ECLI:NL:OGEAC:2025:182

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
800.00005/25
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A. Carmelia
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling

In deze zaak heeft verzoeker, geboren in 1968, een verzoek ingediend om schadevergoeding op grond van artikel 178 juncto 649 van het Wetboek van Strafvordering, na onterecht ondergane voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling. Verzoeker werd op 26 april 2024 aangehouden en in verzekering gesteld voor verdenking van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, diefstal met geweld en afpersing. Na een periode van detentie van 20 dagen in politiecellen en 160 dagen in een Huis van Bewaring, werd verzoeker op 23 oktober 2024 vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Verzoeker vorderde een schadevergoeding van NAf 71.910,77, inclusief kosten voor gederfde inkomsten, kantinegelden, en advocaatkosten. De officier van justitie betwistte de onrechtmatigheid van de detentie en stelde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de duur van de detentie door zijn proceshouding. Het Gerecht oordeelde dat de dwangmiddelen rechtmatig waren toegepast en dat verzoeker geen recht had op de gevorderde schadevergoeding, met uitzondering van een bedrag voor de kosten van rechtsbijstand. Uiteindelijk werd een schadevergoeding van Cg 33.386,41 toegekend, bestaande uit schadevergoeding voor de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, en de kosten voor rechtsbijstand.

Uitspraak

Strafzaken over 2025
Zaaknummer: 800.00005/25
Parketnummer: 500.00131/24
Uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking, gegeven op het verzoek ex artikel 178 juncto 649 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ingediend door:
[verzoeker](hierna: verzoeker),
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],
ten deze domicilie kiezende ten kantore van de
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie, advocaat in Curaçao.

1.Het verloop van de procedure

Namens verzoeker is op 22 januari 2025 een verzoek ex artikel 178 Sv en, zo begrijpt het Gerecht, artikel 649 Sv, met producties, ingediend. Het verzoek strekt tot vergoeding van door verzoeker geleden schade ten gevolge van – zo begrijpt het Gerecht – jegens hem aangewende strafvorderlijke dwangmiddelen, ten bedrage van NAf 61.310,77, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, alsmede een bedrag van NAf 10.600,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, in verband met de betaalde advocaatkosten in de strafzaak.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de behandeling schriftelijk gereageerd. Deze reactie strekt ertoe dat het verzoek tot schadevergoeding integraal zal worden afgewezen.
Het verzoek is behandeld in raadkamer van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (het Gerecht) van 31 maart 2025. Verschenen zijn verzoeker, diens gemachtigde, mr. Larmonie, voornoemd, en de officier van justitie, mr. S. Scheer.
De gemachtigde heeft het verzoek mondeling toegelicht aan de hand van schriftelijke aantekeningen, die zijn overgelegd. De officier van justitie heeft daarop mondeling gereageerd.
Beslissing is nader bepaald op heden.

2.De ontvankelijkheid

Het verzoek is tijdig, binnen de in artikel 179, eerste lid, Sv en artikel 648, tweede lid, juncto artikel 649, vierde lid, gestelde termijn, en op de juiste wijze ingediend, zodat verzoeker daarin kan worden ontvangen.

3.De feiten

Verzoeker is op 26 april 2024 aangehouden en in verzekering gesteld voor de duur van twee dagen ter zake van verdenking van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving c.q. diefstal met geweld c.q. afpersing, welk bevel op dezelfde dag voor ten hoogste acht dagen is verlengd, ingaande 28 april 2024. Op 29 april 2024 is verzoeker aan de rechter-commissaris voorgeleid. De rechter-commissaris heeft meegedeeld dat hij de voortzetting van de inverzekeringstelling niet onrechtmatig oordeelt. Vervolgens is op – kennelijk – 6 mei 2024 een bevel tot bewaring van de verdachte verleend voor een termijn van acht dagen en is dat bevel verlengd voor een termijn van acht dagen. Tevens is bepaald dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een huis van bewaring in Curaçao. Bij beschikking van 21 mei 2024 heeft de rechter-commissaris de gevangenhouding van verzoeker bevolen voor een termijn van zestig dagen. Bij vonnis van dit Gerecht van 23 oktober 2024 is verzoeker van de aan hem ten laste gelegde feiten vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daarbij is de voorlopige hechtenis van verzoeker opgeheven. Dit vonnis is op 7 november 2024 onherroepelijk geworden. De strafzaak met voormeld parketnummer is daarmee geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Verzoeker heeft 20 dagen doorgebracht in de politiecellen te Barber, alsmede in Blok 1 van het SDKK. Vervolgens heeft verzoeker 160 dagen verbleven in het Huis van Bewaring.

