ECLI:NL:OGEAC:2025:83

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
CUR202404720
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en achterstallig loon in arbeidsrelatie tussen verzoekster en Overval Preventie Team

In deze zaak heeft verzoekster, die werkzaam was bij het Overval Preventie Team (OPT), verzocht om nietigverklaring van haar ontslag en om wedertewerkstelling met betaling van achterstallig salaris. De arbeidsovereenkomst was op 5 oktober 2022 gesloten, maar verzoekster ontving haar salaris over november en december 2023 niet. OPT betwistte het ontslag en stelde dat verzoekster zelf ontslag had genomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 maart 2025 werd duidelijk dat verzoekster op 18 december 2023 een bericht had gestuurd waarin zij aangaf niet meer bij OPT te willen werken. OPT interpreteerde dit als een ontslagname. Het gerecht oordeelde dat OPT gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de opzegging door verzoekster, ondanks dat zij het bericht uit boosheid had verstuurd. De vorderingen tot wedertewerkstelling en doorbetaling van salaris werden afgewezen, met uitzondering van het achterstallige salaris tot 18 december 2023, dat OPT moest betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, en de uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

Zaaknummer: CUR202404720
Beschikking van 8 april 2025
in de zaak van
[verzoekster],wonende in [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigden: mr. B.L. Lie Atjam,
tegen
[Verweerder],
h.o.d.n. OVERVAL PREVENTIE TEAM (OPT),
zaakdoende in Curaçao,
verweerder,
gemachtigde: mr. S.N. Zahedi.
Partijen worden hierna [verzoekster] en OPT genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 17 december 2024, met producties;
  • de mondelinge behandeling van 11 maart 2025.
1.2.
OPT heeft de avond voorafgaand aan de zitting per e-mail nog enkele producties toegestuurd aan het gerecht. Deze stukken worden buiten beschouwing gelaten omdat ze te laat zijn ingediend.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het verzoek

2.1. [
verzoekster] verzoekt – samengevat – dat het gerecht het ontslag nietig verklaart en OPT veroordeelt [verzoekster] weer toe te laten tot de werkzaamheden met betaling van het (achterstallige) salaris vermeerderd met de wettelijke verhoging. Het subsidiair gevorderde is ingetrokken.
2.2. [
verzoekster] baseert haar verzoek op het volgende. [verzoekster] heeft op 5 oktober 2022 een arbeidsovereenkomst gesloten met OPT. Het salaris over de maanden november en december 2023 is niet of niet volledig betaald en sinds eind december 2023 heeft OPT haar niet meer opgeroepen. Zij heeft sindsdien ook geen salaris meer ontvangen. Op 21 juni 2024 heeft [verzoekster] voor het geval zij zou zijn ontslagen de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
2.3.
OPT voert verweer. OPT heeft [verzoekster] niet ontslagen. [verzoekster] heeft zelf ontslag genomen. Het salaris over de maanden november en december 2023 is niet betaald, omdat [verzoekster] haar uniform niet heeft ingeleverd bij OPT.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna onder de beoordeling en voor zover relevant ingegaan.

