ECLI:NL:OGEAM:2015:2

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
100.00025/14
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig parlementslid wegens ambtelijke omkoping met gevolgen voor kiesrecht en ambtelijke functies

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 6 maart 2015 uitspraak gedaan tegen een voormalig parlementslid dat werd beschuldigd van ambtelijke omkoping. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in Sint Maarten, werd beschuldigd van het aannemen van giften van een ondernemer, [A], in ruil voor het bevorderen van vergunningaanvragen en andere verzoeken die verband hielden met de exploitatie van een bedrijf genaamd Lunteren N.V. (Bada Bing). De verdachte ontving in totaal $150.000,- in de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 september 2012, wetende dat deze giften bedoeld waren om hem te bewegen tot handelen in strijd met zijn ambtelijke plichten.

Tijdens de rechtszittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2014 en 2015, heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en vrijspraak. Het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig was aan het aannemen van giften en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte voor 5 jaar ontzet van het recht om ambten te bekleden en van het passieve kiesrecht. De uitspraak benadrukte de ernst van ambtelijke omkoping en de impact daarvan op het vertrouwen in de overheid.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren op [datum] 1965 in Sint Maarten
wonende Sint Maarten, [adres]

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2014, 21 en 26 augustus 2014, 14 januari 2015, 11, 12 en 13 februari 2015. De verdachte is, behoudens op de zittingen van 7 mei 2014 en 26 augustus 2014, steeds verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.R.H. Richardson.
De officier van justitie mr. J.C.G. van der Wulp heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte terzake de tenlastegelegd feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk alsmede onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwapen met munitie.
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie en subsidiair vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de ter terechtzitting van 11 februari 2015 gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
1.
dat hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 september 2012 te Sint Maarten, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
als ambtenaar, te weten als onafhankelijk Statenlid van het land Sint Maarten (telkens) (een) gift(en) of (een) belofte(n), afkomstig van en/of gedaan door of namens [A] en/of Lunteren N.V. (Bada Bing), te weten
• een geldbedrag van in totaal $ 150.000,- (USD) en/of het equivalent van dat geldbedrag in Antilliaanse guldens, althans geld,
heeft aangenomen, (telkens) wetende dat deze/die gift(en) en/of belofte(s) aan hem, verdachte, werd(en) gedaan teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, te weten het:
(anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van [A] en/of Lunteren N.V. (Bada Bing) en/of
aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte en
[A]l en/of Lunteren N.V. (Bada Bing) en/of teneinde (aldus) voor hem/hen een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen, en/of teneinde te bewerkstelligen dat hij, verdachte, zou bevorderen en/of zorgdragen en/of opdragen en/of zich er voor zou inspannen dat:
• het verzoek om wijziging van een vestigings/c.q. exploitatievergunning (Operational License), betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road nummer 11 (Lunteren N.V. / Bada Bing) door het Ministerie van Economische zaken en/of een bevoegde overheidsinstelling met voorrang in behandeling wordt genomen en/of (versneld) wordt afgehandeld en/of
• het verzoek om wijziging van een vestigings/c.q. exploitatievergunning (Operational License), betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road nummer 11 (Lunteren N.V. / Bada Bing) door het Ministerie van Economische Zaken en/of een bevoegde overheidsinstelling wordt ingewilligd en/of verleend en/of toegekend en/of
• het (mondelinge) verzoek om verruiming van de openingstijden, betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road nummer 11 (Lunteren N.V./ Bada Bing) door het Ministerie van Economische zaken en/of een bevoegde overheidsinstelling met voorrang in behandeling wordt genomen en/of (versneld) wordt afgehandeld en/of
• het (mondelinge) verzoek om verruiming van de openingstijden, betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road 11 (Lunteren N.V./ Bada Bing) door het Ministerie van Economische zaken en/of een bevoegde overheidsinstelling wordt ingewilligd en/of verleend en/of toegekend en/of
• het verzoek om verhuizing van Lunteren N.V., althans de van registratie van de wijziging van het vestigingsadres (van het adres Rhine Road 25 Maho Shopping Center naar SR Patientia 24, althans nummer 11, te Simpsonbay ) door het Ministerie van Economische zaken en/of een bevoegde overheidsinstelling met voorrang in behandeling wordt genomen en/of (versneld) wordt afgehandeld en/of
• het verzoek om verhuizing van Lunteren N.V., althans van de registratie van de wijziging van het vestigingsadres (van het adres Rhine Road 25 Maho Shopping Center naar SR Patientia 24, althans nummer 11, te Simpsonbay ) door het Ministerie van Economische zaken en/of een bevoegde overheidsinstelling wordt ingewilligd en/of verleend en/of toegekend en/of
• de duur van de tewerkstellingsvergunning van een of meer van de in Lunteren N.V. / Bada Bing werkzame dames wordt verlengd;
(art. 379 van het Wetboek van Strafrecht- zaaksdossier Omkoping);
2.
