In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 28 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Top Quality Cleaning Services N.V. (hierna: Top) en [gedaagde]. Top vorderde onder andere dat het gerecht zou bepalen dat [gedaagde] de samenwerking niet rechtsgeldig had opgezegd, waardoor de overeenkomst zou zijn verlengd tot 16 januari 2025. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de opzegging door [gedaagde] te laat was ingediend, namelijk op 31 mei 2024, terwijl de opzegtermijn van twee maanden in acht genomen had moeten worden. Het gerecht oordeelde echter dat Top onvoldoende bewijs had geleverd dat er sprake was van een geldige overeenkomst voor bepaalde tijd die tijdig opgezegd had moeten worden. Hierdoor werd de vordering van Top afgewezen.
Daarnaast voerde Top aan dat [gedaagde] zich niet aan de aanbestedingsregels had gehouden tijdens de aanbestedingsprocedure voor schoonmaakonderhoud. Het gerecht oordeelde dat de aanbestedingsprocedure een private aanbesteding betrof, waarbij de nationale aanbestedingsregels niet van toepassing waren. Het gerecht concludeerde dat [gedaagde] als private aanbesteder de vrijheid had om de procedure naar eigen inzicht vorm te geven en dat Top geen bijzondere omstandigheden had aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de beginselen van gelijkheid en transparantie niet in acht genomen konden worden. Ook deze vordering van Top werd afgewezen.
Uiteindelijk werd Top veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk was gesteld. De kosten van [gedaagde] werden begroot op Cg 2.000 aan gemachtigdensalaris. Het vonnis werd uitgesproken door mr. K.A.M. Lasten, rechter, bijgestaan door mr. H. Akbuz, griffier.