ECLI:NL:OGEAC:2025:145

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 mei 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
CUR202402617
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgrond en erfgenamen: geschil over rechthebbendheid op percelen grond in Curaçao

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben de erven van [erflater] een verklaring voor recht gevorderd over wie rechthebbende is op verschillende percelen grond. De erven stellen dat zij als erfgenamen van [erflater] huurder zijn gebleven van kavel [kavelnummer], omdat [gedaagde 1] geen formele huurdersrechten heeft verkregen. De zaak is ontstaan na het overlijden van [erflater] in 2020, waarbij de erven de rechten op kavel 28 aan [eiser 2] hebben verkocht. De gedaagden, waaronder [gedaagde 1], [gedaagde 2] en het Land Curaçao, hebben verweer gevoerd en de vorderingen van de erven afgewezen. Het gerecht heeft vastgesteld dat [erflater] nooit eigenaar is geweest van de kavels en dat hij in 1998 zijn vermeende rechten aan [gedaagde 1] heeft verkocht, waarbij hij afstand deed van de huurdersrechten. Het gerecht concludeert dat de erven geen aanspraak kunnen maken op de kavels en wijst de vorderingen af. De erven en [eiser 2] worden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202402617
Vonnis van 19 mei 2025
in de zaak van

1.de erven van [erflater],2. [eiser 2],allen domicilie kiezend in [plaats],eisers in conventie, gedaagden in reconventie,gemachtigde: mr. N.V.R. Doekhie,

tegen

1.[gedaagde 1],

2. [gedaagde 2],

wonend in [woonplaats] respectievelijk in [woonplaats],
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. R.E.F.A. Bijkerk,