4.Standpunten van partijen

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van het Land, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van het door hem ten onrechte ondergane voorarrest. Verzoeker heeft de toepassing van dwangmiddelen niet aan zichzelf te wijten gehad. Hij heeft immers niet tegenstrijdig verklaard dan wel wisselende verklaringen afgelegd of anderszins veroorzaakt dat de detentie voortduurde. Verzoeker heeft steeds zijn volledige medewerking verleend aan het onderzoek en heeft daarbij te kennen gegeven onschuldig te zijn. Nu de dwangmiddelen jegens verzoeker ten onrechte zijn toegepast dient verzoeker op grond van de redelijkheid en billijkheid schadevergoeding te worden toegekend. Deze schadevergoeding wordt als volgt gespecificeerd:
  • Verzoeker heeft 20 dagen in het cellencomplex te Barber en in Blok 1 van het SDKK doorgebracht. Hiervoor is een vergoeding van NAf 105,00 per dag passend. Verzoeker is vervolgens 160 dagen in het Huis van Bewaring opgesloten geweest. Hiervoor is een vergoeding van NAf 75,00 per dag passend. De totale vergoeding voor deze schadepost is 20 x NAf 105,00 = NAf 2.100,00 + 160 x NAf 75,00 = NAf 12.000,00, totaal NAf 14.100,00;
  • Gederfde inkomsten (gemist loon) NAf 34.599,86;
  • Kantine SDKK NAf 1.550,00;
  • Vliegtickets Cur-Miami-Cur verzoeker en partner NAf 4.590,88;
  • Hotelkosten 2 personen NAf 294,53;
  • Kosten 2 x entree F1 Miami Grand Prix NAf 2.864,00;
  • Kosten 2 x extra entree F1 Miami Grand Prix NAf 2.774,50;
  • Kosten parkeerplaats F1 Miami Grand Prix NAf 537,00;
  • Advocaatkosten verbandhoudende met bijstand in de strafzaak: NAf 10.600,00.
De totale schade bedraagt derhalve NAf 71.910,77, aldus verzoeker.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het strafdossier voldoende blijkt dat de dwangmiddelen rechtmatig zijn toegepast omdat ten tijde van het tijdstip waarop deze zijn toegepast aan de daarvoor geldende wettelijke vereisten is voldaan. De voorlopige hechtenis is ook meermalen door de rechter getoetst en als rechtmatig geoordeeld. Van onrechtmatige toepassing van het dwangmiddel is derhalve geen sprake. Er zijn bovendien geen gronden van redelijkheid en billijkheid gesteld of gebleken die maken dat de schade door het Land dient te worden gedragen. Bovendien heeft verzoeker de toepassing van het dwangmiddel mede aan zichzelf te wijten gehad. Hij heeft zich immers bij alle verhoren bij de politie consequent op zijn zwijgrecht beroepen, ook toen hij werd geconfronteerd met belastende bewijsmiddelen in het dossier. Uiteraard mag een verdachte zwijgen of niet de waarheid vertellen. Dit heeft echter in een zaak als deze uiteraard ook invloed op toepassing van dwangmiddelen. Het verzoek tot vergoeding van de kosten van voorlopige hechtenis dient dan ook te worden afgewezen. Ook voor vergoeding van de kosten van gederfde inkomsten, noodzakelijke stortingen kantine-SDKK levensmiddelen en vliegtickets, hotel en (entree)kosten gerelateerd aan ‘F1 Miami Grand Prix’ is geen grond. Nog daargelaten dat geen sprake is van onrechtmatige detentie, is evenmin grond voor vergoeding van deze kosten op basis van de redelijkheid en billijkheid. Wat betreft de gevorderde kosten van rechtsbijstand geldt dat deze dienen te worden onderbouwd met onder meer een gedetailleerde toelichting en urenstaat. Verzoeker heeft enkel twee kwitanties voorschot bijgevoegd. Bij gebrek aan een dergelijke onderbouwing dient het verzoek derhalve ook op dit punt te worden afgewezen, aldus steeds de officier van justitie.

