ECLI:NL:OGEAC:2025:50

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
555.00077/24 en 500.00345/22 TUL)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A. Carmelia
  • R.A. Caupain
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor autodiefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 28 februari 2025 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 1 januari 2002 te Willemstad, Curaçao. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, voor het plegen van twee autodiefstallen samen met anderen. De autodiefstallen vonden plaats op 5 april 2024, waarbij de verdachte en zijn mededaders binnen een uur twee voertuigen hebben gestolen. De verdachte heeft tijdens het onderzoek op zijn zwijgrecht beroep gedaan, maar heeft later deels verklaard over zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de nabijheid van de plaatsen delict bevond, wat door zendmastgegevens werd bevestigd. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is deels toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. Daarnaast is de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling met een jaar verlengd, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de ernst van autodiefstal en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Parketnummers: 555.00077/24 en 500.00345/22 TUL)
Uitspraak: 28 februari 2025 Tegenspraak
Vonnis van dit Gerecht
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzittingen van 17 juli 2024, van 1 november 2024 en van 12 februari 2025. De verdachte is telkens verschenen. Ter terechtzitting van 17 juli 2024, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.F. Osepa, advocaat in Curaçao, ter terechtzitting van 1 november 2024, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Hatzmann, advocaat in Curaçao, en ter terechtzitting van 12 februari 2025, ook in de tul-zaak, bijgestaan door mr. B. Hendriks, advocaat in Curaçao.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting van 12 februari 2025 gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 1] (kentekenplaat [kentekennummer 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander, te weten [betrokkene], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel,
(artikel 2:288/289 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 1] (kentekenplaat [kentekennummer 1])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden hebben van boven omschreven goed(eren) wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
(artikel 2:397-399 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 2] (kentekenplaat [kentekennummer 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander, te [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel,
(artikel 2:288/289 van het Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 2] (kentekenplaat [kentekennummer 2])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden hebben van boven omschreven goed(eren) wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,
(artikel 2:397-399 van het Wetboek van Strafrecht).
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1 (primair)
dat hij
opin de periode van 4 april 2024 tot en met5 april 2024
inCuraçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model1] (kentekenplaat
:[kentekennummer 1]),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan een ander, te weten [betrokkene],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en
/ofzijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder
zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
en/of verbreking, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel,
Feit 2 (primair)
dat hij
opin de periode van 4 april 2024 tot en met5 april 2024
inCuraçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 2] (kentekenplaat
:[kentekennummer 2]),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan een ander, te weten [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel,.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 telkens primair
1. betrokkene] deed op 5 april 2024 aangifte. Zij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 4 april 2024 omstreeks 23:00 uur heb ik mijn rood gekleurde SUV van het merk [automerk/model 1], met kentekennummer [kentekennummer 1] voor mijn woning, gelegen aan de [adres 1], geparkeerd. De ruiten waren gesloten en alle portieren waren op slot en met de sleutel afgesloten.
Heden op 5 april 2024 omstreeks 07:15 uur bleek dat mijn voertuig was verdwenen. Er zijn camerabeelden bij de buren beschikbaar.” [2]
2. De politie heeft camerabeelden verkregen die zijn opgenomen in de periode tussen 4 april 2024 omstreeks 23:00 uur en 5 april 2024 omstreeks 07:15 uur, welke beelden afkomstig zijn van de woning gelegen aan de [adres 2]. De verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken en geanalyseerd. Hij heeft onder meer het volgende verklaard:
“Op de camerabeelden kan op 5 april 2024 onder meer het volgende worden waargenomen:
Omstreeks 02:48:44 uur komt een rood gekleurd voertuig van het merk [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2] aanrijden. De bijrijder (hierna: dader 1) stapt uit en even later stapt ook de bestuurder (hierna: dader 2) uit. Beiden steken de verharde weg over en lopen in de richting van een rood gekleurd voertuig van het merk [automerk/model 1]. Even later stapt dader 2 gevolgd door dader 1 in het voertuig. Vervolgens stapt dader 1 uit het voertuig en loopt terug naar het voertuig van het merk [automerk/model 2], alwaar door een derde dader het bestuurdersportier werd geopend en hij vervolgens in stapte. Het voertuig van het merk [automerk/model 1], rijdt hierna in westelijke richting gevolgd door het voertuig van het merk [automerk/model 2].” [3]
3. [ slachtoffer] deed op 6 april 2024 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 4 april 2024 omstreeks 21:00 uur heb ik mijn rood gekleurde voertuig van het merk [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2] langs het wegdek voor mijn verblijfplaats, gelegen aan de [adres 3], geparkeerd. Alle portieren en ruiten waren dicht en op slot.
