ECLI:NL:OGEAC:2025:4

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
CUR202401605
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. S. Lanshage
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering om optieverklaring te bevestigen op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao het beroep van eiseres tegen de weigering van de Gouverneur om haar optieverklaring te bevestigen. Eiseres, geboren op 25 februari 1956 in de Dominicaanse Republiek, heeft sinds 2006 rechtmatig verblijf in Curaçao en heeft op 29 april 2022 een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap afgelegd. De Gouverneur weigerde deze optieverklaring op 18 oktober 2023, met als reden dat eiseres langer dan negen maanden in het buitenland had verbleven, wat volgens de Gouverneur zou betekenen dat haar hoofdverblijf buiten Curaçao was verplaatst.

Het Gerecht oordeelt dat de Gouverneur ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor de optieverklaring voldoet. De vraag naar het hoofdverblijf is feitelijk en moet aan de hand van verschillende factoren worden beantwoord. Eiseres heeft haar huurwoning in Curaçao behouden, haar inboedel is daar gebleven en zij heeft haar auto uitgeleend aan een kennis. Het Gerecht concludeert dat er geen indicaties zijn dat eiseres haar hoofdverblijf heeft verplaatst naar het buitenland. De enkele duur van het verblijf in het buitenland is onvoldoende om te concluderen dat haar hoofdverblijf is verplaatst.

Het Gerecht vernietigt de bestreden beschikking van de Gouverneur en draagt deze op om binnen drie maanden opnieuw te beschikken op de optieverklaring van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de Gouverneur veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Uitspraak

in het geding tussen:

[naam eiseres],

eiseres,
wonende in Curaçao,
gemachtigde: mr. drs. E. Kleist, advocaat,
en

de Gouverneur van Curaçao,

verweerder,
gemachtigde: drs. R.V. van der Zeeuw.
Partijen worden hierna aangeduid als eiseres en de Gouverneur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van eiseres tegen de weigering van de Gouverneur om de optieverklaring van eiseres te bevestigen.
1.1
Eiseres heeft op 29 april 2022 een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap door optie afgelegd. Bij beschikking van 18 oktober 2023 heeft de Gouverneur geweigerd om de optieverklaring te bevestigen. Tegen deze beschikking heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.2
Bij beschikking van 2 april 2024 heeft de Gouverneur het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard (de bestreden beschikking).
1.3
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de bestreden beschikking.
1.4
De Gouverneur heeft met een verweerschrift op het beroep gereageerd.
1.5
Het Gerecht heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Eiseres is na bericht van verhindering niet verschenen en heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De Gouverneur heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die werd vergezeld door [naam medewerkster] (medewerkster consulaire zaken allroud).

