ECLI:NL:OGEAM:2014:4

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 juni 2014
Publicatiedatum
24 februari 2016
Zaaknummer
Lar 96/2013
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk verbod tot uitoefening van de geneeskunst en legaliteitsbeginsel in Sint Maarten

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, ging het om een beroep tegen een beschikking van de Inspectie voor de Volksgezondheid van Sint Maarten, waarbij aan de eiseres een tijdelijk verbod tot uitoefening van de geneeskunde was opgelegd. De beschikking dateert van 20 juni 2013. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.M. Stomp, betwistte de rechtmatigheid van dit verbod. De verweerster, de Inspectie voor de Volksgezondheid, werd vertegenwoordigd door mrs. J. G. Bloem en J. Westra.

De procedure kende een tussenuitspraak op 7 april 2014, waarin het Gerecht het vooronderzoek heropende en partijen verzocht om nadere schriftelijke toelichting. De partijen dienden hun toelichtingen in op 19 mei 2014. Het Gerecht moest zich buigen over de vraag of de Landsverordening beroepen in de gezondheidszorg (Lv big) van toepassing was en of de Inspectie bevoegd was om een tijdelijk beroepsverbod op te leggen. Het Gerecht concludeerde dat de Lv big niet was overgenomen door Sint Maarten na de staatkundige veranderingen in 2010, en dat de bestaande wetgeving, de Lv uitoefening van de geneeskunde, nog steeds van kracht was.

Het Gerecht oordeelde dat de Inspectie niet bevoegd was om vooruit te lopen op toekomstige wetgeving die haar deze bevoegdheid zou geven. Het legaliteitsbeginsel staat niet toe dat zonder een wettelijke basis ingegrepen wordt in de vrijheid van beroepsuitoefening. De bestreden beschikking werd daarom vernietigd, en het beroep van de eiseres werd gegrond verklaard. Tevens werd de Inspectie veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, vastgesteld op NAf 2.100,--, en een vergoeding van het griffierecht van NAf 150,-- werd toegewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. K. Mans op 23 juni 2014, en er staat hoger beroep open binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak : 23 juni 2014
Zaaknummer : Lar 96/2013
Uitspraaknr. :

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

In het geding van:
[eiseres]
wonende te Sint Maarten,
eiseres, gemachtigde: mr. R.M. Stomp
en:
De INSPECTIE VOOR DE VOLKSGEZONDHEID VAN SINT MAARTEN
verweerster, gemachtigden: mrs. J. G. Bloem en J. Westra

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 20 juni 2013, waarbij verweerder aan eiseres een tijdelijk verbod tot uitoefening van de geneeskunde heeft opgelegd.

2.Het (verdere) verloop van de procedure

2.1
Bij uitspraak van 7 april 2014 heeft het Gerecht in eerste aanleg alhier uitspraak gedaan op onderhavig beroep, waarbij het vooronderzoek is heropend en partijen werden verzocht nadere schriftelijke toelichting in het geding te brengen (hierna: tussenuitspraak). Partijen hebben ieder een schriftelijke toelichting (met producties) ingediend bij dit Gerecht op 19 mei 2014.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De (verdere) beoordeling

3.1
In de tussenuitspraak (dd. 7 april 2014) heeft het Gerecht het vooronderzoek heropend en aan partijen verzocht om in een nadere schriftelijke toelichting zich uit te laten over de betekenis die in het onderhavige geval aan de bepalingen in de Landsverordening beroepen in de gezondheidszorg (hierna: Lv big) toekomt. Overwogen is daartoe onder meer als volgt:

