelen aangetroffen en inbeslaggenomen. De inbeslaggenomen voorwerpen en de verdachten werden aan de hoofdagent van de KPC(het Gerecht: Korps Politie Curaçao),
[hoofdagent KPC], overgedragen.” [3]
3. Op 30 september 2023 hebben de verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6], de twee aangehouden verdachten overgenomen. Zij hebben bij die gelegenheid het volgende gerelateerd:
“De verdachten gaven op te zijn genaamd:
- [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats];
- [medeverdachte], geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats].” [4]
4. Op 30 september 2023 heeft de verbalisant [verbalisant 5], de inbeslaggenomen voorwerpen overgenomen. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende gerelateerd:
“De 111 pakketten werden voor onderzoek opengemaakt. Bij het openmaken daarvan is gebleken, dat elk pak een hoeveelheid samengeperste witte poeder en brokjes bevat.” [5]
5. Op 30 september 2023 hebben de verbalisanten [verbalisant 5], [verbalisant 7], [verbalisant 6] en [verbalisant 8], een onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen (111) pakken. Zij hebben bij die gelegenheid het volgende gerelateerd:
“Bij weging van de 111 in beslag genomen van plastic en bruine plakband bewerkte pakken bleken deze een gezamenlijk brutogewicht van 131000 gram te hebben. Vervolgens is van 25 van deze pakken, afzonderlijk, elk inhoudende een hoeveelheid samengeperste witte poeder en brokjes, met behulp van een daartoe bestemde Narcotest, getest. Bij het testen trad een positieve kleurreactie op, zodat aangenomen kan worden dat de geteste hoeveelheden witachtige poeder en brokjes vermoedelijk cocaïne betrof.
Uit 11 van de reeds omschreven pakken werd een monster genomen en in 11 afzonderlijke plastic potjes met dopje gedaan, voorzien van het opschrift 67/2023 code II-B-1 tot en met II-B-11. De potjes met inhoud werden in een verzegeld envelop op 20 juli 2023(het Gerecht begrijpt: 30 september 2023)
ter beschikking gesteld aan de afdeling Toxicologie van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V. (hierna: ADC). ” [6]
6. De afdelingshoofd Toxicologie en Geneesmiddelenonderzoek van het ADC, [afdelingshoofd], heeft de op 30 september 2023 aangeboden (11) monsters, voorzien van opschrift 67/II-B-1 t/m II-B-11, op 17 november 2023 ontvangen en onderzocht. Zij heeft het volgende gerapporteerd:
“Het materiaal bestond uit 11 plastic potjes met dopje, elk inhoudende een geringe hoeveelheid witte poeder en brokjes.
Uit de verkregen resultaten moet de conclusie worden getrokken dat het materiaal cocaïne bevat in de zin van de Opiumlandsverordening 1960.” [7]
7. De verdachte heeft op 30 september 2023 een verklaring afgelegd:
“Mijn broer was de kapitein en ik was zijn helper, maar ik bestuurde soms ook de boot.” [8]
8. De verdachte [medeverdachte] heeft op 30 september 2023 een verklaring afgelegd:
“Ik bestuurde de boot. Ik was de kapitein. Ik zorgde ervoor dat de benzine werd bijgevuld.” [9]
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte het drugstransport in kwestie hebben verricht onder dwang en (ernstige) bedreiging door een aantal voor hen onbekende mannen en dat zij hiertoe zijn overgegaan, omdat zij voor hun eigen leven en voor dat van hun familieleden vreesden.
Het Gerecht overweegt in dit verband als volgt.
In de eerste plaats wordt opgemerkt dat de raadsvrouw ter terechtzitting zelf geen aanknopingspunten heeft verschaft voor het door de verdachte aangevoerde verweer.
Het Gerecht stelt, gelet op het dossier en de ter terechtzitting verkregen toelichting van de verdachte, vast dat zowel de verdachte als de medeverdachte wisselend en niet consequent hebben verklaard over de omstandigheden waaronder de verdovende middelen aan boord zijn terechtgekomen. Zo verklaren zowel de verdachte als de medeverdachte in eerste instantie dat ze de zakken drijvend op zee hebben aangetroffen. Eerst bij de rechter-commissaris en later in het 2e verhoor verklaren ze dat dat verhaal verzonnen is en dat er 5 gewapende mannen aan boord kwamen die hen dwongen de zakken mee te nemen. Aan de geloofwaardigheid van verdachtes verklaring wordt voorts afbreuk gedaan door de verklaring van beide verdachten dat deze mannen de verborgen ruimtes op de boot (waarvan de lijm nog sterk gevoeld en geroken wordt bij aanhouding van de verdachten) ter plekke zouden hebben gemaakt om de zakken te verbergen terwijl uit het proces-verbaal verdacht radarcontact kan worden afgeleid dat het 2e radarcontact (van welke boot de drugs moeten zijn gekomen) slechts enkele (2) minuten naast de boot van de verdachten heeft gelegen. De verdachte en de medeverdachte hebben in dit verband naar voren gebracht dat zij niet meteen de waarheid hebben verklaard omdat ze bedreigd werden door de gewapende mannen en bang waren voor de gevolgen voor hen en voor hun familie. Los van het feit dat in het dossier geen enkel aanknopingspunt is te vinden voor dit door de verdachten geschetste alternatieve scenario ziet het Gerecht niet in waarom zij alsdan niet meteen de waarheid hebben verklaard en de bescherming van de kustwacht hebben ingeroepen. Voorts acht het Gerecht het verhaal van de verdachten, mede gelet op de grote hoeveelheid cocaïne (131 kilo, hebbende een straatwaarde van miljoenen guldens) ongeloofwaardig, nu niet valt in te zien dat de organisatoren van het transport een dergelijke hoeveelheid meegeven aan onbekenden, en zij de verdachten (zoals zij zelf hebben verklaard) niet verteld zouden hebben aan wie zij de drugs moesten overhandigen.
