In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 25 januari 2024 een beschikking gegeven in het kader van een voorlopige voorziening tijdens een echtscheidingsprocedure. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om alimentatie voor zowel de minderjarige als voor haarzelf. De man, verweerder, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. De vrouw heeft een bijdrage van NAf 1.000,- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en NAf 7.500,- per maand voor haar levensonderhoud verzocht. De man heeft aangegeven dat hij geen draagkracht heeft voor de gevraagde bedragen, maar heeft wel een bijdrage van NAf 3.500,- per maand aangeboden voor haar levensonderhoud.
De rechter heeft vastgesteld dat de man geen bezwaar heeft tegen de bijdrage van NAf 1.000,- voor de minderjarige, wat wordt toegewezen met ingang van 1 februari 2024. Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechter geconcludeerd dat de man, gezien zijn financiële situatie en de lasten die hij draagt, in staat is om NAf 3.500,- per maand te betalen. De rechter heeft de verzoeken van de vrouw voor alimentatie toegewezen, maar het verzoek voor een hoger bedrag is afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man de alimentatiebetalingen moet voldoen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in de bodemprocedure gedaan.