5.De beoordeling

Het Gerecht overweegt als volgt.
Ingeval van rechtmatige toepassing van een dwangmiddel kan ingevolge artikel 178, eerste lid, Sv schadevergoeding worden toegekend wanneer er gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn dat de geleden schade geheel of gedeeltelijk door het Land wordt gedragen. Hierbij geldt als uitgangspunt bij de rechtmatige toepassing van een dwangmiddel, dat toegebrachte schade in beginsel voor rekening komt van de individuele burger die nadeel heeft ondervonden van de wijze waarop de overheid haar taak ten behoeve van de gemeenschap heeft uitgeoefend. Alleen indien er gronden van redelijkheid en billijkheid bestaan die maken dat de schade niet voor rekening van de individuele burger dient te blijven, heeft het Gerecht een discretionaire bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen. Voor vergoeding van gemaakte kosten van rechtsbijstand tijdens de strafzaak is het bepaalde in artikel 649 Sv van toepassing.
Uit de stukken van het geding en het verhandelde in raadkamer maakt het Gerecht op dat genoegzaam is gebleken dat de dwangmiddelen van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis rechtmatig zijn toegepast. Ter gelegenheid van de rechtmatigheidstoets heeft de rechter-commissaris meegedeeld dat hij de voortzetting van de inverzekeringstelling niet onrechtmatig oordeelt.
De ernstige bezwaren en de gronden die tot het bevel voorlopige hechtenis hebben geleid zijn door de rechter-commissaris getoetst en zijn aanwezig geoordeeld.
Anders dan de gemachtigde, is het Gerecht daarom van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de dwangmiddelen jegens verzoeker ‘ten onrechte’ zijn toegepast, dan wel dat er sprake is geweest van een onrechtmatige detentie. Het feit dat verzoeker uiteindelijk van de tenlastegelegde feiten is vrijgesproken, maakt het voorgaande niet anders.
Aan het feit dat verzoeker is vrijgesproken kan evenmin automatisch de conclusie worden verbonden dat hem schadevergoeding dient te worden toegekend. Bezien moet worden of er in de onderhavige zaak gronden van redelijkheid en billijkheid bestaan die maken dat de gestelde schade door het Land dient te worden gedragen. Daarbij slaat het Gerecht ook acht op de destijds door verzoeker ingenomen proceshouding.
Het in de strafzaak jegens verzoeker meest belastend materiaal betrof het feit dat de politie het telefoonnummer [telefoonnummer 1] aan verzoeker heeft gekoppeld, zijnde het telefoonnummer dat op 10 januari 2024, de dag van de ontvoering, van 14.52.39 uur tot en met 14.53.10 uur contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [betrokkene] aan wie losgeld zou zijn gevraagd. Volgens de politie heeft verzoeker het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bij Forensys opgegeven als zijn telefoonnummer. Ten processe is echter komen vast te staan dat op het Forensys-formulier niet het telefoonnummer [telefoonnummer 1], maar +[telefoonnummer 3] is vermeld. Dit is slordig recherchewerk. Tijdens het tweede verhoor op 26 april 2024 (dossier pagina 1569) is verzoeker voorgehouden dat onderzoek uitwees dat hij op woensdag 10 januari 2024, met zijn telefoonnummer [telefoonnummer 1] contact had met het telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Gevraagd wat verzoeker hierover kan verklaren, heeft hij een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Ook overigens heeft verzoeker tijdens diens verhoren bij de politie consequent een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Anders dan de officier van justitie is het Gerecht echter van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verzoeker om die reden de toepassing van het dwangmiddel mede aan zichzelf te wijten heeft gehad. Evenmin kan worden gezegd dat verzoeker door zijn proceshouding het onderzoek heeft gefrustreerd als gevolg waarvan het voorarrest langer heeft geduurd dan nodig. Indien de politie zorgvuldig te werk was gegaan en verzoeker geen onjuiste informatie had voorgehouden, had de politie wellicht minder tijd nodig gehad om de verdenking die tegen verzoeker bestond te onderzoeken. Bovendien heeft