3. de openbare rechtspersoon HET LAND CURACAO,

zetelend in Curaçao,
gedaagde in conventie,
gemachtigden: mrs. E.A.J.M. van den Berg en G.N. Hollander,
Partijen worden hierna de erven, [gedaagde 1], [eiser 2], [gedaagde 2] en het Land genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 15 juli 2024,
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, van [gedaagde 1] en [gedaagde 2],
  • de conclusie van antwoord van het Land,
  • de aanvullende producties van de erven en [eiser 2],
  • de mondelinge behandeling van 16 september 2024, waar partijen zijn verschenen bijgestaan door hun gemachtigden. Namens het Land was voorts mevrouw K. Klosteren aanwezig. De heer [gedaagde 1] is niet verschenen.
  • de pleitnotitie van mr. Doekhie.
1.2.
Ter zitting is de eis in reconventie ingetrokken.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Op 20 mei 1974 heeft [erflater] (hierna: [erflater]) een stuk grond gehuurd van het Eilandgebied Curaçao. Het stuk grond staat bekend als Blok A kavelnummer [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]), behorende bij het verkavelingsplan Lagoen, gelegen in het derde district van Curaçao, ter grootte van ongeveer 715 m2 (hierna: kavel [kavelnummer]).
2.2.
Naast kavel [kavelnummer] ligt [wijk] kavel [kavelnummer]. Blijkens de plankaart behorende bij het verkavelingsplan [wijk] is [het adres] op enig moment opgesplitst in kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]) en kavel [kavelnummer] (meetbrief meetbrief]).
2.3.
Op 5 juni 1995 is bij notariële akte, verleden voor notaris mr. M. van der Plank, de verkoop aan [erflater] door [de moeder van erflater] (de moeder van [erflater], hierna: [moeder van erflater]) vastgelegd, onder voorbehoud van levenslang vruchtgebruik, van:
‘de rechten op de opstallen, plaatselijk bekend als Lagoen zonder nummer, gesticht op een perceel grond gelegen in het derde district van Curacao, toebehorende aan het eilandgebied Curacao, met alle rechten die de verkoopster als huurster van de grond tegenover het Eilandgebied Curacao op dit perceel kan doen gelden, hierna te noemen: “de huurdersrechten” (…)
Deze verkoop en koop is geschied onder de navolgende bepalingen:
1. De huurdersrechten worden verkocht met alle daaraan verbonden bepalingen en beperkingen.2. Koper zal zelf een huurovereenkomst met de eigenaar van de grond moeten sluiten onder de alsdan vast te stellen voorwaarden.’
2.4. [
wijk] zonder nummer ziet op [wijk] Blok A kavelnummer [kavelnummer]. [erflater] en [moeder van erflater] hebben de rechten op een deel van dit perceel verkocht aan mevrouw [betrokkene 1], die op 28 november 1997 het erfpachtrecht heeft gekregen (meetbrief [meetbriefnummer], deel van meetbrief [meetbriefnummer]). In 2007 is het erfpachtrecht, met het daarop gebouwde, overgedragen aan de heer [betrokkene 2].
2.5.
De rechten met betrekking tot kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]) zijn verkocht aan de heer [gedaagde 1]. Op 16 juni 1998 hebben [erflater], vertegenwoordigd door [moeder van erflater], en [gedaagde 1] een overeenkomst gesloten, getiteld ‘
Onderhandse akte “Overdracht huurrechten” (bindende intentieverklaring I)'. In deze overeenkomst staat dat [gedaagde 1] de huurrechten koopt van een perceel grond gelegen op het verkavelingsplan [wijk], plaatselijk bekend als [adres], ter grootte van ongeveer 450 m², evenals alle rechten van [erflater] met betrekking tot de op het perceel aanwezige opstal. [gedaagde 1] verplicht zich tevens tot het bouwen van een twee-onder-één-kapwoning. Na de voltooiing van de bouw zullen beide partijen elk de helft van het perceel en de woning ter beschikking krijgen.
2.6.
De twee-onder-één-kapwoning is door [gedaagde 1] gerealiseerd.
2.7.
Bij notariële akte van 9 december 1999, verleden voor notaris mr. M. van der Plank, is vervolgens de verkoop aan [gedaagde 1] door [moeder van erflater] (‘
comparante sub 1a’) en [erflater] (‘
comparant sub 1b’) vastgelegd van de rechten op de opstallen, plaatselijk bekend als [adres], gesticht op een kennelijk afgepaald gedeelte van het perceel van ongeveer 360 m2, en alle rechten die de verkopers als huurder tegenover het Eilandgebied Curaçao op dit gedeelte van het perceel kunnen doen gelden (‘
de huurdersrechten’). In de notariële akte staat, voor zover relevant:
‘Evenomschreven rechten zijn door comparant sub 1b in blote eigendom verkregen blijkens een akte van verkoop en koop en overdracht, de dato vijf juni negentienhonderd vijfennegentig, voor mij notaris verleden, onder voorbehoud van levenslang vruchtgebruik ten behoeve van comparante sub 1a.
(…)
1. De huurdersrechten worden verkocht met alle daaraan verbonden bepalingen en beperkingen.2. Koper zal zelf een huurovereenkomst met de eigenaar van de grond moeten sluiten onder de alsdan vast te stellen voorwaarden.De verkopers doen bij deze onherroepelijk afstand van hun huurdersrechten met betrekking tot vooromschreven afgepaald gedeelte van de grond ten behoeve van de koper.
2.8. [
gedaagde 1] heeft niet de huurdersrechten verkregen van kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]).
2.9.
In 1999 heeft [erflater] zijn rechten op kavel [kavelnummer] verkocht.
2.10.
Bij koopovereenkomst van 15 maart 2004 heeft [erflater] aan de heer [gedaagde 2] en mevrouw [partner van gedaagde 2] verkocht:

de rechten van verkoper op de opstallen, plaatselijk bekend als [adres], gesticht op een perceel grond gelegen in het 3e district van Curaçao, ter grootte van±
700m2, toebehorende aan het Eilandgebied Curaçao, met alle rechten die de verkoper als huurder van de grond tegenover het Eilandgebied Curaçao op dit perceel kan doen gelden, hierna ook te noemen: de huurdersrechten”
2.11.
De koopovereenkomst van 15 maart 2004 is vastgelegd bij notariële akte van 3 augustus 2004, verleden voor notaris mr. M. van der Plank. In de notariële akte, staat, voor zover relevant:
‘De verkoper heeft blijkens koopovereenkomst de dato vijftien maart tweeduizendvier verkocht en draagt bij deze over (…) de rechten van verkoper op de opstallen welke staan op een perceel grond plaatselijk bekend als[adres],ter grootte van ongeveer zevenhonderd vierkante meter (700 m2), gelegen in het derde district van Curacao, met alle rechten die de verkoper als huurder van de grond tegenover
het Eilandgebied Curacao kan doen gelden, hierna te noemen: “de huurdersrechten” (…)
Evenomschreven rechten zijn door verkoper verkregen blijkens een akte van verkoop en koop, op vijf juni negentienhonderdvijfennegentig voor voornoemde notaris Van der Plank verkregen; zijnde het in die akte genoemde recht van vruchtgebruik tenietgegaan, waarvan blijkt uit een onderhandse akte van afstanddoening
(…)
Deze verkoop en koop is geschied onder de navolgende bepalingen:

