ECLI:NL:OGEAC:2024:203

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
555.00012/23
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor afpersing en witwassen in Curaçao

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 6 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die werd beschuldigd van (medeplegen van) afpersing en witwassen. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het dwingen van een slachtoffer tot het ondertekenen van een schuldbekentenis van NAf 1.150.000 en het verwerven van een auto waarvan de verdachte wist dat deze afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de zittingen op 26 augustus en 21 oktober 2024 heeft het Gerecht de vordering van de officier van justitie, mr. K. Hara, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. U.F. Dickens, gehoord.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedragingen die in de tenlastelegging zijn opgesomd, buiten de tenlastegelegde periode vallen. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte voor het eerste feit. Wat betreft het tweede feit, de verdachte werd verweten dat hij een auto had verworven die mogelijk uit een misdrijf afkomstig was. Het Gerecht oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de auto. De verklaringen van de moeder van de verdachte, die de auto had aangeschaft, werden als geloofwaardig beschouwd.

De benadeelde partij, het slachtoffer, had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte voor de tenlastegelegde feiten werd vrijgesproken. Het Gerecht heeft ook bepaald dat de auto aan de moeder van de verdachte moet worden teruggegeven. Dit vonnis is uitgesproken door rechter mr. Y.C. Bours, bijgestaan door griffier mr. J. Mulder.

