ECLI:NL:OGEAC:2025:52

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
555.00079/24
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.A. Carmelia
  • R.A. Caupain
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van autodiefstallen in Curaçao na onvoldoende bewijs

In deze strafzaak is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen van autodiefstal. De feiten zijn als volgt: de verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen stelen van twee voertuigen in de nacht van 4 op 5 april 2024. De eerste auto werd gebruikt om de tweede auto te stelen. Tijdens het onderzoek ontkende de verdachte elke betrokkenheid en verscheen hij niet bij de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het Gerecht oordeelde dat de bewijsstukken in het dossier onvoldoende steun boden voor een veroordeling. De verdachte was enkele uren na de diefstallen in gezelschap van medeverdachten aangetroffen, maar dit bood onvoldoende bewijs voor zijn betrokkenheid. Het Gerecht concludeerde dat er niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte zich op de plaats delict bevond ten tijde van de diefstallen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

Parketnummer: 555.00079/24

Uitspraak: 28 februari 2025 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats 1],
verblijvende in Curaçao, [adres 1]
.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzittingen van 17 juli 2024, van 1 november 2024 en van 12 februari 2025. De verdachte is ter terechtzittingen van 17 juli 2024 en van 1 november 2024 verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.R. Joemmanbaks, advocaat in Curaçao. De verdachte is niet ter terechtzitting van 12 februari 2025 verschenen. Zijn raadsvrouw, voornoemd, was ter terechtzitting van 12 februari 2025 aanwezig en heeft namens de verdachte verdediging gevoerd.
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich ter terechtzitting van 12 februari 2025 gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht de onder 1 en 2 telkens primair ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
Zijn vordering behelst voorts:
- de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding en de oplegging van een daarbij behorende schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:

Feit 1

dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 1] (kentekenplaat [kentekennummer 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander, te weten [betrokkene], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel,

(artikel 2:288/289 van het Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 1] (kentekenplaat [kentekennummer 1])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden hebben van boven omschreven goed(eren) wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,

(artikel 2:397-399 van het Wetboek van Strafrecht)

Feit 2
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 2] (kentekenplaat [kentekennummer 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander, te weten [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, en/of door inklimming en/of door middel van een valse sleutel,

(artikel 2:288/289 van het Wetboek van Strafrecht)

Subsidiair
dat hij in de periode van 4 april 2024 tot en met 5 april 2024 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een motorrijtuig, merk [automerk/model 2] (kentekenplaat [kentekennummer 2])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden hebben van boven omschreven goed(eren) wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,

(artikel 2:397-399 van het Wetboek van Strafrecht).

Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht gaat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden.
Uit de aangiften, de analyse van de aangeleverde camerabeelden en de
stillsvan deze camerabeelden volgt onder meer dat op 5 april 2024 omstreeks 01:23 uur een voertuig van het merk [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2], langs het wegdek voor een woning gelegen aan de [adres 2], werd weggenomen. Kort daarna, omstreeks 02:48 uur werd een voertuig van het merk [automerk/model 1], met kentekennummer [kentekennummer 1], voor een woning gelegen aan de [adres 3] weggenomen door -minstens drie personen-, die zich in voormelde [automerk/model 2], met kentekennummer [kentekennummer 2], bevonden. Aan de hand van de onderzoeksresultaten van zendmastanalyse van het telefoonnummer in gebruik zijnde bij de verdachte [medeverdachte 1] , is eveneens gebleken dat zijn telefoonnummer op het moment van aanstralen telkens binnen het dekkingsgebied van de zendmasten in de directe omgeving van het adres waar beide diefstallen hebben plaatsgevonden, heeft aangestraald.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten (feit 1 primair en feit 2) zal worden vrijgesproken. Daartoe is, kort samengevat, aangevoerd dat voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt waaruit zou blijken dat de verdachte betrokken was bij en heeft deelgenomen aan de verweten gedragingen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
De verdachte heeft tijdens het voorbereidend onderzoek iedere vorm van betrokkenheid bij de diefstallen stellig ontkend en is niet bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak verschenen, waardoor extra behoedzaamheid geboden is bij de interpretatie van hetgeen uit het de verdachte belastende materiaal valt af te leiden.
Voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen, al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en), is om te beginnen het navolgende van belang.
(-) de verdachte werd samen met de verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte [medeverdachte 2] aangehouden, nadat één van de gestolen auto’s, te weten de [automerk/model 1], in een
mondialwaar andere (gestripte) gestolen auto’s werden aangetroffen werd achtergelaten;
(-) uit de bevindingen van de verbalisanten, die de camerabeelden bij de diefstal van de [automerk/model 1] hebben uitgekeken, volgt onder meer dat een [automerk/model 2] binnen één uur en 25 minuten nadat deze werd weggenomen op de locatie alwaar de [automerk/model 1] -door minstens drie personen- werd weggenomen wordt waargenomen;
(-) blijkens de bevindingen van de verbalisant ( [verbalisant 1]), die de achtervolging op de [automerk/model 1] heeft ingezet, volgt onder meer dat hij door de geopende voorruiten van de auto de bestuurder (van wie een beschrijving wordt gegeven) heeft waargenomen en wordt er geen melding gemaakt van een bijrijder;
(-) de verdachte [medeverdachte 2], door de politie verhoord op 5, 6 en 13 april 2024 en op 22 juni 2024, heeft op 6 april 2024 verklaard dat hij en de verdachte een klusje hadden gekregen om - tegen betaling - de [automerk/model 1] voor een zekere “Pito” op te halen, met het verzoek om de auto elders neer te zetten;
(-) de verdachte [medeverdachte 2] heeft, bij de gelijktijdige maar niet gevoegde behandeling van de strafzaken ter terechtzitting van 12 februari 2025, verklaard dat hij het klusje van “Pito” had gekregen om de [automerk/model 1] op te halen, maar dat de verdachte daarbij niet aanwezig was;
(-) de verdachte [medeverdachte 1] heeft, bij de gelijktijdige maar niet gevoegde behandeling van de strafzaken ter terechtzitting van 12 februari 2025, verklaard dat hij samen met de verdachte, in de [automerk/model 3] de verdachte [medeverdachte 2] heeft opgehaald;
(-) de verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de diefstal van de [automerk/model 1] en [automerk/model 2] in de nacht van 5 april 2024 stellig ontkend en ook zijn aanwezigheid in de [automerk/model 1] in de middag van 5 april 2024.
Deze omstandigheden worden naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende ondersteund door andere stukken in het dossier voor een bewezenverklaring van verdachtes betrokkenheid bij de diefstallen. Ondanks dat de diefstal van de [automerk/model 1] op bewegende camerabeelden, waarvan de
stillszich in het dossier bevinden, is vastgelegd, kan op de
stillsvan deze beelden slechts twee personen worden waargenomen die zich vanuit de eerder gestolen [automerk/model 2] naar de [automerk/model 1] begeven, waarna de [automerk/model 1] wordt weggenomen, terwijl er een mogelijke derde persoon zich in de [automerk/model 2] zou bevinden. Daarmee kan naar het oordeel van het Gerecht nog niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte die derde persoon is geweest, in aanmerking genomen dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich ten tijde van beide autodiefstallen (samen met de verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte [medeverdachte 2]) nabij de plaatsen delict bevond. De omstandigheid dat de verdachte zich enkele uren na de autodiefstallen in gezelschap van de verdachte [medeverdachte 1] en de verdachte [medeverdachte 2] bevond, heeft onvoldoende bewijskracht, nu de mogelijkheid dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, pas kort voor het ophalen van de verdachte [medeverdachte 2] door de verdachte [medeverdachte 1] werd opgehaald, niet wordt uitgesloten.
Op grond van het voorgaande is het Gerecht aldus van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich op 5 april 2024 schuldig heeft gemaakt aan het telkens ten laste gelegde medeplegen van diefstal. Evenmin kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich op die dag schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van heling. Het Gerecht zal de verdachte daarom vrijspreken van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de algehele vrijspraak van het ten laste gelegde zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.
Schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Deze vordering strekt tot vergoeding van een bedrag van totaal NA
f13.800,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2024.
De vordering bestaat uit de navolgende posten:
1. aanschafwaarde voertuig NA
f7.800,00
2. opbrengst verkoop wrak NA
f-2.000,00
3. gederfde opbrengsten autoverhuur NA
f8.000,00
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in zijn vordering worden ontvangen en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 en onder feit 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. S.A. Carmelia, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 28 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Curaçao.