de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting, geconfronteerd met het verweer dat op het Forensys-formulier het telefoonnummer + [telefoonnummer 3] als mobiele telefoonnummer van verzoeker is opgenomen en niet het nummer [telefoonnummer 1], direct te kennen gegeven het belastende materiaal op basis van het abusievelijk aan verzoeker gekoppelde telefoonnummer [telefoonnummer 1] niet tot het bewijs jegens verzoeker op te zullen voeren. In dit verband neemt het Gerecht ook in aanmerking dat verzoeker tijdens het horen op de vordering bevel bewaring op 6 mei 2024, ten overstaan van de rechter-commissaris, heeft verklaard dat hij niemand heeft afgeperst of ontvoerd, en niets met losgeld te maken heeft gehad. Ook heeft hij tijdens het onderzoek ter terechtzitting de aan hem gestelde vragen beantwoord en ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het Gerecht is met verzoeker van oordeel dat, alle omstandigheden in aanmerking genomen, en met inachtneming van wat hierna zal worden overwogen, in beginsel gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig zijn voor toekenning van schadevergoeding en in verband met de rechtsbijstand in de strafzaak gemaakte kosten.
Het Gerecht zal thans de opgevoerde schadeposten bespreken.
Detentie
Het Gerecht zoekt voor de hoogte van de vergoeding aansluiting bij de vastgestelde normbedragen, te weten NAf 100,00 per dag doorgebracht in een politiecel en NAf 75,00 voor verblijf in een Huis van Bewaring. Hoewel de rechter-commissaris in de beschikking van 6 mei 2024 heeft bepaald dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in een huis van bewaring in Curaçao, heeft verzoeker 10 dagen extra in een politiecel doorgebracht. Dit is voor het Gerecht aanleiding om een hoger bedrag toe te kennen ter zake van de voorlopige hechtenis die verzoeker in de politiecellen te Barber c.q. in Blok 1 van het SDKK heeft doorgebracht.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, acht het Gerecht gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis als volgt:
  • Inverzekeringstelling Barber: 10 x NAf 100,00 = NAf 1.000,00;
  • Voorlopige hechtenis Barber/Blok 1 SDKK: 10 x NAf 150,00 = NAf 1.500,00;
  • Voorlopige hechtenis SDKK : 160 x NAf 75,00 = NAf 12.000,00;
Totaal:
NAf 14.500,00.
Gederfde inkomsten
Verzoeker vordert een bedrag van NAf 34.599,86 ter zake van gederfde inkomsten. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker een op 20 december 2024 gedateerde werkgeversverklaring overgelegd waarin staat dat verzoeker sinds 14 augustus 2023 werkzaam is bij [bedrijf] in Schiedam. Een arbeidsovereenkomst als zodanig ontbreekt. Het had echter op de weg van verzoeker gelegen om een arbeidsovereenkomst in het geding te brengen. Uitgaande van een dagloon van € 156,32 en een werkweek van 5 dagen zouden de verdiensten van verzoeker in de periode van 10 mei 2024 tot en met 23 oktober 2024 € 18.602,08 bedragen. Het Gerecht acht dit verzoek onvoldoende onderbouwd. In zoverre had het op de weg van verzoeker gelegen het verzoek – niettegenstaande de gestelde contante betaling – te onderbouwen met bewijsstukken als salarisslips en een belastingaangifte waaruit kan worden opgemaakt wat zijn verdiensten waren vanaf de ingangsdatum van het gestelde dienstverband. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt het verzoek in zoverre niet voor toewijzing in aanmerking.
Kantinegelden SDKK
Verzoeker vordert een bedrag van NAf 1.550,00 ter zake van de kantinegelden die hij heeft aangewend voor het aanschaffen van levensmiddelen tijdens zijn detentie in het SDKK. Dit bedrag komt niet voor toewijzing in aanmerking. In aanmerking genomen dat verzoeker 160 dagen in het SDKK heeft verbleven, betekent dat dat hij een bedrag van NAf 1.550,00 / 160 = NAf 9,69 per dag ter zake van kosten voor levensmiddelen heeft aangewend. Ook in vrijheid zou verzoeker echter kosten hebben gemaakt om levensmiddelen aan te schaffen en overigens in zijn levensonderhoud te voorzien, naar alle waarschijnlijkheid een veelvoud daarvan. Kort gezegd acht het Gerecht geen gronden van redelijkheid en billijkheid aanwezig voor toewijzing van deze gestelde schadepost. In zoverre zal het Gerecht het verzoek dan ook afwijzen.
