ECLI:NL:OGEAC:2024:41

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
CUR202303476
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontkenning vaderschap met betrekking tot minderjarige, tijdigheid en rol van bijzondere curator

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De verzoekers, de moeder en de man, beiden woonachtig in Curaçao, hebben een verzoek ingediend om de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2021. De minderjarige is geboren uit een huwelijk tussen de verzoekers dat van 6 oktober 2009 tot 7 september 2023 heeft geduurd. De moeder heeft een affectieve relatie gehad met een andere man, die bereid is de minderjarige te erkennen.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 30 oktober 2023 werd ingediend. De Voogdijraad is benoemd als bijzondere curator en heeft op 12 januari 2024 een adviesrapport ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 waren de verzoekers en vertegenwoordigers van de Voogdijraad aanwezig. De uitspraak werd op 22 februari 2024 gedaan.

Het verzoek tot ontkenning van het vaderschap is gegrond op artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de ontkenning binnen een jaar na de geboorte van het kind of na bekendheid met het feit dat men vermoedelijk niet de biologische vader is, moet worden ingediend. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoekers niet binnen de wettelijke termijn hebben ingediend, maar de Voogdijraad heeft het verzoek namens de minderjarige ingediend, waardoor het verzoek ontvankelijk is verklaard.

Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de wettige vader niet de biologische vader is van de minderjarige. Het gerecht heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende redenen zijn om de wettelijke presumptie van vaderschap te handhaven. De ontkenning van het vaderschap is gegrond verklaard, en de griffier zal een afschrift van de beschikking toezenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Curaçao.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

zaaknummer: CUR202303476
Beschikking van 22 februari 2024
op het verzoek van:
[de moeder], hierna: de moeder,
en
[de man],hierna: de man,
verzoekers,
beiden wonende in Curaçao,
procederend in persoon,
als belanghebbende worden aangemerkt:
[de minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2021 in Curaçao,
wonende in Curaçao, hierna: de minderjarige,
in rechte vertegenwoordigd door de Voogdijraad Curaçao, in de hoedanigheid van bijzondere curator.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 30 oktober 2023 bij de griffie ingediend;
  • de beschikking van 28 november 2023, waarin de Voogdijraad als bijzondere curator is benoemd;
  • het adviesrapport van de Voogdijraad van 12 januari 2024, ingediend op de rolhandeling van 16 januari 2024;
  • de mondelinge behandeling op 8 februari 2024, waarbij aanwezig waren: verzoekers, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

  • Verzoekers zijn van 6 oktober 2009 tot 7 september 2023 gehuwd geweest;
  • De minderjarige is uit dit huwelijk geboren.

3.Het verzoek, het advies en de beoordeling

3.1.
Het verzoek strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door de man over de minderjarige. Daartoe voeren verzoekers aan dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is. De moeder en de man wonen, ondanks dat zij nog getrouwd waren, al acht jaar gescheiden van elkaar. De minderjarige is geboren uit een affectieve relatie van de moeder met een andere man. De biologische vader heeft aangegeven de minderjarige te zullen erkennen.
3.2.
Het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap is gegrond op artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek. Ingevolge lid 5 van genoemd artikel dient het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door de moeder te worden ingediend binnen een jaar na de geboorte van het kind en door de vader binnen een jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind. Het gerecht stelt vast dat de ouders het verzoek niet hebben ingediend binnen de wettelijke termijn en zij dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun verzoek.
3.3.
De Voogdijraad adviseert het verzoek toe te wijzen, nu de minderjarige recht heeft op het vaststellen van de juiste familierechtelijke betrekkingen. Ter zitting heeft de Voogdijraad desgevraagd te kennen gegeven dat zij het verzoek tot ontkenning van het vaderschap overneemt en het verzoek namens de minderjarige indient. Nu het verzoek door de minderjarige binnen de wettelijke termijn is ingediend, kan hij worden ontvangen in het verzoek.
3.4.
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de wettige vader niet de biologische vader is van de minderjarige. Geen van betrokkenen wenst dat de wettelijke presumptie van vaderschap gehandhaafd blijft, terwijl ook anderszins geen zwaarwegende redenen aanwezig zijn die aan de aantasting van het vaderschap van de wettige vader in de weg staan. Nu aan de wettelijke vereisen is voldaan zal het verzoek van de bijzondere curator tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de man over de minderjarige worden toegewezen.

4.De beslissing

Het gerecht:
4.1.
verklaart gegrond de ontkenning van het vaderschap van [de man], geboren op [geboortedatum] 1963 op Curaçao, over [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 in Curaçao;
4.2.
bepaalt dat de griffier, wanneer deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van de beschikking doet toekomen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te Curaçao, om deze toe te voegen aan de desbetreffende onder hem berustende akten.
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door
mr. M. Molenaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.