Het Gerecht acht dan ook, op grond van het voorgaande c.q. bij gebreke van enig aanknopingspunt dat de verklaring van de verdachte aannemelijk maakt, bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de het ten laste gelegde invoer, vervoeren en aanwezig hebben van verdovende middelen. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, aanhef, onder e en A, B en C, van de Opiumlandsverordening 1960 juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, aanhef, onder a, van de Opiumlandsverordening 1960.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Opiumlandsverordening 1960.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Nu er overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluiten, is de verdachte strafbaar.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan het opzettelijk invoeren, vervoeren en aanwezig hebben van een zeer grote hoeveelheid verdovende middelen (cocaïne). De cocaïne zat in 111 verpakte pakketten, met een totaal gewicht van ongeveer 131 kilogram, en werd in een verborgen compartiment op een vaartuig, waar zij zich op bevonden, aangetroffen. Deze hoeveelheid is zo groot, dat deze alleen bestemd kan zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne in deze omvang vormt een ernstige bedreiging voor de samenleving door de criminaliteit en overlast die daarmee gepaard gaat. Ook levert cocaïne grote gevaren op voor de gezondheid van gebruikers, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor zowel de gebruikers daarvan als voor de maatschappij. De verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen. Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
In dat verband kan aansluiting worden gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor in- en uitvoer/aanwezig hebben van tussen 10 kilogram en 25 kilogram cocaïne, als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden genoemd, doch de hoeveelheid bewezenverklaarde cocaïne is daar een veelvoud van. Deze straf geldt ten aanzien van een first offender.
Voorts heeft het Gerecht acht geslagen op de rol van de verdachte in het transport. Het betrof een zeer grote hoeveelheid cocaïne en ondanks dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte meer was dan een uitvoerder, en zelf invloed heeft gehad op de hoeveelheid drugs die met het vaartuig werd vervoerd, was hij mede kapitein op het vaartuig waarop de cocaïne zich bevond.
Het Gerecht heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat blijkens de strafkaart van de verdachte hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het Gerecht ziet, na dit een en ander te hebben afgewogen, en alle omstandigheden in aanmerking genomen aanleiding om van de door de officier van justitie gevorderde straf in strafmatigende zin af te wijken. Anders dan de verdediging, ziet het Gerecht in de aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte echter geen aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Het Gerecht is tot de slotsom gekomen dat een gevangenisstraf van 54 maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen [10] .
Vaartuig ‘Rubio’, GPS-apparaat en satelliettelefoon
Het vaartuig, het GPS-apparaat en de satelliettelefoon, waarvan is gebleken dat met behulp daarvan het bewezenverklaarde is begaan, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
Persoonlijke spullen
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen persoonlijke spullen, te weten mobiele telefoon(s). Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:67 en 1:68 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
54 (vierenvijftig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vaartuig genaamd Rubio, een GPS-apparaat en een satelliettelefoon;
gelast de teruggave van de persoonlijke spullen aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. H.R. Bracht, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 12 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Divisie Georganiseerde Criminaliteit) d.d. 7 december 2023, geregistreerd onder documentcode: 202312061442.SLOT en de onderzoeksnaam “RUBIO”.
2.Proces-verbaal verdacht radarcontact d.d. 3 oktober 2023, pagina 21-44.
3.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 146/23, pagina 9-20.
4.Proces-verbaal van overname van de verdachten d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 202309301420.AMB, pagina 45-46.
5.Proces-verbaal van overname verdovende middelen d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 202309301745.AMB, pagina 47-48.
6.Proces-verbaal van weging, testten en opsturen van monsters naar het laboratorium d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 202309301815, pagina 49-50.
7.Schriftelijk bescheid, te weten een rapport van [afdelingshoofd], afdelingshoofd Toxicologie en Geneesmiddelenonderzoek, b.a. [medewerker ADC], toxicoloog, werkzaam bij het ADC, d.d. 17 november 2023, los stuk.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte R.D. Boelijn d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 20230930.1630.V01, pagina 75-83.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte D.J.M. Boelijn d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 20230930.1730.V02, pagina 92-100.
10.Proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 september 2023, proces-verbaalnummer: 146/23, pagina 9-20.