dat hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2011 tot en met 9 maart 2013, althans op of omstreeks 9 maart 2013 in Sint Maarten,
voorhanden heeft gehad een pistool (merk/ type Ruger, model LCP, kaliber 9 mm Browning Kort,(synoniem van .380 Auto) ), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of eenenvijftig (51), althans een of meer (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(artikel 3 jo. 11 van de Vuurwapenverordening 1930 – zaaksdossier Vuurwapen);

3.Voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3.2
Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3.3
Ontvankelijkheid van de Officier van Justitie
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat zij vervolgingshandelingen heeft verricht voordat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire,
St. Eustatius en Saba (het Hof) de vervolging van verdachte had bevolen. Hierbij wordt gewezen op de (huis)zoekingen die op 9 en 10 maart 2013 hebben plaatsgevonden in de woning en op de werkplek van verdachte.
Het Gerecht stelt voorop dat voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie als sanctie slechts plaats is, indien sprake is van "ernstige inbreuken op beginselen van de behoorlijke procesorde waardoor 'doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan". Dit betekent dat een onrechtmatigheid dient te worden vastgesteld, dat de belangen van de verdachte in deze zaak dienen te zijn getroffen en dat doelbewust of met grove verwaarlozing van die belangen aan een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Voorts komt niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als rechtsgevolg in aanmerking indien een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Ingevolge artikel 123, eerste lid, van de Staatsregeling geschiedt vervolging van een minister of een lid van de Staten wegens het begaan van een misdrijf door de procureur-generaal of een door hem aan te wijzen ander lid van het openbaar ministerie, na bevel van het Hof, op vordering van de procureur-generaal. De procedure is geregeld in de Landsverordening vervolging politieke gezagsdragers. In artikel 2 van deze Landsverordening is bepaald dat vervolging van een van misdrijf verdachte politieke gezagsdrager slechts plaatsvindt na een bevel tot vervolging van het Hof, op vordering van de procureur-generaal.
Het Gerecht stelt vast dat het Hof op 30 december 2013 de vervolging van verdachte heeft bevolen. Voorts staat vast dat het openbaar ministerie op 9 maart 2013, zowel in de zaak tegen verdachte als in de zaak tegen medeverdachte [a], heeft gevorderd dat de rechter-commissaris huiszoekingen ter inbeslagneming zal doen in de woning van verdachte en zijn werkplaats in het parlementsgebouw.
De rechter-commissaris heeft de vordering in de zaak tegen verdachte bij beslissing van 9 maart 2013 afgewezen omdat deze vordering aangemerkt dient te worden als een daad van vervolging in de zin van artikel 123 lid 1 van de Staatsregeling en artikel 2 van de Landsverordening vervolging politieke gezagsdragers. Bij beslissing van 15 maart 2013 heeft het Hof het hiertegen ingestelde beroep afgewezen. Het Gerecht is met de rechter-commissaris en het Hof van oordeel dat de betreffende vordering van het openbaar ministerie aangemerkt dient te worden als een daad van vervolging.
Dit leidt naar het oordeel van het Gerecht echter niet tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking het enkele indienen van de vordering niet leidt tot het oordeel dat daarmee doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Nu de vordering is afgewezen is verdachte voorts niet in zijn belangen geschaad. Dat in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen medeverdachte [A] alsnog huiszoekingen bij verdachte hebben plaatsgevonden doet hier niet aan af. Deze huiszoekingen hebben, zoals gezegd, plaatsgevonden in het strafrechtelijk onderzoek tegen medeverdachte [A] en kunnen niet aangemerkt worden als (een) da(a)d(en) van vervolging tegen verdachte.
De verdediging heeft voorts betoogd dat sprake is van “trial by media”, met name door de rol van de media maar ook wegens de rol van de Staten van Sint Maarten en de Tweede Kamer en de premier van Nederland.