Vliegtickets, hotelkosten, kosten entree Miami Grand Prix en parkeerkosten
Verzoeker stond op het punt naar het buitenland af reizen toen hij op 26 april 2024 op de luchthaven van Curaçao werd aangehouden. Verzoeker heeft gesteld dat hij een autosportliefhebber is en dat hij vanaf begin 2024 al zijn planningen en reserveringen heeft gedaan, hoofdzakelijk voor hem en zijn partner en daarnaast nog twee andere personen voor het bijwonen van de activiteit ‘F1 Miami Grand Prix’. In dit kader was verzoeker verplicht vooruit te betalen om er zeker van te zijn dat hij een goede plek zou krijgen tijdens de race. Verzoeker meent recht te hebben op volledige restitutie van deze kosten. Naar het oordeel van het Gerecht heeft verzoeker voldoende aannemelijk gemaakt dat in verband met die reis het totaalbedrag van NAf 11.060,91 is betaald. Het is invoelbaar dat bij de aanhouding van verzoeker op de luchthaven zijn partner, met wie hij kennelijk samen reisde, is afgehaakt en de reis niet heeft doorgezet. Het Gerecht is van oordeel dat de kosten die verzoeker heeft gemaakt voor zichzelf en zijn partner als rechtstreekse schade voortvloeiende uit de aanhouding van verzoeker dienen te worden aangemerkt. Dat kan niet gezegd worden van de kosten ter zake van ‘2x extra entree activiteit F1 Miami Grand Prix’ ad NAf 2.774,50. Verzoeker heeft gesteld dat hij reserveringen heeft gedaan voor ‘daarnaast nog twee andere personen voor het bijwonen van de activiteit F1 Miami Grand Prix’. Niet gesteld of gebleken is wie deze personen zijn en waarom zij deze activiteit niet hebben kunnen bijwonen. Aldus kan niet worden vastgesteld of deze post als rechtstreeks voortvloeiende uit de aanhouding van verzoeker als schadepost voor toewijzing in aanmerking komt. Alle omstandigheden in aanmerking genomen, acht het Gerecht het redelijk en billijk dat van deze post het bedrag van (NAf 11.060,91 minus NAf 2.774,50 =)
NAf 8.286,41wordt toegewezen.
Kosten rechtsbijstand in de strafzaak
Verzoeker stelt dat hij in de strafzaak NAf 10.600,00 aan mr. Vaders heeft betaald ter zake van door haar verleende rechtsbijstand. Ter onderbouwing daarvan heeft verzoeker een kwitantie d.d. 30 april 2024 ten bedrage van NAf 5.300,00 en een kwitantie d.d. 2 september 2024 eveneens ten bedrage van NAf 5.300,00 overgelegd. Met de officier van justitie is het Gerecht van oordeel dat deze kosten – in beginsel – dienen te worden onderbouwd met een urenstaat. In de onderhavige zaak zal het Gerecht echter aan het ontbreken daarvan niet zo zwaar tillen. Uit de stukken van het geding en het verhandelde in raadkamer maakt het Gerecht op dat mr. Vaders in ieder geval vanaf het horen op de vordering bewaring op 6 mei 2024 tot en met de uitspraak op 23 oktober 2024 rechtsbijstand heeft verleend aan verzoeker. Gelet op de aard van de verdenkingen jegens verzoeker en de omvang van het dossier, acht het Gerecht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, een bedrag van
NAf 10.600,00ter zake van rechtsbijstand niet buitensporig en alleszins gerechtvaardigd. In zoverre zal het Gerecht het verzoek dan ook toewijzen.
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, komen de volgende bedragen voor toewijzing in aanmerking:
NAf 14.500,00
NAf 8.286,41
NAf 10.600,00
-------------------
NAf 33.386,41 totaal.
De bedragen zijn gevorderd in NAf. Omdat deze beschikking wordt gegeven na de invoering van de Caribische gulden, zal het toe te wijzen bedrag met Cg worden aangeduid.
Beslist wordt dan ook als volgt.

6.De beslissing

Het Gerecht:
- kent ten laste van het Land aan verzoeker een vergoeding toe van
Cg 33.386,41 (zegge: drieëndertigduizenddriehonderdzesentachtig Caribische gulden en eenenveertig cent)bestaande uit: Cg 22.786,41 (schadevergoeding vanwege ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis) en Cg 10.600,00 (door verzoeker gemaakte kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak);
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is op 15 juli 2025 gegeven door mr. S.A. Carmelia, rechter in voornoemd Gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier mr. O.H.M. Leito.