Heden op 5 april 2024 omstreeks 11:20 uur constateerde ik dat mijn voertuig was weggenomen. Op de camerabeelden van mijn huisbaas kan worden waargenomen dat op 5 april 2024 omstreeks 01:23 uur mijn voertuig door onbevoegden werd weggenomen.” [4]
4. Op 5 april 2024 omstreeks 13:20 uur reed de verbalisant [verbalisant 2] op de openbare weg, genaamd Kaminda George Willems, in westelijke richting. Hij heeft onder meer het volgende gerelateerd:
“Ik zag een rood gekleurd voertuig van het merk [automerk/model 1], zonder kentekennummer met hoge snelheid en een wit gekleurd voertuig van het merk [automerk/model 3], achter elkaar rijdend mij tegemoet komen vanuit noordelijke richting. Ik maakte een U-turn op de weg en reed vervolgens ook in noordelijke richting achter deze twee auto’s. Ik nam contact op met collega [verbalisant 3] van afdeling Motorrijtuigen Criminaliteit om hem van het voorgaande in kennis te stellen en verzocht hem om assistentie.
Ik zag de twee voertuigen richting de wijk Sta. Catharina rijden en reed op afstand achter hen. Beide voertuigen reden de [adres 4] in, vervolgens in de [adres 5] om aan het einde van deze straat rechts op een onverharde weg af te slaan. Beide voertuigen reden vervolgens achter elkaar op de onverharde weg rechtdoor in de mondi te Sta. Catharina. Ik heb mijn voertuig langs de openbare weg tot stilstand gebracht en heb collega [verbalisant 3] hiervan in kennis gesteld en van collega [verbalisant 4] begreep ik dat assistentie onderweg was. Na enkele minuten zag ik hoe alleen het wit gekleurde voertuig van het merk [automerk/model 3], de mondi uitreed, vervolgens in de richting van de T-kruising gevormd door Kaya Orkidia en Kaminda Hensley F.A. “Bam Bam” Meulens reed, en de Kaminda Hensley F.A. “Bam Bam” Meulens opreed in westelijke richting.” [5]
5. Op 5 april 2024 omstreeks 13:24 uur werden de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6] naar aanleiding van een melding, van twee verdachte voertuigen die met een hoge snelheid reden, gedirigeerd naar de wijk Sta. Catharina ter assistentie van de verbalisant [verbalisant 2]. Zij hebben onder meer het volgende gerelateerd:
“Nadat de verbalisant [verbalisant 2] ons in kennis had gesteld dat een wit gekleurd voertuig van het merk [automerk/model 3], de mondi was uitgereden, in de richting van de T-kruising gevormd door de [adres 4] en de Kaminda Hensley F.A. “Bam Bam” Meulens reed en vervolgens de Kaminda Hensley F.A. “Bam Bam” Meulens opreed, bevonden wij ons ook op deze weg. Wij zagen voormelde voertuig ons tegemoet komen rijden en reden het voorbij. Vervolgens keerden wij terug en startten wij met een achtervolging tot rotonde Sta. Rosa, alwaar wij de bestuurder en inzittenden hebben aangemaand om het voertuig te stoppen. Er werden drie mannen door ons uit het voertuig gehaald en aangehouden.
Zij gaven op te zijn genaamd:
[medeverdachte 1](het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 1])
, geboren op [geboortedatum 2] 2006 te [geboorteplaats 2],
[medeverdachte 2](het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 2])
, geboren op [geboortedatum 3] 2024 in [geboorteplaats 3])
, en
[verdachte](het Gerecht begrijpt: [verdachte])
, geboren op [geboortedatum 1] 2002 te [geboorteplaats 1].” [6]
6. De verbalisant [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende gerelateerd:
“Nadat ik assistentie van enkele collega’s had gekregen reden wij de mondi in. Op een afstand van 400 meter de mondi in, constateerde ik dat een rood gekleurd voertuig van het merk [automerk/model 1], met kentekennummer [kentekennummer 3] ver achter in de mondi was achtergelaten, alwaar zich nog drie andere gestripte voertuigen bevonden.
Het startmechanisme van voornoemd voertuig en de rechtervoorruit waren vernield en na het openen van de motorkap zag ik dat de accu was weggenomen. Blijkens VIN-onderzoek bleek dat dit voertuig gekoppeld is aan het kentekennummer [kentekennummer 1], op naam van [betrokkene], wonende aan de [adres 1] geregistreerd stond.
