ECLI:NL:OGEAC:2025:143

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
CUR202500650
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verkoop van registergoederen ten behoeve van minderjarige na overlijden van de vader

In deze zaak verzoekt de moeder, die de voogdij heeft over haar minderjarige kind, om een machtiging van de rechter om handelingen te verrichten voor rekening van de minderjarige. Dit betreft de verkoop van twee registergoederen die tot de nalatenschap van de overleden vader behoren. De vader is in 2023 overleden en heeft zijn vier kinderen als enige erfgenamen benoemd. De moeder heeft de nalatenschap namens de minderjarige aanvaard. De procedure omvat verschillende stappen, waaronder het indienen van een verzoekschrift, het verstrekken van aanvullende informatie door het gerecht, en een mondelinge behandeling via videoverbinding. Het gerecht heeft vastgesteld dat het bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek met betrekking tot de nalatenschap, maar niet voor het verzoek om een maandelijks bedrag voor de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige, aangezien de minderjarige in Nederland woont. De rechter heeft de moeder machtiging verleend om de verkoop van de registergoederen te realiseren, met de voorwaarde dat het aandeel van de minderjarige in de opbrengst op een speciale bankrekening wordt gestort. Het verzoek om goedkeuring voor het opnemen van een maandelijks bedrag is afgewezen, omdat dit niet onder de bevoegdheid van de Curaçaose rechter valt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202500650
Beschikking van 26 juni 2025
op het verzoek van:
[de moeder],
wonend in [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
gevolmachtigde: Y.L.D. Suen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, op 21 februari 2025 ingediend;
  • het e-mailbericht van 11 maart 2025, waarin het gerecht nadere inlichtingen heeft gevraagd aan de moeder;
  • het e-mailbericht met als bijlage een verklaring van erfrecht van de moeder van 19 mei 2025;
  • de mondelinge behandeling op 22 mei 2025, waarbij de moeder is verschenen via een videoverbinding;
  • het e-mailbericht van mr. S. van der Veen (kandidaat-notaris) van 6 juni 2025 met als bijlage twee getekende koopovereenkomsten.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De moeder is gehuwd geweest met [de vader](hierna te noemen: de vader). Uit dit huwelijk zijn vier kinderen geboren:
1) [kind 1], geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1998;
2) [kind 2], geboren in [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2000;
3) [kind 3], geboren in [geboorteplaats 3]op [geboortedatum 3] 2001;
4) [kind 4], geboren in [geboorteplaats 4] op [geboortedatum 4] 2011 (hierna te noemen: de minderjarige).
2.2.
De vader is in 2023 in Curaçao, zijn laatste woonplaats, overleden. Uit de overgelegde verklaring van erfrecht volgt dat de vader zijn vier voornoemde kinderen tezamen en voor gelijke delen als zijn enige erfgenamen heeft benoemd.
2.3.
Het huwelijk tussen de moeder en de vader is, voor het overlijden van de vader, ontbonden door echtscheiding.
2.4.
De meerderjarige kinderen van de vader hebben zijn nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. De moeder heeft de nalatenschap van de vader namens de minderjarige aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2.5.
Tot de nalatenschap van de vader behoort onder meer:
een perceel grond, gelegen in het Tweede District van Curaçao, bekend als kavel nummer [nummer] van het verkavelingsplan “[het verkavelingsplan]”, ter grootte van 610 m2,, met het daarop gebouwde plaatselijk bekend als [adres](hierna te noemen: registergoed 1);
een perceel grond gelegen in het Tweede District van Curaçao te “[adres]”, bekend als kavel B, ter grootte van 1.239 m2,, met het daarop gebouwde plaatselijk bekend als [adres] (hierna te noemen: registergoed 2);
a. een perceel grond gelegen in het Tweede District van Curaçao te “[adres]”, bekend als kavel nummer [nummer], ter grootte van 202 m2,;
b. een perceel grond gelegen in het Tweede District van Curaçao te “ [adres]”, bekend als kavel A, ter grootte van 27 m2,
met het daarop gebouwde plaatselijk bekend als [adres](hierna te noemen: registergoederen 3).
2.6.
De minderjarige woont bij de moeder in Nederland. De moeder heeft het eenhoofdig gezag over de minderjarige.

3.De verzoeken

3.1.
De moeder verzoekt, zo begrijpt het gerecht, op grond van artikel 1:345 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo. 1:253k BW, een machtiging van de rechter om handelingen voor rekening van de minderjarige te verrichten, te weten de verkoop en levering van registergoed 2 en registergoederen 3 en de verhuur van registergoed 1 (de moeder heeft in haar verzoekschrift verzocht om de verhuur dan wel verkoop van registergoed 1, maar gelet op het verhandelde ter zitting begrijpt het gerecht haar verzoek zodanig dat zij verzoekt om een machtiging ten aanzien van enkel de verhuur van registergoed 1).
3.2.
Voorts verzoekt de moeder goedkeuring te verlenen tot het opnemen van een maandelijks bedrag van €280 (van het aandeel van de minderjarige afkomstig uit de nalatenschap van de vader) ten behoeve van de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige.