3.De beoordeling

Nietigheid ontslag

3.1.
Het verzoek van [verzoekster] om het ontslag nietig te verklaren wordt afgewezen. Er blijkt namelijk niet dat OPT, die dit betwist, de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
3.2.
Wat er precies tussen partijen is voorgevallen is niet helemaal duidelijk geworden. De verhalen van partijen lopen uiteen. In elk geval was de betaling van het salaris van [verzoekster] over de maand november 2023 onderwerp van discussie tussen partijen. [verzoekster] heeft vanaf 5 december 2023 niet meer gewerkt omdat ze haar salaris niet ontving. Op 18 december 2023 heeft [verzoekster] OPT een bericht gestuurd. OPT heeft dit bericht (deels) voorgelezen tijdens de zitting. Hieruit volgt dat [verzoekster] aangaf dat ze niet meer bij OPT wilde werken en de redenen waarom. [verzoekster] heeft erkend dat ze het bericht heeft gestuurd, maar dat was volgens haar uit boosheid.
3.3.
OPT heeft het bericht opgevat als een ontslagname en gezegd dat ze haar uniform moet inleveren waarna ze het achterstallige salaris zal ontvangen. Het uniform is niet ingeleverd. Evenmin is het achterstallige salaris betaald. [verzoekster] heeft ook niet meer gewerkt. Die situatie duurt in feite voort tot aan deze procedure.
Wedertewerkstelling en achterstallig salaris
3.4. [
verzoekster] vordert ook dat zij weer wordt toegelaten tot haar werkzaamheden en doorbetaling van het salaris. Zoals hiervoor al weergegeven stelt OPT onder verwijzing naar het bericht van 18 december 2023 dat [verzoekster] ontslag heeft genomen. Er moet dus beoordeeld worden of OPT het bericht van [verzoekster] zo heeft mogen begrijpen.
3.5.
Uit de artikelen 3:33 en 3:35 BW volgt dat de werkgever er in principe op mag vertrouwen dat de verklaring van de werknemer overeenstemt met zijn wil. Of dat vertrouwen van de werkgever gerechtvaardigd is, hangt af van alle omstandigheden van het geval. In geval van opzegging van een arbeidsrelatie door de werknemer, zoals hier aan de orde, kan volgens vaste rechtspraak het vertrouwen van een werkgever alleen dan gerechtvaardigd zijn als sprake is van een ‘duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer’.
3.6.
Deze strenge maatstaf moet de werknemer behoeden voor de ernstige gevolgen die vrijwillige beëindiging van het dienstverband voor hem kan hebben (zoals het mogelijke verlies van ontslagbescherming en aanspraken ingevolge de sociale zekerheidswetgeving). In verband met die ernstige gevolgen zal de werkgever niet snel mogen aannemen dat een verklaring van de werknemer is gericht op vrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking. Onder omstandigheden rust op de werkgever een onderzoeksplicht om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen en een verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging voor te lichten.
3.7.
Het gerecht is van oordeel dat OPT er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [verzoekster] wilde opzeggen. De enkele omstandigheid dat zij het bericht verstuurde omdat zij boos was betekent niet meteen dat haar wil en verklaring niet met elkaar overeen stemden. [verzoekster] heeft haar bericht verstuurd toen zij al enkele weken thuis was. Zij heeft in die periode voldoende tijd gehad om na te denken wat zij wilde. Ook in de periode na het versturen van het bericht blijkt niet dat [verzoekster] is teruggekomen op haar mededeling en zich beschikbaar heeft gehouden voor werk. Het gerecht begrijpt dat het contact tussen partijen toen met name is gegaan over de salarisbetaling van november en december 2023 en het inleveren van het bedrijfsuniform. Pas op 20 maart 2024 heeft [verzoekster] een bericht gestuurd met de vraag wanneer zij weer kan komen werken. Dat is drie maanden na haar bericht van 18 december 2023. Uiteindelijk heeft zij pas in december 2024 een gerechtelijke procedure gestart. Door zoveel tijd te laten verstrijken mocht OPT er eens te meer op vertrouwen dat zij de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen.
3.8.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen tot wedertewerkstelling en doorbetaling van het salaris worden afgewezen, behalve het achterstallige salaris tot 18 december 2023. Dat wordt toegewezen. OPT heeft immers erkend dat hij dit nog verschuldigd is aan [verzoekster] en het beroep op opschorting in verband met het niet inleveren van de bedrijfskleding slaagt niet. Loonopschorting is, vanwege het ingrijpende karakter, alleen in zeer uitzonderlijke gevallen toegestaan. Het niet inleveren van bedrijfskleding is naar het oordeel van het gerecht niet een uitzonderlijke situatie en rechtvaardigt dus niet de opschorting van het salaris. Over het achterstallige salaris is OPT de wettelijke verhoging verschuldigd, zoals gevorderd door [verzoekster].
Proceskosten
3.9.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk wordt gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd. Dat betekent dat elke partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.10.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van de partijen deze beslissing voorlegt aan het Hof.
4. De beslissing
Het gerecht:
4.1.
veroordeelt OPT aan [verzoekster] te betalen het salaris over november 2023 en december 2023 tot aan de datum van het ontslag op 18 december 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7A:1614q BW;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter, bijgestaan door
mr. A.F. Lipman, griffier, en in het openbaar uitgesproken.