Tevens werd na de aanhouding van de drie verdachten in de kofferbak van het in beslag genomen wit gekleurde voertuig van het merk [automerk/model 3], een accu aangetroffen” [7]

7.De verbalisant [verbalisant 7] heeft het volgende gerelateerd:

“In onderzoek Heuvel waarin [verdachte] als verdachte werd aangemerkt werd onder het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] vertrouwelijke communicatie afgeluisterd.
Op 5 april 2024 tussen 01:17:24 uur en 01:27:33 uur bevond dit mobiele telefoonnummer zich in de woonwijk Saliña, in de omgeving van de [adres 3], alwaar omstreeks 01:23 uur een voertuig van het merk [automerk/model 2], te [adres 3], werd weggenomen.” [8]
8. De verbalisant [verbalisant 8] heeft het volgende gerelateerd:
“Door het RST(het Gerecht begrijpt: Recherche Samenwerkingsteam)
werden statische metingen verricht om alle mogelijke telecommunicatie gegevensverkeer dat zich in de directe omgeving/het directe gebied van de [adres 1] bevonden en/of van een dekkend telecommunicatie-infrastructuur gebruik hebben gemaakt.
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik zou zijn bij [verdachte], werd in de afgeleverde gegevens nagetrokken. Hieruit is gebleken dat voormeld mobiele telefoonnummer (kort) voor, tijdens en/of na in het door het RST (statisch) gemeten Digicel basisstation dekkende het locatiegebied van de [adres 1], positief heeft aangeslagen en op 5 april 2024 tussen 02:00 uur en 02:57 uur verbinding heeft gemaakt met de zendmast LTE-Seinpost alwaar omstreeks 02:48:44 uur een voertuig van het merk [automerk/model 1], te [adres 1], werd weggenomen.” [9]

9.De verbalisant [verbalisant 8] het volgende gerelateerd:

“Door het RST werd statische metingen verricht om alle mogelijke telecommunicatie gegevensverkeer die zich in de directe omgeving/gebied van de [adres 3] en het voetbalveld ‘Mi Welita’ bevonden en/of van een dekkend telecommunicatie-infrastructuur gebruik hebben gemaakt.
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] , welke in gebruik zou zijn bij [verdachte], werd in de afgeleverde gegevens nagetrokken. Hieruit is gebleken dat voormeld mobiele telefoonnummer (kort) voor, tijdens en/of na in het door het RST (statisch) gemeten Digicel basisstation dekkende het locatiegebied van de [adres 3], positief heeft aangeslagen en op 5 april 2024 verbinding heeft gemaakt met de zendmast LTE-Seinpost, zendmast LTE-Kustbatterij en zendmast LTE-Seru Kintjan, allen te bereiken vanuit de [adres 3], alwaar omstreeks 01:24:18 uur een voertuig van het merk [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2] te [adres 3], werd weggenomen.
Tevens is gebleken dat voormeld mobiele telefoonnummer, (kort) voor, tijdens en/of na in het door het RST (statisch) gemeten Digicel basisstation dekkende het locatiegebied van het voetbalveld ‘Mi Welita’, positief heeft aangeslagen en op 5 april 2024 omstreeks 03:25 uur verbinding heeft gemaakt met de zendmast LTE-Bonam, alwaar in de ochtenduren een voertuig van het merk [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2] weggenomen van de [adres 3], werd teruggevonden. Daarnaast valt het adres alwaar [medeverdachte 2] woonachtig is ook in de dekkende omgeving van het voetbalveld ‘Mi Welita’ en wordt gedekt door de zendmast LTE-Bonam.” [10]
10. De verdachte [medeverdachte 2]heeft op 22 juni 2024 een verklaring afgelegd:
“V: Vraag
A: Antwoord
V: Is het telefoonnummer [telefoonnummer] bekend voor jou?
A: Ja.
V: Wie is de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer]?
A: [verdachte].” [11]
11. De verdachte [verdachte] heeft ter terechtzitting van 12 februari 2025 het volgende verklaard:
“Mijn vader heeft de [automerk/model 3] gehuurd en ik was op 5 april 2024 de bestuurder van deze auto. Het klopt dat ik samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] in deze auto heb opgehaald.” [12]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 en feit 2 telkens primair
Het Gerecht gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden.
