ECLI:NL:OGEAC:2025:193

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
CUR202502351
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarigen naar Nederland in het kader van een echtscheiding met geweldsaspecten

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de vrouw, eiseres in conventie, verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kinderen naar Nederland te verhuizen. De vrouw en de man, die gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen, zijn in juni 2025 uit elkaar gegaan. De vrouw heeft aangifte gedaan tegen de man wegens mishandeling, wat heeft geleid tot zijn voorlopige hechtenis. De vrouw stelt dat zij en de kinderen in gevaar zijn en dat een verhuizing naar Nederland noodzakelijk is voor hun veiligheid. De man verzet zich tegen de verhuizing en stelt dat de kinderen in Curaçao een stabiele omgeving hebben. Tijdens de mondelinge behandeling is de situatie van geweld en intimidatie door de man aan de orde gekomen, wat de rechter heeft doen besluiten dat de vrouw in kort geding vervangende toestemming krijgt om met de kinderen naar Nederland te verhuizen. De rechter heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de man recht heeft op contact met de kinderen, en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202502351
Vonnis in kort geding van 29 juli 2025
in de zaak van
[EISERES],
wonend in Curaçao,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde: mr. M-J. Eisden,
tegen
[GEDAAGDE],
wonend in Curaçao,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna te noemen: de man,
gemachtigde: thans mr. G.B. Steward,
betreffende de minderjarige kinderen:
[DOCHTER],
geboren op [datum] 2012 in Nederland,
hierna te noemen: [de oudste dochter],
[DOCHTER],
geboren op [datum] 2014 in Nederland,
hierna te noemen: [de jongste dochter],
tevens gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
VOOGDIJRAAD, gevestigd in Curaçao,
om het gerecht over de vorderingen te adviseren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 4 juli 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Eisden van 10 juli 2025;
  • het uitstelverzoek van mr. Herrera van 11 juli 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Herrera van 11 juli 2025, waarbij hij desisteert;
  • het uitstelverzoek van de man van 11 juli 2025;
  • het e-mailbericht met bijlagen van mr. Eisden van 11 juli 2025;
  • het e-mailbericht met bijlagen van mr. Eisden van 14 juli 2025;
  • het e-mailbericht van de man met bijlagen van 14 juli 2025;
  • het verweerschrift met bijlagen van de man, ingediend tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Eisden van 14 juli 2025;
  • het uitstelverzoek van de man van 15 juli 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Eisden van 15 juli 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Eisden van 16 juli 2025;
  • de akte houdende eis in reconventie van mr. Steward, ingediend op 24 juli 2025;
  • de aanvullende producties (C tot en met H) van mr. Eisden;
  • de pleitnotities van de gemachtigden.
1.2.
De zaak is aangehouden tijdens de mondelinge behandeling van 14 juli 2025, waarbij aanwezig waren: de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde, de man en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad. Vervolgens is de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 25 juli 2025 behandeld. Hierbij waren aanwezig: de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde, de man, bijgestaan door zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van de Voogdijraad. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 25 juli 2025 heeft de rechter een gesprek gevoerd met de minderjarigen.
1.3.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad vanaf omstreeks 2001. Partijen zijn op [datum] 2008 in Nederland een geregistreerd partnerschap aangegaan.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
Partijen woonden voorheen in Nederland. Vanaf 2014 wonen zij met de minderjarigen in Curaçao.
2.4.
Partijen zijn uit elkaar gegaan in juni 2025. De man verblijft in de voormalige gezamenlijke woning van partijen. De vrouw verblijft thans met de minderjarigen op een geheime locatie.
2.5.
De vrouw heeft op 9 en 10 juni 2025 aangifte gedaan tegen de man wegens onder meer mishandeling. De man is vervolgens aangehouden en na drie dagen hechtenis vrijgelaten. De man heeft op 26 juni 2025 aangifte tegen de vrouw gedaan wegens onder meer valse aangifte.
2.6.
De vrouw is een bodemprocedure gestart op 4 juli 2025, geregistreerd onder de zaaknummers CUR202502346 t/m CUR20252350. De vrouw heeft hierbij verzocht het geregistreerd partnerschap van partijen te ontbinden, vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen, te bepalen dat de minderjarigen de hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben, aan de vrouw het eenhoofdig gezag toe te wijzen en een omgangsregeling vast te stellen tussen de man en de minderjarigen.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De vrouw vordert in conventie bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
  • vervangende toestemming aan de vrouw te verlenen om met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen en daartoe vanuit Curaçao naar Nederland af te reizen vanaf heden, totdat hierover door het gerecht in de bodemzaak is beslist;
  • te bepalen dat de minderjarigen hoofdverblijfplaats bij de vrouw in Nederland, omgeving [plaatsnaam] zullen hebben, totdat hierover door het gerecht in de bodemzaak is beslist (het gerecht begrijpt: voorlopige toevertrouwing van de minderjarigen aan de vrouw);
  • een voorlopige zorgregeling te bepalen;
  • de man te veroordelen in de kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen is door en namens de vrouw in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat het volgende aangevoerd. De man heeft de vrouw jarenlang zowel geestelijk als lichamelijk mishandeld. Ook heeft de man een drugsverslaving. De vrouw is heel erg bang voor de man en ziet geen toekomst meer voor haarzelf en de kinderen op Curaçao. Sinds haar aangiftes tegen de man is de angst die de vrouw heeft voor de man alleen maar toegenomen. Een verhuizing naar Nederland is noodzakelijk in het belang van de kinderen en het herstel van rust en een gevoel van veiligheid. Vanwege de zomervakantie is het nu het juiste moment om te verhuizen. Bovendien heeft de vrouw in Nederland een uitgebreid netwerk, waaronder haar ouders.