Uitspraak

Parketnummer: 555.00012/23

Uitspraak: 6 november 2024
Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende op het adres [adres] te [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
26 augustus 2024 en 21 oktober 2024.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Hara en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. U.F. Dickens naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Verdachte wordt tenlastegelegd:
Feit 1
dat hij in de periode van 17 augustus 2022 tot en met 12 januari 2023, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldsommen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen aan verdachte, en/of zijn mededader(s), hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, immers heeft (hebben) verdachte en/of medeverdachte(n) die [slachtoffer], trachten te dwingen, althans te overtuigen een schuldbekentenis (van NAF 1.150.000, zegge: miljoen honderdvijftigduizend) te ondertekenen, door/tegen/aan die [slachtoffer];
- ( op 17 augustus 2022) (eerst) te bewegen om zijn autosleutels (uit zijn broekzak te halen en) of te geven en/of (vervolgens) te zeggen dat hij
bedrag NAF 4.000.000 aan verdachte en/of medeverdachte(n) moest betalen en/of (vervolgens) te zeggen dat hij "het op die manier moest doen anders zouden ze het op een andere manier" (met hem) "afregelen" en/of "afhandelen", althans woorden van gelijke strekking, en/of;
- ( op 23 juni 2023) (via een whatsappbericht) een foto met daarop een vuurwapen te sturen en/of daarbij te zeggen "laten we niet tot deze punt moet komen" en/of "denk eraan" en/of "Ik ben zat van jou", althans woorden van gelijke strekking, en/of;
- ( op 12 januari 2023) (via een whatsappbericht) te zeggen "er zijn mensen die op je letten" en/of "voorkom dat het een probleem wordt" en/of
"wak pa djaluna bo atende pago manera mester ta. Paso otro gal to kanta. Nan to bal direkt pa [betrokkene 1] djel pabo."(vertaling: "zorg dat je maandag het geld hebt betaald zoals afgesproken, anders wordt het op een andere manier afgehandeld. Ze komen direct voor [betrokkene 1] en daarna voor jou"), althans woorden van gelijke strekking, en/of;
- ( op 12 januari 2023) (via een whatsappbericht van medeverdachte) te zeggen "vandaag is de zon opgekomen maar gaat niet onder voordat wij dit hebben geregeld. Ik meen wat ik zeg, dit Is de vierde keer dat Ik het probeer maar de vijfde keer ga Ik niet accepteren. Je krijgt geen kansen meer van mij", althans woorden van gelijke strekking en/of;
- ( op 12 januari 2023) (via een whatsappbericht van medeverdachte) een foto met daarop de woning van de moeder van die [slachtoffer] te sturen.
Feit 2
dat hij in of omstreeks de periode van 20 juni 2022 tot en met 19 januari 2023, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp(en), te weten een zwarte personenauto van het merk [automerk/model] , gekentekend [kentekennummer] heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemde personenauto gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het Gerecht deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vrijspraak
Ten aanzien van feit 1
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van 17 augustus 2022 tot en met 12 januari 2023, samen met een ander, [slachtoffer] met geweld of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot
  • de afgifte van geldsommen, hetzij
  • het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers hebben de verdachte en die ander [slachtoffer] gedwongen althans overtuigd om een schuldbekentenis van NAf 1.150.000 te ondertekenen.
Die dwang of overtuiging heeft, zo begrijpt het Gerecht, bestaan uit de bij de gedachtestreepjes weergegeven gedragingen en/of geuite bewoordingen.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] vanaf begin september 2021 meermalen geld heeft geleend van de verdachte en dat [slachtoffer] deze geldbedragen telkens vermeerderd met een aanzienlijk bedrag aan rente aan de verdachte heeft moeten terugbetalen en ook heeft terugbetaald. Op enig moment, onduidelijk is wanneer precies, heeft [slachtoffer] van de verdachte een geldbedrag, onduidelijk is hoeveel precies, geleend waardoor uiteindelijk de hier aan de orde zijnde schuld is ontstaan. Gebleken is dat een deel van het via de verdachte aan [slachtoffer] geleende geld afkomstig was van [medeverdachte]. Hoewel het voor het Gerecht volstrekt onduidelijk is om welk bedrag het precies gaat - de verklaringen van de betrokkenen lopen nogal uiteen - is wel duidelijk dat [slachtoffer] deze lening niet tijdig aan [medeverdachte] en de verdachte heeft terugbetaald, waardoor er als gezegd een schuld is ontstaan. Deze schuld is kennelijk onder druk van een hoog rentepercentage en boetes uiteindelijk opgelopen tot een astronomisch bedrag.
Er heeft op 17 augustus 2022 op het kantoor van advocaat mr. E.B. Wilsoe een overleg plaatsgevonden. Volgens de advocaat is tijdens dit overleg, waarbij alle betrokkenen aanwezig waren, een door [slachtoffer] te betalen bedrag van vier miljoen gulden tot stand gekomen. De advocaat heeft naar aanleiding van dit overleg een eerste concept schuldbekentenis opgesteld. Dit concept heeft hij enkele dagen later naar [slachtoffer] gestuurd. Daarna hebben de betrokkenen kennelijk verder met elkaar onderhandeld waarbij het door [slachtoffer] terug te betalen bedrag is verlaagd tot NAf 1.150.000. De verdachte heeft de advocaat hiervan in kennis gesteld. De definitieve overeenkomst is op 24 november 2022 op het kantoor van de advocaat ondertekend door [slachtoffer] en de advocaat, die namens [medeverdachte] heeft getekend. De verdachte noch [medeverdachte] waren toen aanwezig.
Het is evident dat [slachtoffer] meer en meer klem is komen te zitten. Ook wil het Gerecht zonder meer aannemen dat [medeverdachte] en de verdachte behoorlijke druk op [slachtoffer] hebben uitgeoefend om zijn schuld aan hen te voldoen. De vraag die het Gerecht heeft te beantwoorden is of [medeverdachte] en de verdachte dat, binnen de in de tenlastelegging genoemde periode, op een zodanige wijze hebben gedaan dat sprake is van een strafbaar feit.