Uit de aangiften, de analyse van de aangeleverde camerabeelden en de
stillsvan deze camerabeelden volgt onder meer dat op 5 april 2024 omstreeks 01:23 uur een voertuig van het merk [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2], langs het wegdek voor een woning gelegen aan de [adres 3], werd weggenomen. Kort daarna, omstreeks 02:48 uur werd een voertuig van het merk [automerk/model 1], met kentekennummer [kentekennummer 1], voor een woning gelegen aan de [adres 1] weggenomen door -minstens drie personen-, die zich in voormelde [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2] , bevonden. Aan de hand van de onderzoeksresultaten van zendmastanalyse van het telefoonnummer in gebruik zijnde bij de verdachte, is eveneens gebleken dat zijn telefoonnummer op het moment van aanstralen telkens binnen het dekkingsgebied van de zendmasten in de directe omgeving van het adres waar beide diefstallen hebben plaatsgevonden, heeft aangestraald.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. Hij heeft onder meer aangevoerd dat de uit het strafdossier blijkende zendmastgegevens niet accuraat zijn en dat aan de hand van de foto’s (
stillsvan de camerabeelden) niet blijkt dat het de verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, is die de auto’s heeft weggenomen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte heeft tijdens het gehele voorbereidend onderzoek op alle door de politie gestelde vragen een beroep op zijn recht om te zwijgen gedaan, hetgeen zijn goed recht is. Tijdens de inhoudelijke behandeling op 12 februari 2025 is hij door het Gerecht onder meer met de onderzoeksbevindingen, zoals de onderzoeksresultaten van de zendmastanalyse, geconfronteerd en is pas ter terechtzitting deels gaan verklaren over zijn doen en laten vlak voor zijn aanhouding. Hij heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de diefstallen en heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het aanstralen van het volgens de politie bij hem in gebruik zijnde mobiele telefoonnummer in de directe omgeving van de plaats waar beide diefstallen zijn gepleegd. Het Gerecht gaat er daarom van uit dat deze ontkenning alleen diende om de waarheid te bemantelen, te weten dat de verdachte, samen met een ander of anderen, de auto’s heeft gestolen. Het Gerecht stelt vast dat de verdachte binnen enkele uren na de diefstallen, te weten 10 uren en 32 minuten, kort voor zijn aanhouding weliswaar de auto’s niet onder zich had, maar wel achter de verdachte [medeverdachte 2] reed, die de bestuurder was van één van de gestolen auto’s, te weten de [automerk/model 2], en hem naderhand heeft opgehaald nadat hij deze auto in een
mondiheeft achtergelaten.
Het Gerecht ziet voorts, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen aanleiding om aan de juistheid van de zendmastgegevens te twijfelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het aanstralen van een zendmast betekent dat het desbetreffende telefoonnummer zich op het moment van het aanstralen binnen het dekkingsgebied van die zendmast bevindt dat een groter gebied bestrijkt dan enkele straten. Dit toont aan dat de verdachte zich ten tijde van beide autodiefstallen blijkens de zendmastgegevens zich in de directe omgeving van de [adres 1] en de [adres 3] bevond en dat hij op basis van diezelfde zendmastgegevens in elk geval ook in de directe van de omgeving van ‘Mi Welita’ waar de [automerk/model 2] werd gedumpt, en de verdachte [medeverdachte 2] woonachtig is.
Het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, het korte tijdsverloop tussen de diefstallen en het moment waarop de verdachte, rijdend achter de door de verdachte [medeverdachte 2] bestuurde gestolen auto, te weten de [automerk/model 1] , werd waargenomen, mag het ervoor worden gehouden dat de verdachte een directe rol heeft gespeeld bij het plegen van de autodiefstallen op 5 april 2024.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in onderling verband en samenhang bezien, komt het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte voor de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden geen aannemelijke dan wel redelijke verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van die feiten en omstandigheden voor het bewijs ontzenuwt. Het Gerecht stelt dan ook buiten redelijke twijfel vast en acht daarmee derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met de verdachte [medeverdachte 2] betrokken is geweest bij de autodiefstallen. De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:288 juncto artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:288 juncto artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van twee auto’s. Diefstal veroorzaakt doorgaans heel veel overlast in onze samenleving, zeker als het om vervoermiddelen gaat, en brengt voor de slachtoffers grote financiële schade met zich. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Hiertegen dient streng te worden opgetreden.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Gerecht heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf acht geslagen op de strafkaart van de verdachte. Daaruit volgt dat hij reeds eerder, te weten in 2023, onherroepelijk is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, ter zake van medeplegen van diefstal met geweld en het medeplegen van overtreding van de Vuurwapenverordening 1930. Verder liep hij ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten nog in de proeftijd van de opgelegde deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Kennelijk heeft de verdachte zich aan deze eerdere veroordeling weinig gelegen laten liggen.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die onder andere blijken uit het voorlichtingsrapport d.d. 10 oktober 2024 van Uitvoeringsorganisatie Justitiële Zorg (UOJZ), Reclassering Curaçao, nopen niet tot een andere of lagere straf.
