ECLI:NL:OGEAC:2025:200

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
CUR202503540
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil en afspraken ter vermijding van veiling in kort geding

In deze zaak, die op 3 september 2025 werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, heeft de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.H. Schmitz, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. R.B.K. Polsbroek. Het geschil betreft de executie door de gedaagde van twee eerdere uitspraken van het Hof van 29 augustus 2023, waarbij een veiling van een onroerende zaak, toebehorende aan de eiser, gepland stond op 5 september 2025. De eiser vorderde in het kort geding dat de executie zou worden gestaakt om een onderhandse verkoop aan een derde partij mogelijk te maken.

Tijdens de zitting hebben partijen een regeling getroffen. De afspraken hielden in dat het bedrag dat de eiser aan de gedaagde verschuldigd is, inclusief rente en kosten, gedurende september 2025 gefixeerd wordt op Cg 119.250,46. De gedaagde heeft ermee ingestemd om mee te werken aan de onderhandse verkoop en zal de notaris verzoeken de geplande veiling aan te houden. Na uitvoering van de afspraken zijn partijen jegens elkaar finaal gekweten ter zake van de eerdere vonnissen en de vaststellingsovereenkomst.

Het gerecht heeft in zijn beslissing de partijen veroordeeld om de gemaakte afspraken na te komen, verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. P.E. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202503540
Vonnis in kort geding van 3 september 2025
in de zaak van
[EISER],
te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.H. Schmitz,
tegen
[GEDAAGDE],
te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.B.K. Polsbroek.

1.Het procesverloop

Op 2 september 2025 heeft eisende partij een verzoekschrift in kort geding ingediend. De behandeling van het kort geding heeft vandaag plaatsgehad. De rechter heeft aangezegd heden uitspraak te doen.

2.De beoordeling

2.1.
Het geschil heeft betrekking op de executie door gedaagde van twee uitspraken van het Hof van 29 augustus 2023. In dat kader staat op vrijdag 5 september 2025 de veiling gepland van de aan eiser toebehorende onroerende zaak […] in Curaçao. Eiser heeft in dit kort geding gevorderd de executie te staken, mede om een onderhandse verkoop aan een derde partij mogelijk te maken.
2.2.
Ter zitting hebben partijen een regeling getroffen. De afspraken zijn de volgende:
Het door eiser aan gedaagde te betalen bedrag uit hoofde van de vonnissen en de in april 2025 gesloten vaststellingsovereenkomst wordt, inclusief rente en kosten, gedurende de maand september 2025 gefixeerd op het bedrag van Cg 119.250,46 conform de saldobrief van gedaagde van 3 september 2025. De verschuldigdheid van dat bedrag is door eiser erkend.
Partijen streven ernaar dat de onderhandse koop en overdracht nog deze maand zullen plaatsvinden. Volgens eiser is wat de koper betreft alles in gereedheid.
Gedaagde werkt eraan mee de onderhandse verkoop mogelijk te maken en zal de notaris verzoeken de voor vrijdag a.s. geplande veiling aan te houden tot een in overleg met de notaris te bepalen datum. Het beslag van gedaagde zal gehandhaafd blijven, met machtiging aan de notaris om deze ten behoeve van de overdracht door te halen tegen betaling door eiser via de notaris van het onder a) genoemde bedrag van Cg 119.250,46.
Partijen zullen [de notaris] terstond in kennis stellen van deze afspraken.
Na uitvoering van deze afspraken zijn partijen jegens elkaar finaal gekweten terzake bedoelde vonnissen en vaststellingsovereenkomst.
2.3.
Partijen hebben ermee ingestemd dat de oorspronkelijke vordering wordt gewijzigd conform de gemaakte afspraken en dat dienovereenkomstig wordt beslist. Daarbij past een compensatie van proceskosten.

3.De beslissing

Het gerecht:
rechtdoende in kort geding:
3.1.
veroordeelt partijen de onder 2.2 opgenomen afspraken na te komen;
3.2.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
verstaat dat niet langer behoeft te worden beslist op hetgeen meer of anders is gevorderd;
3.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. de Kort en in het openbaar uitgesproken 3 september 2025.