ECLI:NL:OGEAM:2012:BX7030

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 1/2012
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot bouw van een keermuur door buren in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten werd behandeld, vorderde eiser, eigenaar van een hoger gelegen perceel, dat zijn buurman een adequate keermuur zou bouwen. De buren waren in een geschil verwikkeld over de gevolgen van grondafgraving door de gedaagde, die haar lager gelegen perceel had afgegraven. Eiser stelde dat door deze afgraving een wand van stenen en grond was ontstaan die erodeerde, wat gevaar opleverde voor zijn perceel. Het Gerecht oordeelde dat niet vaststond dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld door geen muur te bouwen. De rechter verwees naar eerdere jurisprudentie en concludeerde dat er geen rechtsplicht bestond voor gedaagde om een keermuur te bouwen, zelfs niet als eiser bereid was de kosten te delen. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 3 februari 2012, en het vonnis werd openbaar uitgesproken door rechter D.M. Thierry.

Uitspraak

Vonnis van 3 februari 2012
Zaaknummer: KG 1/2012
Vonnisnr.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
VONNIS in kort geding
in de zaak van
[eisers],
beiden wonende in Sint Maarten,
eisers,
gemachtigde: mr. J.G. Snow,
tegen
[gedaagde],
wonende in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J. Kock.
Eisers worden hierna gezamenlijk in vrouwelijk enkelvoud aangeduid als [eisers]. Gedaagde zal verder [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 3 januari 2012 ingediende verzoekschrift met producties;
- de pleitnota met producties van [gedaagde];
- de behandeling ter zitting van 20 januari 2012.
Het vonnis werd bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1 [eisers] en [gedaagde] zijn en buren in de woonwijk Belair te Sint Maarten. Deze wijk is tegen een heuvel aangebouwd.
2.2 [eisers] is eigenaar van het hoger gelegen perceel (meetbrief 150/2002 en 125/1999) ten opzichte van aangrenzende het perceel van [gedaagde] (meetbrief 268/2002).
2.3 [gedaagde] heeft haar lager op de heuvel gelegen perceel in 2006 afgegraven teneinde de bodem horizontaal te maken. Zij heeft daarop een huis gebouwd. Door de afgraving is een wand van stenen en grond ontstaan nabij de erfgrens. Het perceel van [eisers] is onbebouwd.
2.4 [gedaagde] heeft na de bouw van het huis tegen deze wand een muur van 12 voet hoog geplaatst, een zogeheten <i>retaining wall</i>. Deze is op of nabij de perceelgrens opgetrokken en in hoogte (ongeveer) gelijk aan de hoogte van de wand die (dus) gelijkloopt met de lage kant van het perceel van [eisers]. De ruimte tussen de muur en de wand is opgevuld met grond.
2.5 In juli 2011 is de muur omgevallen en op het perceel van [gedaagde]. Dit is veroorzaakt door erosie van de grond van het perceel van [eisers], als gevolg waarvan grond tegen de muur is aangeduwd en deze heeft omgestoten. [gedaagde] heeft de resten van de muur en de verzakte grond laten afvoeren.
2.6 [gedaagde] heeft in augustus 2011 een nieuwe muur op haar perceel geplaatst. Deze is ongeveer drie voet hoog is derhalve lager dan de ingestorte muur was.
2.7 [eisers] heeft de architect [ ] verzocht over de nieuwe muur te rapporteren. [architect] schrijft in zijn brief van 20 december 2011 aan de advocaat van [eisers] het volgende: “<i>(…). The parcel of land in 268/2002 has been excavated to form a flat area for construction, and a partial retaining wall has been constructed at the boundary with your client’s property.
The land has in fact been over-excavated, removing a part of your client’s property in the process. The excavation extends approximately one meter onto your client’s property.
The partial retaining wall on the neighbouring property consists of four rows of concrete blocks and has a height of about 0,80m, whereas the height of the excavated bank is approximately 3,00 m high. The wall has no stiffening columns and insufficient reinforcement.
The retaining wall as constructed is inadequate to support the earth bank behind and erosion is already occurring, and will continue with any significant rainfall.
Unless the neighbor builds a full height and adequately designed and engineered retaining wall, there will be continuing erosion of your client’s property, making it dangerous and impossible for your client to construct anything anywhere close to the boundary. The subsoil in this location is relatively unstable, and will erode over time. (…).</i>”
2.8 Bij brief van 19 oktober 2011 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde] gesommeerd in overleg te treden over de bouw van een adequate keermuur op de perceelsgrens waarvan de kosten door partijen bij helfte worden gedragen. Deze brief heeft niet tot vruchtbaar overleg geleid.
3. Het geschil
3.1 [eisers] vordert – samengevat weergegeven – [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te bevelen i) binnen één week na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan te vangen met de bouw van een adequate muur op de perceelgrens, zodanig dat het gevaar op instorting van het perceel van [eisers] in kwestie geheel wordt weggenomen en dat de eerder onrechtmatig afgegraven grond weer kan worden teruggestort; ii) de bouw van deze muur binnen vier weken na aanvang te voltooien; iii) binnen twee weken na voltooiing van de te bouwen muur de eerder onrechtmatig afgegraven grond terug te storten, zodat het perceel in oorspronkelijke toestand wordt hersteld; een en ander kosten rechtens.