3.3.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw in conventie en vraagt de vordering van de vrouw om met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen, af te wijzen. In reconventie vordert de man, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw:
  • te bevelen tot de afgifte van de paspoorten van de minderjarigen aan de gemachtigde van de vrouw, althans aan de gemachtigde van de man onder de expliciete voorwaarde dat de afgifte van de paspoorten aan de man of de vrouw niet zal plaatsvinden zonder een daartoe strekkend rechterlijk oordeel;
  • te verbieden om naar Nederland af te reizen met de minderjarigen, met het doel de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen te wijzigen van Curaçao naar Nederland zolang er niet in de bodemprocedure is beslist omtrent de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van Cg 10.000, althans enig ander bedrag door het gerecht in goede justitie te bepalen;
  • te veroordelen tot medewerking om de minderjarigen weer terug te brengen naar hun huidige verblijfplaats te [adres] bij de man;
  • te veroordelen tot medewerking aan het herstel van contact tussen de man en de minderjarigen;
  • te bepalen dat de minderjarigen onmiddellijk terugkeren naar school en hun sport- en sociale activiteiten;
  • te gelasten dat een psychologisch en pedagogisch onderzoek wordt ingesteld via de Voogdijraad, eventueel onder tijdelijke uithuisplaatsing van de minderjarigen indien de Voogdijraad dit in het belang van de minderjarigen acht;
  • te bepalen dat beide ouders slechts onder professionele begeleiding contact hebben met de kinderen totdat er duidelijkheid is over de situatie;
  • te bevelen om actief mee te werken aan het opstellen van een ouderschapsplan in het belang van de minderjarigen;
  • te bepalen dat bij schending van het uitreisverbod een dwangsom wordt opgelegd van Cg 1.000 per dag;
  • te bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd, gelet op de aard van de zaak.
3.4.
Ter onderbouwing van zijn verweer en vordering wordt door en namens de man in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Er is geen sprake van een noodzaak om te verhuizen. De vrouw kan op Curaçao kan werken en de kinderen hebben hier hun vertrouwde omgeving. Een verhuizing naar Nederland zou verlies van hun thuisomgeving, school en sociaal netwerk betekenen. Ook zal hierdoor het contact tussen hem en de kinderen afnemen. Daarnaast maakt de man zich zorgen over het welzijn van de kinderen bij de vrouw, nu er signalen zijn van middelengebruik, waaronder GHB. Voorts erkent de man dat in het verleden sprake is geweest van spanningen en ruzies tussen hem en de vrouw, maar dat de vrouw altijd vrij was om weg te gaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang en juridisch kader
4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat het spoedeisend belang bij de vorderingen vast.
4.2.
De kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of het de vrouw moet worden toegestaan om met de minderjarigen naar Nederland te verhuizen. Vooropgesteld wordt dat, nu partijen gezamenlijk belast zijn met het gezag over de minderjarigen, de vrouw de toestemming van de man nodig heeft om met de minderjarigen te verhuizen. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.3.
De rechter in kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is, mede gelet op de daarbij betrokken belangen van partijen over en weer. De rechter dient de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen. Daarbij staan de belangen van de minderjarigen voorop, maar ook andere belangen kunnen een rol spelen en zelfs zwaarder wegen dan het belang van het kind.
4.4.
Het gerecht overweegt dat er in een kort geding procedure terughoudend moet worden omgegaan met het verlenen van vervangende toestemming voor een verhuizing van minderjarigen. Het geven van vervangende toestemming voor een internationale verhuizing is immers een ingrijpende en vergaande beslissing. Dit neemt echter niet weg dat in uitzonderlijke gevallen een dergelijke beslissing gerechtvaardigd kan zijn.
Vervangende toestemming
4.5.
In de onderhavige zaak is sprake van een dusdanige uitzonderlijke situatie dat aan de vrouw in kort geding vervangende toestemming voor de verhuizing met de minderjarigen naar Nederland dient te worden verleend. De situatie is rond het uiteengaan van partijen zodanig geëscaleerd, met onder meer de voorlopige hechtenis van de man en het aan hem opgelegde straat- en contactverbod tot gevolg, dat wat betreft de door de vrouw gewenste verhuizing de beslissing in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
De belangen van de vrouw, de man en de minderjarigen
4.6.