1. De huurdersrechten worden verkocht met alle daaraan verbonden bepalingen en beperkingen.2. De koper zal zelf een huurovereenkomst met de eigenaar van de grond moeten sluiten onder de alsdan vast te stellen voorwaarden.De verkoper doet voorzoveel nodig afstand van zijn huurdersrechten ten behoeve van de koper.
2.12.
Bij notariële akte van 20 juli 2012 is ten behoeve van [gedaagde 2] en [partner van gedaagde 2] een erfpachtrecht gevestigd op kavel [adres] (meetbrief [meetbriefnummer]).
2.13. [
gedaagde 1] heeft op 11 februari 2015 voor kavel 28 (meetbrief [meetbriefnummer]) een verzoek tot uitgifte van erfpacht ingediend. Tot op heden heeft hij van Domeinbeheer hierover geen uitsluitsel ontvangen.
2.14.
Bij notariële akte van 20 augustus 2015 is hebben [gedaagde 2] en [partner van gedaagde 2] een echtscheidingsconvenant vastgelegd. Daarin is, voor zover relevant, opgenomen dat [gedaagde 2] toebedeeld krijgt:
‘1. het (…) recht van erfpacht op een perceel grond, ter grootte van vijfhonderd drieënveertig vierkante meter (543 m2) (…) bekend als kavel nummer [kavelnummer], nader omschreven in meetbrief nummer 352, van tweeduizend elf, met het daarop gebouwde woonhuis; (…)
3. de rechten en aanspraken met betrekking tot de opstallen welke staan op een perceel grond, ter grootte van ongeveer zevenhonderd vierkante meter 700 m2 (…), plaatselijk bekend als [adres], met alle die rechten die partijen als huurder van dit perceel grond tegenover het land Curaçao kunnen doen gelden, voor zover niet in erfpacht uitgegeven aan partijen.’
2.15.
Op 8 januari 2018 heeft [erflater] aan Domeinbeheer verzocht kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]) aan [gedaagde 2] over te dragen. Op dit verzoek is niet beslist.
2.16. [
erflater] is op [overlijdensdatum] 2020 overleden. Blijkens zijn testament, gedateerd 8 januari 2016 en de overgelegde aktes heeft hij als erfgenamen: [erfgenaam 1] (geboren op [geboortedatum] 1971), [erfgenaam 2] (geboren op [geboortedatum] 1974), [erfgenaam 3] (geboren op [geboortedatum] 1977) en [erfgenaam 4] (geboren op [geboortedatum] 1991).
2.17.
De erven hebben op 27 oktober 2021 de rechten op kavel 28 (meetbrief [meetbriefnummer]) aan [eiser 2] verkocht. In de koopovereenkomst staat voor, zover relevant:
‘Verkoper heeft verkocht (…):
Alle rechten op het perceel huurgrond in het derde district van Curaçao te “[wijk]”, nader omschreven in meetbrief nummer [meetbriefnummer] ter grootte van 463 m2, aard van het terrein en de bewoning Stenen/houten huis en erf, Grensverzekering Raster op muur, stenen pilaren en muren, plaatselijk bekend als [wijk] zn’.