Het Gerecht overweegt hieromtrent als volgt.
Met betrekking tot het eerste gedachtestreepje
Ten aanzien van het eerste deel van het hier tenlastegelegde geldt dat uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat hij ergens in de maand augustus 2022, maar in ieder geval vóór 17 augustus 2022, bij de verdachte thuis is geweest en dat toen zijn autosleutels zijn afgepakt. Aangezien de tenlastegelegde periode aanvangt op 17 augustus 2022 valt dit onderdeel buiten de tenlastegelegde periode en zal het Gerecht de verdachte in zoverre reeds hierom vrijspreken.
Ten aanzien van hetgeen overigens ten laste is gelegd geldt dat de verklaring van [slachtoffer], inhoudende dat hem tijdens de bespreking op het kantoor van de advocaat werd verteld dat hij NAf 4.000.000 moest gaan betalen en dat ‘hij het op die manier moest doen anders zouden ze het op een andere manier afregelen’, op zichzelf staat en geen steun vindt in enig ander bewijsmateriaal. De verklaringen van [medeverdachte] en mr. Wilsoe, die spreken van een vriendelijk gesprek, staan hier haaks op. Nu niet aan het bewijsminimum is voldaan, zal het Gerecht de verdachte in zoverre dan ook vrijspreken.
Met betrekking tot het tweede gedachtestreepje
Hoewel in de tenlastelegging is vermeld dat het hier om een WhatsAppbericht gaat van 23 juni 2023, blijkt uit het dossier dat dit bericht op 23 juni 2022 is verstuurd. Bij dit gedachtestreepje is een koppeling gemaakt tussen bepaalde uitlatingen (‘laten we niet tot deze punt moet komen’ en ‘denk eraan’ en ‘ik ben zat van jou’) en een verstuurde foto van een vuurwapen. Nog daargelaten dat de foto zo onduidelijk is dat het Gerecht daarop in ieder geval geen vuurwapen kan herkennen, de verdachte en [medeverdachte] ontkennen die foto te hebben verstuurd en het zeer de vraag is of de betreffende uitlatingen zonder die koppeling wel als bedreigend kunnen worden ervaren, geldt dat dit bericht niet is verstuurd binnen de tenlastegelegde periode. Het Gerecht zal de verdachte in zoverre dan ook vrijspreken.
Met betrekking tot het derde, vierde en vijfde gedachtestreepje
Het feit dat de hier aan de orde zijnde schuldbekentenis op 24 november 2022 is ondertekend, brengt met zich dat alle in de tenlastelegging opgesomde handelingen en/of uitlatingen die dateren van ná die datum niet hebben kunnen bijgedragen aan de (gedwongen) ondertekening van deze schuldbekentenis door [slachtoffer]. Dit geldt voor de in de tenlastelegging genoemde WhatsAppberichten van 12 januari 2023 (derde en vierde gedachtestreepje) en voor de op die datum naar [slachtoffer] gestuurde foto (vijfde gedachtestreepje). Ook in zoverre spreekt het Gerecht de verdachte dan ook vrij.
Het Gerecht zal de verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 19 januari 2023 een zwarte [automerk/model] met het kenteken [kentekennummer] heeft verworven of voorhanden heeft gehad of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit voorwerp afkomstig was uit enig misdrijf.
Uit onderzoek in het kentekenbestand is gebleken dat de [automerk/model] met kenteken [kentekennummer] sinds 20 juni 2022 op naam van [betrokkene 2] staat. [betrokkene 2] is de moeder van de verdachte. Zij heeft verklaard dat zij deze auto heeft gekocht voor een bedrag van NAf 78.000 en dat zij dit bedrag in drie tranches aan de verkoper heeft betaald. Zij heeft verder verklaard dat zij het geld voor deze auto als volgt bij elkaar heeft gespaard: zij ontvangt maandelijks geld van haar echtgenoot, zij verhuurt een woning, ze heeft haar oude auto verkocht en zij was nog in het bezit van spaargeld (verdiensten uit het verleden).
Haar verklaring over de aanschaf van de auto past bij de verklaring van [betrokkene 3], inhoudende dat hij de auto omstreeks november 2021 als schadeauto uit de Verenigde Staten heeft geïmporteerd. Hij heeft de auto gerepareerd en in juni 2022 aan een vrouw verkocht voor NAf 78.000. Volgens hem werd de vrouw toen vergezeld door haar zoon ‘[verdachte]’ (het Gerecht begrijpt: de verdachte).
Uit het dossier blijkt verder dat [betrokkene 2] in het algemeen in de Dominicaanse Republiek verblijft en dat deze auto, ook volgens verdachtes eigen verklaring, door hem wordt gebruikt.
Voor zover de tenlastelegging zo moet worden begrepen dat deze auto is aangeschaft met geld dat is verkregen uit een door de verdachte gepleegd misdrijf, overweegt het Gerecht als volgt. Als al zou kunnen worden vastgesteld dat de auto is aangeschaft met geld dat afkomstig was van de verdachte, en niet van zijn moeder, dan nog ontbeert het onderhavige dossier voldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden vastgesteld dat dit geld vermoedelijk van misdrijf afkomstig was. De officier van justitie heeft ter terechtzitting ook niets naar voren gebracht dat ter onderbouwing van die stelling kan dienen. Daarbij geldt nog dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, en die gedraging daardoor niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Indien de tenlastelegging zo moet worden begrepen dat de auto is aangeschaft met geld dat is verkregen uit een door [betrokkene 2] gepleegd misdrijf, overweegt het Gerecht dat het dossier voor de juistheid van die stelling geen aanknopingspunten biedt. Evenmin kan uit dit dossier en het onderzoek ter terechtzitting worden afgeleid dat de verdachte daarvan op de hoogte zou zijn geweest, of had moeten zijn (voorwaardelijk opzet).
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 50.000.
De verdediging heeft de vordering betwist, in die zin dat vrijspraak is bepleit.
Nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel wordt uitgesproken, kan de benadeelde partij niet in de vordering worden ontvangen.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
gelast de teruggave van de auto, [automerk/model], met kenteken [kentekennummer], aan mevrouw [betrokkene 2].
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.C. Bours, bijgestaan door
mr. J. Mulder, griffier, en op 6 november 2024 uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.