3.2 [gedaagde] voert verweer dat hierna, voor zover van belang, aan de orde zal komen.
4. De beoordeling
4.1 [gedaagde] heeft in de eerste plaats betwist dat zij grond van het perceel van [eisers] heeft afgegraven. [gedaagde] stelt met verwijzing naar overgelegde verklaringen dat zij binnen de perceelsgrens heeft afgegraven. Het Gerecht kan gelet op deze gemotiveerde betwisting niet uitgaan van de juistheid van de stelling van [eisers] en voor verder onderzoek is in dit kort geding geen plaats. Evenmin is gebleken dat de nieuwe muur op het perceel van [eisers] is gebouwd. Verklaringen, onder meer van inspecteurs van VROMI, bevestigen dat [gedaagde] met de bouw ruim binnen de perceelsgrens is gebleven.
4.2 Voorzover aangenomen moet worden dat het perceel van [eisers] is afgekalfd, moet dit op grond van de door [gedaagde] overgelegde foto’s vooralsnog worden toegeschreven aan erosie waardoor stenen en grond zijn losgekomen.
4.3 Met verwijzing naar de brief d.d. 20 december 2011 van [architect] heeft [eisers] gesteld dat de nieuwe muur van ongeveer 0,80 meter hoog ongeschikt is om als <i>retaining wall</i> te dienen. [eisers] wil een huis bouwen op haar perceel, maar daarmee kan zij niet beginnen, aangezien de grond kan verzakken zonder een geschikte <i>retaining wall</i> op het perceel van [gedaagde]. [eisers] voert aan dat [gedaagde] een gevaarlijke en onrechtmatige toestand laat voortduren.
4.4 [gedaagde] heeft niet weersproken dat de huidige 0,80 meter hoge muur ongeschikt is om verdere erosie van het perceel van [eisers] tegen te gaan. Nu partijen het verder erover eens zijn dat dit perceel erodeert, komt voorlopig vast te staan dat (verdere) afkalving van het perceel van [eisers] te verwachten is. Uit de brief d.d. 20 december 2011 van [architect] noch uit andere stukken is echter af te leiden dat instorting van het perceel van [eisers] dreigt.
4.5 Niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen of erosie gevaar voor personen of zaken oplevert. Als dit evenwel het geval is, dan is het [gedaagde] en niet [eisers] die gevaar loopt. Het bovengelegen perceel van [eisers] is immers nog onbebouwd, terwijl het omvallen van de muur in juli 2011 heeft laten zien dat [gedaagde] hierdoor schade kan oplopen. Naar voorlopig oordeel van het Gerecht schendt [gedaagde] geen zorgvuldigheidsnorm in de zin van artikel 6:162 BW door zichzelf of aan haar toebehorende zaken beweerdelijk in gevaar te brengen. Indien van gevaarzetting sprake is, dan heeft [gedaagde] niet jegens [eisers] onzorgvuldig gehandeld.
4.6 De vraag die vervolgens voorlopige beantwoording behoeft is of [gedaagde] onrechtmatig handelt door na te laten tegen kostendeling op haar terrein een geschikte <i>retaining wall</i> op te trekken waardoor [eisers] haar perceel niet kan bebouwen. [eisers] heeft niet gesteld dat het afgraven van het perceel van [gedaagde] met erosie tot gevolg wegens het ontbreken van een adequate <i>retaining wall</i> reeds op zichzelf als onrechtmatig moet worden beschouwd.
4.7 Het Gerecht oordeelt voorlopig dat van onrechtmatig handelen van [gedaagde] geen sprake is. Het Gerecht verwijst naar HR 2 mei 1930, NJ 1930 blz. 929 e.v. waarin de eigenaar van een pand (Wallich &Matthes) verbouwingen wilde uitvoeren, maar slechts een vergunning kreeg als de buurman (Heimans) stutten in zijn pand aanbracht. Heimans weigerde dit aangezien Wallich &Matthes de kosten niet voor zijn rekening wilde nemen. De Hoge Raad overwoog, ter beantwoording van de vraag of Heimans tegenover Wallich &Matthes onrechtmatig handelde door te weigeren het stutwerk aan te brengen, het volgende: “<i>(…). dat wat er zij van de vraag in het algemeen, of zoodanige plicht tot handelen in het belang van anderen, wanneer die niet gegrond is op eenig bijzonder wettelijk voorschrift, steun kan vinden in de eischen van het maatschappelijk verkeer, (…), dit zeker niet het geval is, indien de handeling hem, van wien zij gevergd wordt, schade berokkent en hij, die haar in zijn belang vergt, zelfs niet bereid is die schade voor zijn rekening te nemen;
(…);
dat reeds uit deze vaststaande feiten volgt, dat de weigering van Heimans, om ten gerieve van Wallich & Matthes de tweede verdieping van haar pand inwendig te stutten, haar niet als een misbruik van haar eigendomsrecht kan worden aangerekend;
dat derhalve ten onrechte het Hof in die weigering een ongeoorloofde handeling van Heimans heeft gezien, (…)</i>”
4.8 In het onderhavige geval bestaat geen rechtsplicht van [gedaagde] om een <i>retaining wall</i> op te trekken teneinde bebouwing van het perceel van [eisers] mogelijk te maken, ook niet indien [eisers] bereid is de helft van de kosten daarvan te dragen. De vorderingen zullen worden afgewezen. Het Gerecht wijst partijen ten overvloede op het bepaalde in artikel 5:56 BW waarin het dulden van gebruik van het erf voor werkzaamheden ten behoeve van een ander is voorgeschreven.
4.9 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [eisers] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1 wijst de vordering af;
5.2 veroordeelt [eisers] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op NAfl. 1.500,-- aan salaris gemachtigde;
5.3 verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Thierry, rechter in dit gerecht en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2012 in aanwezigheid van de griffier.