3.De vordering en de standpunten van partijen

3.1.
De erven vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Primair:
a. Een verklaring voor recht wie rechthebbende is op het perceel [adres] voor wat betreft de huurrechten [meetbriefnummer].
b. Een verklaring voor recht wie rechthebbende is op het perceel [adres] ter grootte van 700 m2.
c. Een verklaring voor recht wie rechthebbende is op het perceel [adres], ter grootte van 543m2 (meetbrief [meetbriefnummer]).
Subsidiair:
d. [gedaagde 1] te veroordelen met een dwangsom van (thans:) Cg 100 per dag informatie te verschaffen wat zich heeft afgespeeld tussen [erflater] en [gedaagde 1], zodanig dat [erflater] in 2018 een nieuwe aanvraag indient met als belanghebbende [gedaagde 2].
e. De verkoopovereenkomst tussen [erflater] en [gedaagde 1] als ontbonden te beschouwen, aangezien [gedaagde 1] nooit de huurrechten heeft gekregen en sprake is van wanprestatie op grond van de overeenkomst en [gedaagde 1] geen aanspraak meer maakt op een vergoeding of restitutie omdat sprake is van verjaring of rechtsververwerking.
f. [gedaagde 2] te veroordelen zich uit te laten, met een dwangsom van Cg 100 per dag, informatie te verschaffen wat partijen hebben bedoeld met [adres] en de overdracht in 2012 van het perceel [het perceel] van [erflater], terwijl in de akte scheiding en deling duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen twee aparte rechten c.q. percelen.
g. Domeinbeheer te veroordelen zich uit te laten over deze aanvragen en de rechtspositie van partijen op heden te bepalen met een dwangsom van Cg 100 per dag indien deze informatie niet wordt verschaft.
h. Onder een dwangsom van Cg 100 de renovatie of bouwwerkzaamheden te staken en gestaakt houden door mogelijk [gedaagde 2] of [gedaagde 1] op het perceel [het perceel] tot dat er in dit geschil beslist is wie nog steeds rechthebbende/huurder is op het perceel [het perceel].
i. Kosten rechtens.
3.2. [
gedaagde 1], [gedaagde 2] en het Land hebben verweer gevoerd en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gerecht stelt, onder verwijzing naar artikel 111 lid 1 Rv, vast dat de namen van de erven van [erflater] niet in het verzoekschrift zijn vermeld. Het gerecht gaat op basis van het bij het verzoekschrift overgelegde testament van [erflater], waarvan onbetwist is dat de erfgenamen de nalatenschap hebben aanvaard, de overgelegde aktes en de ter zitting gegeven toelichting ervan uit dat de erven de personen genoemd in rechtsoverweging 2.16. zijn.
4.2. [
gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben gesteld dat de gevorderde verklaringen voor recht over "wie rechthebbende is" op de kavels [kavelnummer], [kavelnummer] en [kavelnummer] onvoldoende duidelijk en bepaald zijn, en daarom afgewezen dienen te worden. Het gerecht volgt dit niet. Bij de uitleg van een petitum moet niet alleen acht worden geslagen op de bewoordingen daarvan, maar komt ook betekenis toe aan de inhoud van hetgeen aan de eis ten grondslag ligt, de wijze waarop de wederpartij de eis heeft opgevat en redelijkerwijs moest opvatten, en het overige partijdebat (HR 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:22). Gelet op de door partijen gegeven toelichtingen zal het gerecht de toewijsbaarheid van de gevorderde verklaringen voor recht daarom beoordelen.
4.3.
De kern van de zaak is dat de erven, onder verwijzing naar artikel 7:229 lid 1 BW (waaruit volgt dat de dood van een huurder de huurovereenkomst niet doet eindigen), menen dat zij als erfgenamen van [erflater] huurder zijn gebleven van kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]), aangezien [gedaagde 1] tot op heden geen rechten van Domeinbeheer heeft verkregen. Hieruit volgt dat zij bevoegd waren de rechten op dit perceel huurgrond aan [eiser 2] te verkopen. Daarnaast stellen de erven belang te hebben bij duidelijkheid over de vraag of [erflater] rechthebbende was ten aanzien van de kavels kavelnummer] en [kavelnummer]. Uit hun stellingen blijkt dat zij menen zelf rechthebbende te zijn.
4.4.