Beoordeling door het Gerecht

2. Het Gerecht beoordeelt de bestreden beschikking aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1
Het Gerecht komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. De Gouverneur heeft ten onrechte geconcludeerd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor een optieverklaring voldoet, alleen omdat zij langer dan negen maanden in het buitenland heeft verbleven. De vraag welke plaats als het hoofdverblijf van een persoon moet worden aangemerkt is een feitelijke, die aan de hand van verschillende factoren van feitelijke aard moet worden beantwoord. Door alleen de duur van het verblijf buiten Curaçao bepalend te achten, is nagelaten een feitelijke beoordeling uit te voeren aan de hand van alle relevante factoren. Gelet op alle relevante factoren in deze zaak, komt het Gerecht tot de conclusie dat het hoofdverblijf niet is verplaatst waardoor eiseres wel aan de voorwaarden voldoet.
2.2
Hierna legt het Gerecht uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is relevant om te weten in deze zaak?
3.1
Eiseres is op 25 februari 1956 geboren in de Dominicaanse Republiek en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Op 25 februari 2021 is zij 65 jaar geworden.
3.2
Eiseres heeft vanaf 2006 rechtmatig verblijf in Curaçao en beschikt vanaf 15 augustus 2016 over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
3.3
Op 29 april 2022 heeft eiseres een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap afgelegd in de zin van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
3.4
Eiseres is op 8 januari 2023 naar de Dominicaanse Republiek afgereisd om daar haar zoon te bezoeken. Zij is twee weken in de Dominicaanse Republiek gebleven en vervolgens naar Uruguay gereisd om bij haar dochter en kleinkinderen te verblijven.
3.5
Op 18 oktober 2023 heeft de Gouverneur de primaire afwijzende beschikking genomen.
3.6
Eiseres is op 2 januari 2024 teruggekeerd naar Curaçao.
Welke wettelijke bepalingen zijn relevant in deze zaak?
4. De relevante wettelijke bepalingen in deze zaak zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak. Kortgezegd komt het toetsingskader in deze zaak op het volgende neer.
4.1
In het Koninkrijk is het mogelijk om op verschillende manieren de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen. Deze wettelijke mogelijkheden zijn neergelegd in de RWN. Eén daarvan is via een optieverklaring waarin de aanvrager verklaart hij of zij Nederlander wil worden. Dit is een snellere en eenvoudiger procedure dan bijvoorbeeld naturalisatie, maar hiervoor komt slechts een limitatief in de wetgenoemd aantal categorieën personen in aanmerking. Eén van deze categorieën zijn personen die ten tijde van het afleggen van hun verklaring 1) de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt en 2) een onafgebroken periode van ten minste vijftien jaar toegang en verblijf in Curaçao hebben gehad.
4.2
In de RWN is een definitie opgenomen van wat onder ‘hoofdverblijf’ moet worden verstaan, namelijk de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonplaats heeft.
4.3
In de toelichting op de RWN is het begrip hoofdverblijf nader uitgewerkt. Hieruit volgt dat dit begrip een strikt feitelijke betekenis heeft. Het hoofdverblijf van een persoon is de plaats waar hij kennelijk geregeld verblijft, daar waar hij het centrum van zijn activiteiten heeft. Er moet sprake zijn van een meer duurzame betrekking tussen een persoon en een plaats. Een verblijf van voorbijgaande aard heeft geen betekenis. Vervolgens wordt een niet limitatieve opsomming van indicaties genoemd waaruit kan worden opgemaakt dat een persoon zijn verblijf naar het buitenland heeft verplaatst (waaronder een uitschrijving of het opzeggen van de woning). Ten slotte staat in de toelichting dat vestiging van het hoofdverblijf buiten Curaçao in ieder geval wordt aangenomen als een personen meer dan negen maanden buiten Curaçao heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat die overschrijding buiten zijn macht lag (bijvoorbeeld ziekenhuisopname of natuurramp).
4.4
In deze zaak staat tussen partijen niet ter discussie, en ook het Gerecht stelt vast, dat eiseres aan de hiervoor onder 1 genoemde voorwaarde voldoet. De vraag die moet worden beantwoord is of de Gouverneur zich terecht op het standpunt stelt dat eiseres niet voldoet aan de tweede voorwaarde van een onafgebroken rechtmatig verblijf van ten minste vijftien jaar.
Waarom heeft verweerder de optieverklaring geweigerd?
5. De Gouverneur heeft de weigering van de bevestiging van de optieverklaring als volgt gemotiveerd. Uit de toelichting op de RWN volgt dat vestiging van het hoofdverblijf buiten Curaçao in ieder geval wordt aangenomen als een persoon meer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Curaçao heeft verbleven. Dit is alleen anders als die persoon aannemelijk maakt dat de overschrijding het gevolg is van buiten diens schuld gelegen omstandigheden. Eiseres heeft erkend dat zij langer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Curaçao heeft verbleven en dat deze overschrijding niet het gevolg is geweest van buiten haar schuld liggende omstandigheden zoals een natuurramp of een ziekenhuisopname. Hieruit volgt volgens de Gouverneur de conclusie dat sprake is geweest van een vestiging van het hoofdverblijf buiten Curaçao. Gelet op dit ‘verblijfsgat’ voldoet eiseres niet aan de voorwaarde van vijftien jaren onafgebroken rechtmatig toelating en hoofdverblijf in Curaçao zoals neergelegd in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h, van de RWN.
Waarom is eiseres het daarmee oneens?
6. Eiseres voert aan dat de Gouverneur een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het begrip ‘hoofdverblijf’ in de zin van de RWN. Eiseres was in het buitenland voor familiebezoek. Er was sprake van een verblijf van voorbijgaande aard dat niet als hoofdverblijf kan worden aangemerkt. Haar huurwoning in Curaçao heeft zij tijdens haar verblijf in het buitenland aangehouden. Haar inboedel was in Curaçao en haar auto heeft zij niet verkocht, maar gedurende deze periode uitgeleend aan een kennis. Haar intentie was steeds om weer terug te keren naar Curaçao. Omdat geen enkele indicatie zich voordoet dat eiseres haar hoofdverblijf heeft verplaatst van Curaçao naar elders, had de Gouverneur geen doorslaggevend gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat eiseres meer dan negen maanden buiten Curaçao heeft verbleven. Dat zij meer dan negen maanden in het buitenland was, was uitsluitend en alleen omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat een verblijf van één jaar op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting geoorloofd was, zonder haar verblijfsvergunning te verliezen. Als zij op de hoogte was geweest van het maximum van negen maanden dat wordt genoemd in de toelichting op de RWN, was zij eerder teruggekeerd naar Curaçao. Daarbij komt nog dat eiseres pas naar het buitenland is vertrokken nadat de wettelijke beslistermijn om op haar optieverklaring te beschikken, al was verstreken. Als de Gouverneur wél tijdig op had beslist, was sprake was van een onafgebroken rechtmatig verblijf in Curaçao van vijftien jaar.
7.1
Deze beroepsgrond slaagt. Het Gerecht motiveert dit als volgt.
7.2
De centrale vraag is of eiseres vanwege haar verblijf buiten Curaçao in de periode 8 januari 2023 tot 2 januari 2024 haar hoofdverblijf, in de zin van de RWN, heeft verplaatst van Curaçao naar elders. In de ‘handleiding voor toepassing van de RWN’ is een invulling en toelichting gegeven op wat onder ‘hoofdverblijf’ moet worden verstaan.
7.3
In de handleiding wordt voorop gesteld dat het begrip ‘hoofdverblijf’ een strikte feitelijke betekenis heeft. De vraag welke plaats als het hoofdverblijf van een persoon moet worden aangemerkt is een feitelijke, die aan de hand van verschillende factoren van feitelijke aard wordt beantwoord. Vervolgens wordt in de handleiding een niet-limitatieve opsomming gegeven van indicaties die erop wijzen dat het hoofdverblijf is verplaatst. Het Gerecht stelt vast dat geen van deze indicatoren op eiseres van toepassing zijn. Zij heeft zich niet uitgeschreven in Curaçao, heeft haar huurwoning niet opgezegd, heeft haar woning niet ontdaan van de inboedel en heeft deze niet onderverhuurd aan derden. Bovendien heeft zij haar auto niet verkocht, maar tijdens haar afwezigheid uitgeleend aan een derde.
Verder is het Gerecht niet gebleken van omstandigheden die erop wijzen dat tussen eiseres en de plaatsen in het buitenland waar zij heeft verbleven een duurzame betrekking is ontstaan. Zo is niet gebleken dat zij daar een eigen woonruimte heeft gehuurd of bepaalde activiteiten, zoals het volgen van een studie, heeft ontplooid. In die zin doen zich juist contra-indicaties voor dat eiseres haar hoofdverblijf naar het buitenland heeft verplaatst.
7.4
In de handleiding staat vervolgens dat verplaatsing van het hoofdverblijf in ieder geval wordt aangenomen indien een persoon meer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Curaçao heeft verbleven, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat deze overschrijding het gevolg is van buiten zijn schuld gelegen omstandigheden. In dit geval pakt de toepassing van deze regel naar het oordeel van het Gerecht onevenwichtig uit. Door alleen de duur van het verblijf buiten Curaçao bepalend te achten, heeft namelijk geen feitelijke beoordeling plaatsgevonden aan de hand van alle relevante factoren. Als alle hiervoor in overweging 7.3 genoemde relevante omstandigheden in ogenschouw worden genomen, acht het Gerecht uitsluitend de duur van het verblijf in het buitenland onvoldoende voor de conclusie dat eiseres haar hoofdverblijf heeft verplaatst.
7.5
Het Gerecht komt op basis van alle hiervoor genoemde relevante factoren tot de conclusie dat eiseres in de periode 8 januari 2023 tot 2 januari 2024 haar hoofdverblijf niet naar het buitenland heeft verplaatst. De conclusie van de Gouverneur dat ten aanzien van deze periode sprake is van een ‘verblijfsgat’ houdt dus geen stand. Het Gerecht stelt vast dat voor de rest van de periode van vijftien jaar niet ter discussie staat dat eiseres steeds rechtmatig verblijf in Curaçao heeft gehad. Dat brengt het Gerecht tot de conclusie dat eiseres ook voldoet aan de tweede voorwaarde van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder h, van de RWN.