Naar het oordeel van het Gerecht moet vooropgesteld worden dat de media-aandacht in deze zaak, gelet op de aard hiervan, een normaal uitvloeisel is geweest van journalistiek onderzoek. Het is de taak van de media om het publiek te informeren. De media hebben in deze een eigen verantwoordelijkheid, die in beginsel niet ter toetsing van de (straf)rechter staat; dat wil zeggen zolang zij zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit of zich naar burgerlijk recht onrechtmatig gedragen. Dat media bepaalde feiten (al dan niet onjuist of gekleurd) publiceren, kan niet worden verweten aan het openbaar ministerie, tenzij kan worden aangetoond dat het openbaar ministerie daarin een actieve rol heeft gehad. In de onderhavige zaak is dit niet gebleken. Gelet op dit alles kan niet gezegd worden dat het openbaar ministerie een verwijtbare rol heeft gehad in de media-aandacht. Voorts is niet gebleken dat de media, de Staten van Sint Maarten dan wel de Tweede Kamer en/of de premier van Nederland een dusdanige beïnvloedende rol in deze zaak hebben gespeeld, dat om die reden sprake is van een inbreuk op het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook anderszins geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan.
Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
3.4
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het als feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte daarvan vrijspreken. Vast staat dat verdachte tot 1 oktober 2010 minister was. Ingevolge artikel 3, tweede lid van de Vuurwapenverordening 1930 jis de artikelen 2, aanhef en onder 1 van de wapenverordening 1931 en artikel 1 aanhef en onder c van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 2, onder 1 van de wapenverordening 1931, geldt het verbod neergelegd in artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 niet voor gewezen ministers gedurende vier achtereenvolgende jaren na hun aftreden als minister. Verdachte was derhalve tot 1 oktober 2014 gerechtigd een vuurwapen voorwapen te hebben.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het telastgelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 30 september 2012 te Sint Maarten, meermalen, als ambtenaar, te weten als onafhankelijk Statenlid van het land Sint Maarten een gift gedaan door [A], te weten geld heeft aangenomen, wetende dat deze giften aan hem, verdachte, werden gedaan teneinde hem, verdachte, te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen, te weten het begunstigen van Lunteren N.V. (Bada Bing) en/of voor
haareen voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en/of dat hij, verdachte, zou bevorderen en/of zich er voor zou inspannen dat:
• het verzoek om wijziging van een vestigings/c.q. exploitatievergunning (Operational License), betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road nummer 11 (Lunteren N.V. / Bada Bing) door het Ministerie van Economische zaken wordt afgehandeld en
• het verzoek om wijziging van een vestigings/c.q. exploitatievergunning (Operational License), betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road nummer 11 (Lunteren N.V. / Bada Bing) door het Ministerie van Economische Zaken wordt ingewilligd en
• het verzoek om verruiming van de openingstijden, betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road nummer 11 (Lunteren N.V./ Bada Bing) door het Ministerie van Economische zaken wordt afgehandeld en
• het verzoek om verruiming van de openingstijden, betrekking hebbend op het adres Sister Patientia Road 11 (Lunteren N.V./ Bada Bing) door het Ministerie van Economische zaken wordt ingewilligd en
• het verzoek van Lunteren N.V.
totwijziging van het vestigingsadres door het Ministerie van Economische zaken wordt afgehandeld en
• het verzoek van Lunteren N.V.
totwijziging van het vestigingsadres door het Ministerie van Economische zaken wordt ingewilligd en
• de duur van de vergunning van een of meer van de in Lunteren N.V. / Bada Bing werkzame dames wordt verlengd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastlegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte de hiervoor omschreven feiten heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover in de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt verwezen naar bijlagen, betreft het bijlagen bij zaakdossier “OMKOPING” in het onderzoek “ORCA”.
Bijlage 2
Een proces-verbaal van bevinding video beelden en geluid in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 september 2013 gesloten en getekend door P.J. Hek, J.S. Kidjo en C.M.A. Ellis, respectievelijk hoofdinspecteur en hoofdagent bij de Landsrecherche Sint Maarten en hoofdagent bij het Korps Politie Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten -zakelijk weergegeven-:
Naar aanleiding van mediaberichten is er een onderzoek ingesteld tegen onder meer de onafhankelijk parlementariër, Statenlid [verdachte]. In het kader van dit onderzoek hebben wij op 4 september 2013 videobeelden en geluid bekeken en uitgeluisterd. Van datum en tijd getoond boven de beelden van de video zagen wij de aanvangstijd op 30-09-2012 te 05:18:25 PM en de eindtijd op 30-09-2012 te 05:26.02 PM. De eerste beelden tonen [A] die achter een bureau zit. Op een gegeven moment komt [verdachte] binnen die op een stoel voor het bureau plaats neemt.
