In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [Eiseres] en [gedaagden 1 en 2] en [gedaagden 3 en 4]. De eiseres, eigenaar van een woning, heeft een verzoek ingediend tot schorsing van de executie van een eerder vonnis, waarin gedaagden zijn veroordeeld tot afbraak van te hoog gebouwde gedeelten van de woning. Eiseres stelt dat de executie van het vonnis leidt tot misbruik van executiebevoegdheid en dat zij niet aan het vonnis kan voldoen. Gedaagden hebben conservatoir beslag gelegd op de woning tot zekerheid van hun vordering. Het gerecht heeft vastgesteld dat het beslag executoriaal is geworden, maar dat gedaagden tot op heden het beslag niet hebben uitgewonnen. Het gerecht heeft geoordeeld dat er geen juridische of feitelijke misslagen zijn in het eerdere vonnis en dat er geen noodtoestand aan de zijde van eiseres is ontstaan. Echter, het gerecht heeft ook vastgesteld dat eiseres onevenredig hard wordt getroffen door het beslag, aangezien de hypotheekhouder de veilingprocedure van de woning heeft opgestart. Het gerecht heeft daarom besloten het beslag op de woning op te heffen met ingang van 1 december 2024, tenzij gedaagden voor die tijd het beslag uitwinnen. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.