Conclusie en gevolgen

8. Het voorgaande betekent dat de Gouverneur in de bestreden beschikking het bezwaar van eiseres ten onrechte ongegrond heeft verklaard. Het beroep is daarom gegrond en het Gerecht zal de bestreden beschikking vernietigen. Het Gerecht kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat de Gouverneur ter zitting heeft toegelicht dat daarbij mogelijk nog andere stukken moeten worden betrokken waarover het Gerecht niet beschikt. Het Gerecht zal de Gouverneur daarom opdragen om binnen een termijn van drie maanden opnieuw op de optieverklaring van eiseres te beschikken met inachtneming van deze uitspraak. Dat betekent dat de Gouverneur eiseres bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar niet kan tegenwerpen dat zij haar hoofdverblijf naar het buitenland heeft verplaatst.
9. Omdat het beroep gegrond is, moet de Gouverneur het griffierecht van NA
f150,- aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt NA
f1.400,-
,omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen
(1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, waarde per punt NA
f700,-). Het Gerecht baseert deze vergoeding op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep van eiseres tegen de bestreden beschikking
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking;
  • draagtde Gouverneur op om binnen drie maanden na verzending van deze uitspraak een nieuwe beschikking te nemen op het bezwaar van eiseres, met in achtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
  • veroordeeltde Gouverneur tot betaling aan eiseres van haar proceskosten tot een bedrag van NA
    f1.400,- ;
  • draagtde Gouverneur
    ophet betaalde griffierecht van NA
    f150,- (zegge: honderdvijftig Nederlands-Antilliaanse guldens) aan eiseres te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.