De vrees van de vrouw dat de man geweld tegen haar zal plegen als zij nog langer in Curaçao blijft, is niet ongegrond. Uit het verhandelde ter zitting en uit de overgelegde foto’s, whatsapp-correspondentie, getuigenverklaringen, transcripties van voicenotes en transcripties van opgenomen telefoongesprekken, blijkt onmiskenbaar van geweld, intimidatie en vernedering. Kennelijk hebben partijen zich al vroeg in hun relatie beziggehouden met partnerruil, al dan niet gecombineerd met drugsgebruik, kennelijk met wederzijdse instemming. Duidelijk is echter dat er in de loop der jaren een patroon is ontstaan van vernedering en fysieke en psychische mishandeling van de vrouw door de man. Overgelegd zijn voorbeelden van uitschelden, bedreiging met in elkaar slaan, doodverwensing, sporen van mishandeling, bevel om een sekspartner op te duikelen, cameracontrole in de slaapkamer, dwang tot het doen van aangifte ter zake een incident twintig jaar geleden en toespeling op zelfmoord. Het is aannemelijk dat ook de minderjarigen het nodige van het geweld en de agressie hebben meegekregen. Er is bovendien ook sprake van het slaan en ‘kelen’ door de man van de oudste dochter van partijen.
4.7.
Begrijpelijk is gelet op het voorgaande dat de vrouw zich onveilig voelt in Curaçao en het noodzakelijk acht om met de minderjarigen een nieuw leven te beginnen in Nederland.
4.8.
Zoals hiervoor is overwogen staat het belang van de minderjarigen voorop. Het belang van de minderjarigen is dat er rust, veiligheid en stabiliteit in hun leven ontstaat. De minderjarigen moeten kunnen rekenen op een ouder die aan hen de opvoeding kan bieden die ze nodig hebben. Zoals ook door de Voogdijraad mondeling ter zitting geadviseerd, acht het gerecht het in het belang van de minderjarigen dat zij bij hun moeder blijven en met haar naar Nederland verhuizen. Er is niet gebleken van aanwijzingen dat de vrouw niet in staat zal zijn de minderjarigen naar behoren te verzorgen en op te voeden. Hoewel de minderjarigen door de verhuizing naar Nederland weg zullen gaan uit hun vertrouwde omgeving, weegt in deze situatie het creëren van rust en stabiliteit zwaarder. Daarbij komt dat de kinderen ook een sterke band met Nederland hebben. Zij zijn er geboren, hebben er familie van zowel moederszijde als vaderszijde, spreken de taal en zijn er vaak op vakantie geweest. De vrouw heeft de verhuizing voldoende voorbereid. Zo is woonruimte geregeld en kunnen de minderjarigen na de zomervakantie beiden terecht op een school.
4.9.
Door de verhuizing van de vrouw met de minderjarigen naar Nederland zullen de minderjarigen en de man op grote afstand van elkaar komen te wonen, hetgeen de omgang tussen de man en de minderjarigen zal bemoeilijken. Dit belang moet echter wijken voor de belangen van de vrouw en de minderjarigen als hiervoor omschreven.
Omgang en informatie
4.10.
De Voogdijraad heeft geadviseerd om het contact tussen de man en de minderjarigen telefonisch, via whatsapp, voort te zetten. Met [de oudste dochter] zal het contact met de man zo mogelijk eerst moeten worden hersteld, nu zij te kennen heeft gegeven geen contact met de man te willen. Ook in dat kader heeft de Voogdijraad psychologische begeleiding voor de minderjarigen aanbevolen.
4.11.
Met inachtneming van het advies van de Voogdijraad, zal een voorlopige omgangs- en informatieregeling worden vastgesteld als in de beslissing van dit vonnis omschreven.
Slotsom en kosten
4.12.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat de tegenvorderingen van de man niet toewijsbaar zijn, voor zover daarop althans met de vaststelling van de omgangsregeling niet deels toewijzend is beslist. De vordering van de vrouw is toewijsbaar als hierna omschreven. Gelet op de familierelatie van partijen worden de proceskosten gecompenseerd.

5.De beslissing in kort geding

Het gerecht:
5.1.
verleent, ter vervanging van de toestemming van de man, toestemming aan de vrouw om met de minderjarigen […] naar Nederland te verhuizen;
5.2.
vertrouwt de minderjarigen voorlopig toe aan de vrouw;
5.3.
stelt een voorlopige zorgregeling vast, waarbij de vrouw de minderjarigen in de gelegenheid stelt om minimaal een keer per week met de man telefonisch contact (via audio of video) te hebben en daarbij – en wat betreft eventueel verder contact – de adviezen van de Voogdijraad op te volgen;
5.4.
bepaalt dat de vrouw eens per week per e-mail de man informeert over de minderjarigen, met de Voogdijraad in de cc;
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort, rechter, bijgestaan door mr. H.M. Contermans, griffier, en in het openbaar uitgesproken.