Het Gerecht ziet zich evenwel gesteld voor de vraag of en zo ja, welke betekenis in het onderhavige geval toekomt aan de bepalingen in de Lv big. Allereerst ligt in algemene zin de vraag voor hoe de Lv big zich verhoudt tot de Lv uitoefening van de geneeskunde (zie de hierboven opgenomen overwegingen betreffende het regelgevingskader). Voorts dient te worden bezien hoe de onderhavige opgelegde maatregel zich verhoudt met het bepaalde in de Lv big, in het bijzonder met artikel 31 van de Lv big, waarin is voorzien in de bevoegdheid van verweerster tot tijdelijke doorhaling van de registratie van de betrokken arts. Tenslotte dient te worden uitgemaakt wat de betekenis is van de artikelen 7 en 8 van de Lv big. Uit deze bepalingen is immers af te leiden dat een medisch beroepsbeoefenaar zijn rechten ter zake van de uitoefening van zijn beroep geheel of gedeeltelijk dan wel tijdelijk of blijvend kan verliezen op grond van een maatregel, berustende op een bestuursrechtelijke beslissing (waarbij de vragen rijzen: van welk bestuursorgaan en op grond van welke bepaling).’
3.2
Partijen hebben in hun toelichtingen min of meer eensluidend gewezen op het volgende. De Lv big is weliswaar door de Staten van de voormalige Nederlandse Antillen vastgesteld (P.B. 2009, nummer 69) maar bij de overgang naar het nieuwe staatsbestel op 10 oktober 2010 is deze vastgestelde landsverordening niet overgenomen voor het land Sint Maarten. Een concept voor de betreffende landsverordening (de Lv big voor Sint Maarten) is weliswaar gereed, maar moet nog door de Staten worden goedgekeurd, waarbij het wachten is op een aantal uitvoeringsbesluiten. De bedoelding is dat de nieuwe landsverordening de Lv uitoefening van de geneeskunde vervangt, maar dat heeft nog niet plaatsgevonden. De Lv uitoefening van de geneeskunde is dus nog van toepassing. Het Gerecht neemt voorgaande tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling.
3.3
Partijen zijn blijkens de gegeven toelichtingen nog immer verdeeld over de vraag of de Lv uitoefening geneeskunde de bevoegdheid biedt aan verweerster voor het opleggen van een (tijdelijk) beroepsverbod. Het Gerecht heeft dit punt evenwel reeds beoordeeld (en bedoelde vraag in ontkennende zin beantwoord) in de tussenuitspraak en volstaat thans dan ook met een verwijzing naar betreffende overwegingen (in het bijzonder 3.8).
3.4
Vervolgens ligt ter beoordeling voor het geschilpunt tussen partijen dat ziet op de vraag of verweerster bij het nemen van de bestreden beschikking heeft mogen vooruitlopen op toekomstige wetgeving, die haar de bevoegdheid tot het opleggen van een (tijdelijk) beroepsverbod zal geven op min of meer gelijke voet als thans voorzien in de (niet hier te lande geldende) Lv big. Het Gerecht overweegt als volgt. Voor anticiperen op de inwerkingtreding van de Lv big in Sint Maarten is - anders dan verweerster betoogt - rechtens geen plaats, reeds gelet op hetgeen bij de tussenuitspraak onder 3.7 is overwogen betreffende belastend overheidsoptreden en het legaliteitsbeginsel. De ruimte voor anticipatie op toekomstige wetgeving reikt niet zover, dat zonder grondslag in de geldende wet het van overheidswege ingrijpen in of inbreuk maken op de vrijheid van beroepsuitoefening gelegitimeerd is. De slotsom, mede gelet op de overwegingen in de tussenuitspraak, is geldend recht weliswaar voorziet in tot de bevoegdheid van verweerster tot het indienen van een tuchtrechtelijke klacht (die, indien gegrond bevonden, kan leiden tot een al dan niet tijdelijk beroepsverbod), maar niet in de bevoegdheid tot het opleggen van een (tijdelijk) beroepsverbod door verweerster zelf. De bestreden beschikking is dan ook onbevoegd genomen.
3.5
Reeds op grond van het vorenstaande zal het Gerecht het beroep gegrond verklaren en de bestreden beschikking vernietigen.
3.6
Er is aanleiding om verweerster (ten laste van het land Sint Maarten) te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 2.100,-- zijnde drie punten ad NAf 700,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de mondelinge behandeling waarbij de zaak inhoudelijk is besproken en 1 punt voor de nadere schriftelijke toelichting). Voorts zal het Gerecht bepalen dat het land Sint Maarten aan eiseres NAf 150,-- dient te betalen als vergoeding van het door haar gestorte griffierecht.

4.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat het land Sint Maarten aan verzoekster zal betalen een bedrag ad NAf 2.100,-- en een bedrag van NAf 150,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Mans, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 23 juni 2014.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.