Bijlage: het wettelijk kader

RWN
Artikel 1, eerste lid aanhef en onder h
In deze Rijkswet en de daarop betrekking hebbende bepalingen wordt verstaan onder:
hoofdverblijf: de plaats waar een persoon zijn feitelijke woonstede heeft.
Artikel 6, eerste lid aanhef en onder h
Na het afleggen van een daartoe strekkende verklaring verkrijgt door een bevestiging als bedoeld in het derde lid het Nederlanderschap:
De vreemdeling die de leeftijd van vijf en zestig jaar heeft bereikten gedurende een onafgebroken periode van tenminste vijftien jaren toelating en hoofdverblijf heeft in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Artikel 6, derde lid
De autoriteit die de verklaring in ontvangst neemt, beoordeelt aan de hand van de haar overgelegde stukken de gronden waarop de verklaring berust. (…) Indien aan de vereisten is voldaan, bevestigt zij schriftelijk de verkrijging van het Nederlanderschap.
Handleiding voor de toepassing van de RWN toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten, Paragraaf 2. Hoofdverblijf
Het begrip ‘hoofdverblijf’ heeft een strikt feitelijke betekenis. Het hoofdverblijf van een persoon is de plaats waar hij kennelijk geregeld vertoeft, daar waar hij het centrum van zijn activiteiten heeft. Te denken valt bijvoorbeeld aan de plaats waar een persoon zijn slaapplaats heeft, waar hij werkelijk woont (met zijn gezin) of waar zijn inboedel zich bevindt. Er moet sprake zijn van een meer duurzame betrekking tussen een persoon en een plaats. Een verblijf van voorbijgaande aard heeft geen betekenis.
De vraag welke plaats als het hoofdverblijf van een persoon moet worden aangemerkt is een feitelijke, die aan de hand van verschillende factoren van feitelijke aard wordt beantwoord. Met de wil van de persoon wordt slechts rekening gehouden, voor zover deze blijkt uit zijn gedragingen.
Indicaties voor verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland zijn onder meer:
Hoofdverblijf in Curaçao kan worden aangenomen als de vreemdeling is ingeschreven in de PIVA, tenzij er indicaties zijn dat de persoon zijn hoofdverblijf buiten Curaçao heeft verplaatst.
– uitschrijving uit de PIVA;
– de afmelding bij de Belastingdienst wegens vertrek naar het buitenland;
– mededeling aan de vreemdelingendienst van vertrek naar het buitenland;
– het nemen van ontslag bij de werkgever, of bedrijfsbeëindiging;
– het opzeggen van een bank- of girorekening;
– het laten overmaken van periodieke uitkeringen naar een adres buiten Curaçao en Sint Maarten;
– de afkoop van pensioenrechten;
– verkoop van de woning of opzegging van de huur;
– de ontruiming van de woning in een van de eilandgebieden van Curaçao en Sint Maarten en het over de grens brengen van de inboedel; en
– het (onder)verhuren aan derden van de woning in een van de eilandgebieden van Curaçao en Sint Maarten.
Deze indicaties zijn niet limitatief. Ook op andere feitelijke gronden kan worden geconcludeerd dat een persoon zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Als daarentegen een vreemdeling de korpschef er tevoren van in kennis heeft gesteld dat hij tijdelijk, maar niet langer dan negen maanden, in het buitenland beoogt te verblijven, dan is dit een aanwijzing dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Curaçao en Sint Maarten wenst te vestigen.
Vestiging van het hoofdverblijf buiten Curaçao en Sint Maarten wordt in ieder geval aangenomen, indien een persoon:
– meer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Curaçao en Sint Maarten heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van de periode van negen maanden het gevolg is van buiten zijn schuld gelegen omstandigheden (te denken valt aan de situatie waarbij de persoon kan aantonen dat de overschrijding van die termijn te wijten is aan een ziekenhuisopname of een natuurramp);
(..)