4.De beoordeling

rechtsmacht
4.1.
Omdat de moeder en de minderjarige in Nederland wonen, dient eerst te worden beoordeeld of de Curaçaose rechter rechtsmacht heeft.
4.2.
Ingevolge artikel 429c, zes lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in zaken betreffende nalatenschappen de rechter in eerste aanleg van de laatste woonplaats van de overledene mede bevoegd. Voorts bepaalt artikel 429c, derde lid Rv dat in zaken betreffende minderjarigen de rechter van de woonplaats van de minderjarige bevoegd is.
4.3.
Naar het oordeel van het gerecht is op het verzoek van de moeder om een machtiging te verlenen artikel 429c, zesde lid Rv van toepassing. Dit verzoek ziet namelijk op de (afwikkeling) van de nalatenschap van de vader. Omdat de laatste woonplaats van de vader Curaçao was, acht het gerecht zich bevoegd om kennis te nemen van dit verzoek.
4.4.
Het andere verzoek van de moeder, strekkende tot het opnemen van een maandelijks bedrag ten behoeve van de minderjarige, is naar het oordeel van het gerecht een verzoek in de zin van artikel 429c, derde lid Rv. Dit verzoek betreft immers niet de nalatenschap van de vader, maar het vermogen en de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Nu artikel 429c, derde lid Rv van toepassing is en de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, is de Curaçaose rechter niet bevoegd kennis te nemen van het verzoek. De moeder dient zich hiervoor tot de Nederlandse rechter te wenden.
4.5.
Gelet op het voorgaande zal het gerecht zich onbevoegd verklaren ten aanzien van het verzoek van de moeder om een maandelijks bedrag op te nemen ten behoeve van de minderjarige. Het verzoek om een machtiging te verlenen in de zin van artikel 1:345 BW jo. 1:253k BW zal het gerecht, nu het gerecht zich bevoegd acht, inhoudelijk beoordelen.
machtiging
4.6.
Op basis van artikel 1:345 BW jo. 1:253k BW behoeft een ouder machtiging van de rechter in eerste aanleg om, onder andere, de volgende handeling voor rekening van de minderjarige te verrichten: het aangaan van overeenkomsten strekkende tot beschikking over goederen van de minderjarige, tenzij de handeling geld betreft, als een gewone beheersdaad kan worden beschouwd, of krachtens rechterlijk bevel geschiedt. Ingevolge artikel 1:356 BW wordt een dergelijke rechterlijke machtiging slechts gegeven indien dit de rechter in het belang van de minderjarige noodzakelijk, nuttig of wenselijk blijkt te zijn.
4.7.
De moeder heeft twee (voorlopige) koopovereenkomsten, ten aanzien van de verkoop van het registergoed 2 en de registergoederen 3, overgelegd.
4.8.
Het gerecht is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige wenselijk is dat de moeder wordt gemachtigd om voor haar rekening de koopovereenkomsten ten aanzien van het registergoed 2 en de registergoederen 3 aan te gaan, onder de voorwaarde dat het aan de minderjarige toekomende deel van de opbrengst van de verkoop van de registergoederen wordt gestort op een bankrekening ten name van de minderjarige die is voorzien van een zogenoemde BEM-clausule.
4.9.
Het verzoek van de moeder om een machtiging te verlenen voor het aangaan van een huurovereenkomst zal het gerecht afwijzen, nu verhuur een beheersdaad is en derhalve niet onder het machtigingsvereiste valt. De moeder heeft voor de verhuur van registergoed 1 aldus geen machtiging nodig.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de moeder strekkende tot goedkeuring tot het opnemen van een maandelijks bedrag van het aandeel van de minderjarige afkomstig uit de nalatenschap van de vader;
5.2.
verleent de moeder, [de moeder], machtiging om voor rekening van de minderjarige [kind 4], geboren in Curaçao op 17 mei 2011, over te gaan tot de verkoop en levering van registergoed 2 voor de koopsom van Cg 300.000,00 en de verkoop en levering van registergoederen 3 voor de koopsom van Cg 180.000,00, onder de voorwaarde dat het aandeel van de minderjarige in de opbrengst van de verkoop wordt overgemaakt op een bankrekening ten name van de minderjarige die is voorzien van een BEM-clausule;
5.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.W.J. Vinkes, rechter, en op 26 juni 2025 in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.