In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De verzoekers, de moeder en de man, beiden woonachtig in Curaçao, hebben een verzoek ingediend om de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2021. De minderjarige is geboren uit een huwelijk tussen de verzoekers dat van 6 oktober 2009 tot 7 september 2023 heeft geduurd. De moeder heeft een affectieve relatie gehad met een andere man, die bereid is de minderjarige te erkennen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 oktober 2023 werd ingediend. De Voogdijraad is benoemd als bijzondere curator en heeft op 12 januari 2024 een adviesrapport ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 waren de verzoekers en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig. De uitspraak werd op 22 februari 2024 gedaan.
Het verzoek tot ontkenning van het vaderschap is gegrond op artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ontkenning binnen een jaar na de geboorte van het kind of na bekendheid met het feit dat men vermoedelijk niet de biologische vader is, moet worden ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoekers niet binnen de wettelijke termijn hebben ingediend, maar de Voogdijraad heeft het verzoek namens de minderjarige ingediend, waardoor het verzoek ontvankelijk is verklaard.
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de wettige vader niet de biologische vader is van de minderjarige. Het gerecht heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende redenen zijn om de wettelijke presumptie van vaderschap te handhaven. De ontkenning van het vaderschap is gegrond verklaard, en de griffier zal een afschrift van de beschikking toezenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Curaçao.