Voorts heeft het Gerecht acht geslagen op de proceshouding van de verdachte, die niet heeft laten blijken dat hij het kwalijke van zijn handelen inziet.
Het Gerecht ziet, na dit een en ander te hebben afgewogen, en alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen aanleiding om van de door de officier van justitie gevorderde straf af te wijken. Het Gerecht is dan ook tot de slotsom gekomen dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Deze vordering strekt tot vergoeding van een bedrag van totaal NA
f13.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2024.
De vordering bestaat uit de navolgende posten:
1. aanschafwaarde voertuig NA
f7.800,00
2. opbrengst verkoop wrak NA
f-2.000,00
3. gederfde opbrengsten autoverhuur NA
f8.000,00
Uit het onderzoek ter terechtzitting, de inhoud van het strafdossier en de mondelinge toelichting op de vordering is het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van NA
f8.800,00, bestaande uit een bedrag van NA
f5.800,00 aan materiële schade en een bedrag van NA
f3.000,00 aan voorschot op de gederfde opbrengsten autoverhuur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024, tot aan de dag van de algehele voldoening.
De verdachte is, hoofdelijk, tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering in zoverre tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor beslissing in de strafzaak. De benadeelde partij kan daarom in zoverre niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het Gerecht ziet aanleiding daarbij een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil, zullen ten laste van de verdachte worden gebracht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van 12 juni 2023 in de zaak met parketnummer: 500.00345/22 heeft het Gerecht de verdachte ter zake van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen (feit 1 primair) en het medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk. Ten aanzien van dat voorwaardelijke deel van de straf is de proeftijd op 3 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het Gerecht zal gelasten dat die voorwaardelijke straf deels, te weten voor de duur van vijf maanden, ten uitvoer zal worden gelegd, nu is gebleken dat de eveneens onder de proeftijd bepaalde bijzondere voorwaarde, namelijk dat de verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Uitvoeringsorganisatie Justitiële Zorg (UOJZ), Reclassering Curaçao, niet is aangevangen.
Het Gerecht ziet, anders dan de officier van justitie in hetgeen de officier van justitie heeft betoogd, alle omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang bezien, aanleiding af te zien van tenuitvoerlegging van een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf. Het Gerecht zal in plaats daarvan de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling verlengen met de duur van één jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Uitvoeringsorganisatie Justitiële Zorg (UOJZ), Reclassering Curaçao, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt ook als dat inhoudt dat de verdachte een sociale vaardigheidstraining (SOVA) dient te volgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde straf;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade toe tot een bedrag van
NAf8.800,00 (zegge: achtduizend achthonderd gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte, die hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf8.800,00 (zegge: achtduizend achthonderd gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
39 (negenendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald aan de benadeelde partij of het Land, de verdachte in zoverre is bevrijd van voormelde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan het Land;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij
[slachtoffer]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van het Gerecht van 12 juni 2023 in de zaak met parketnummer: 500.00345/22 met een termijn van één jaar.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 28 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Curaçao (Thema Auto Diefstal) d.d. 7 oktober 2024, geregistreerd onder proces-verbaalnummer: 1179_20241003_92251.doc en de onderzoeksnaam “RED”.
2.Proces-verbaal van aangifte [betrokkene] d.d. 5 april 2024, proces-verbaalnummer: 2024011057_20240405_112200.doc, pagina 19-21.
3.Proces-verbaal van bevinding camerabeelden, d.d. 10 april 2024, documentcode: 1179_20240411_125926.doc, pagina 29-34.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], d.d. 6 april 2024, proces-verbaalnummer: 2024011104_20240406_122459.doc, pagina 44-46.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 april 2024, documentcode: 1179_20240405_171801.doc, pagina 22-24.
6.Proces-verbaal van aanhouding op heterdaad, d.d. 31 maart 2019
7.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 april 2024, documentcode: 1179_20240406_151921.doc, pagina 25-28.
8.Proces-verbaal van bevindingen paalpositie telefoon [verdachte] , d.d. 9 april 2024, pagina 47-48.
9.Proces-verbaal van bevinding & verrichting telecom [verdachte], d.d. 15 mei 2024, pagina 39-42.
10.Proces-verbaal van bevinding & verrichting telecom [verdachte], d.d. 15 mei 2024, pagina 39-42.
11.Proces-verbaal van 2de verhoor verdachte [medeverdachte 2], documentcode: 1179_20240622_113909.doc, pagina 183-186.
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 12 februari 2025, zoals die eventueel later - indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld - in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.