In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is op 17 april 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om partneralimentatie en een bijdrage aan de kosten van levensonderhoud voor een meerderjarig kind. De verzoekster, de vrouw, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.A. Knoppel, heeft verzocht om partneralimentatie, stellende dat zij behoeftig is en niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De verweerder, de man, vertegenwoordigd door mr. E.B. Wilsoe, heeft hiertegen verweer gevoerd. Tijdens de procedure is gebleken dat de vrouw en de man nog steeds samenwonen in hun gezamenlijke woning, wat van invloed is op de beoordeling van de behoeftigheid van de vrouw. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vrouw een netto maandinkomen heeft van Cg 4.315,57, terwijl haar maandlasten Cg 6.044,- bedragen. De man heeft aangegeven dat hij de helft van de hypotheeklasten en andere kosten voor zijn rekening neemt. Gezien deze omstandigheden heeft het gerecht geoordeeld dat de vrouw niet als behoeftig kan worden aangemerkt en heeft het verzoek om partneralimentatie afgewezen. Wat betreft de kosten van levensonderhoud van het meerderjarige kind, is het gerecht tot de conclusie gekomen dat de man en de vrouw bij helfte moeten bijdragen in de kosten, die zijn vastgesteld op Cg 483 per maand. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.