Vaststaat dat [erflater] nooit eigenaar is geweest van een van de genoemde kavels. Evenmin is gebleken dat hij ten tijde van zijn overlijden beschikte over de huurdersrechten van deze kavels of over het (economisch) eigendom van de opstallen. Het gerecht overweegt hiertoe in de eerste plaats dat het Land heeft verklaard dat [erflater] ten aanzien van geen van de kavels als huurder geregistreerd stond. Daarnaast zijn er geen huurboeken of andere bewijzen overgelegd waaruit dit zou blijken.
4.5.
Voorts staat vast dat [erflater] in 1998 zijn (vermeende) rechten met betrekking tot kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbrief]) aan [gedaagde 1] heeft verkocht. In de betreffende akten heeft hij uitdrukkelijk afstand gedaan van de huurdersrechten. Gelet hierop kunnen de erven geen aanspraak maken op enig recht met betrekking tot kavel [kavelnummer]. Dat [gedaagde 1] uiteindelijk geen formele huurdersrechten van het Land heeft verkregen, doet daaraan niet af. Overigens is ook niet gebleken dat [gedaagde 2] rechthebbende is ten aanzien van kavel 28. Dit is niet onderbouwd en is evenmin door het Land bevestigd.
4.6.
Ten aanzien van kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]) staat vast dat reeds in 2012 het recht van erfpacht is gevestigd ten behoeve van [gedaagde 2]. Aangezien dit voorafging aan het overlijden van [gedaagde 1] kunnen de erven ook hierop geen aanspraak maken.
4.7.
Met betrekking tot kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]) overweegt het gerecht allereerst dat niet is gebleken, zoals door [gedaagde 2] is gesteld, dat dit perceel identiek zou zijn aan kavel [kavelnummer] (meetbrief [meetbriefnummer]), waarvan hij het erfpachtrecht bezit. Het Land heeft dit voldoende toegelicht en de verschillende kavels ter zitting ook duidelijk aangeduid op de plankaart. Daarnaast blijkt uit de notariële akten van 3 augustus 2004 en 20 augustus 2015 dat het om afzonderlijke kavels gaat.
4.8.
Anders dan door het Land is gesteld, kan op grond van de notariële aktes van 5 juni 1995 en 3 augustus 2004 wel worden aangenomen dat [erflater] rechthebbende is geweest met betrekking tot kavel [kavelnummer]. Niet in geschil is echter dat [erflater] een deel van dit kavel, groot 363 m², heeft overgedragen aan mevrouw [betrokkene 1]. Zij heeft op 19 januari 1997 dit perceel in erfpacht verkregen (meetbrief [meetbriefnummer], deel van meetbrief [meetbriefnummer]) en heeft het erfpachtrecht in 2007 doorverkocht aan de heer [betrokkene 2]. Daarnaast heeft [erflater] in 2004 de rechten en opstallen op kavel [kavelnummer], met een oppervlakte van circa 700 m², verkocht aan [gedaagde 2] en zijn toenmalige echtgenote. Ook in deze overeenkomst heeft [erflater] uitdrukkelijk afstand gedaan van zijn huurdersrechten ten gunste van de kopers. Nu niet is gebleken dat met deze beide overeenkomsten niet het volledige kavel [kavelnummer] is overgedragen, moet worden geconcludeerd dat de erven ook ten aanzien van kavel [kavelnummer] geen rechten kunnen doen gelden.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat niet is gebleken dat de erven rechthebbende zijn (geweest) ten aanzien van de kavels [kavelnummer], [kavelnummer] en [kavelnummer]. Dit betekent dat ook niet vastgesteld kan worden dat [eiser 2] rechthebbende is. Een verklaring voor recht dat zij rechthebbende(n) zijn, kan derhalve niet worden gegeven. Hieruit volgt voorts dat de vorderingen ten aanzien van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen worden afgewezen, nu daarvoor geen grondslag bestaat. De vordering ten aanzien van het Land wordt ook afgewezen, omdat daaraan gevolg is gegeven waardoor het belang aan de vordering is komen te ontvallen.
4.10.
Omdat de erven en [eiser 2] (grotendeels) in het ongelijk wordt gesteld, worden zij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. De kosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden tot aan deze uitspraak begroot op Cg 2.500 aan gemachtigdensalaris.
4.11.
Aan het Land wordt geen proceskostenvergoeding toegekend omdat de gemachtigden bij haar in dienst zijn.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de erven en [eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van Cg 2.500;
5.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.W.J. Vinkes, rechter, bijgestaan door
mr. H. Akbuz, griffier, en in het openbaar uitgesproken.