Onderstaand worden videobeelden en geluid door ons in tekst weergegeven. [A] wordt aangeduid met [A] en [verdachte] wordt aangeduid met [VERDACHTE]. Opmerkingen van verbalisanten met betrekking tot de videobeelden worden
cursiefaangegeven.
[VERDACHTE]: We need the copy ... oke the license ... from [R] ... heb je dat.
[A]: Ja ... heb ik ...
.....
[A]: Vergeet het verhuisadres niet …
[VERDACHTE]: ... We have that already
[A]: Kan die er inzetten ... dat sluitingstijd 5 uur in de ochtend is of zo ...
[VERDACHTE]: ... ok, I will have to tell him ...
...
[A] staat op en haalt vermoedelijk een stapel bankbiljetten uit een kast
.
..
[A] overhandigt het vermoedelijk stapeltje bankbiljetten aan [VERDACHTE]
...
[A] haalt drie stapels vermoedelijk bankbiljetten uit een lade van het bureau en legt deze op tafel voor [VERDACHTE]
[VERDACHTE] neemt de stapeltjes vermoedelijk bankbiljetten en plaatst deze tussen zijn benen.
[VERDACHTE]: We definitely ehmm ... get that thing with the Immigration ... [hoofd immigratie]
...
[A]: ... ik geef een voorbeeld ... de meiden die we net aangenomen hebben kunnen tot eind februari blijven. Ik zou het liefst nog een week of twee erbij willen hebben ...
[VERDACHTE]: But I can work with [hoofd immigratie] ... that’s what I’m telling you ...
[A]: ... Dat is goed ...
...
[VERDACHTE] pakt de vermoedelijk stapeltjes bankbiljetten tussen zijn benen en staat op ...
[verdachte] doet de vermoedelijke bankbiljetten in zijn broekzak ...
[A] en [VERDACHTE] verlaten het kantoor
Bijlage 11
Een proces-verbaal van onderzoek en bevinding met betrekking tot in beslag genomen documenten Ministerie van Toerisme, Economische Zaken, Verkeer en Telecommunicatie (TEZVT), afdeling Economische Vergunningen, betreffende Lunteren N.V. in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 april 2013 gesloten en getekend door U.C. Marchena, buitengewoon agent bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 19 april 2013 heb ik, verbalisant, de bij de afdeling Economische Vergunningen van het Ministerie van TEZVT in beslag genomen documenten betreffende Lunteren N.V. onderzocht. Hieruit bleek onder meer het volgende.
Bij besluit van 21 juni 2006 is aan [A] een vestigingsvergunning verleend om op te treden als directeur van Lunteren N.V.
Aan Lunteren NV/[A] is bij besluit van 23 mei 2006 een vergunning verleend tot het houden van een Koffiehuis en Restaurant A in het perceel Maho Shopping Centre Unit # 25, Rhine Road #1 onder de naam “Grand Café”, met sluitingstijd 12.00 uur middernacht.
Op 3 juli 2006 heeft Lunteren N.V./[A] een verzoek ingediend om het adres van Lunteren N.V. te wijzigen van Rhine Road #25 naar Sr. Patienta Road #24.
Op 11 juli 2006 werd een aanvraagformulier ingediend ten name van Lunteren N.V., doing business as Bada Bing, voor een Hotel-, Koffiehuis-, Restaurant A vergunning op de locatie Sister Patienta Road #11. Voorts werd verzocht het uitgeven en toelaten van muziek, dansvoorstellingen en dansen en vaststelling van de sluitingstijd op 06.00 uur.
Voor zover in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen wordt verwezen naar bijlagen, betreft het bijlagen bij het persoonsdossier verdachte [ ] in het onderzoek “ORCA”.
Bijlage 2.1
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 april 2013 gesloten en getekend door R.V. Croes en P.J. Hek, respectievelijk buitengewoon agent en hoofdinspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] -zakelijk weergegeven-:
Ik ben op 30 september 2012 omstreeks 05.18 p.m. het kantoor van [A] binnen gegaan. Ik heb toen aan hem gezegd dat de minister van Toerisme & Economische Zaken, de heer [P] hem wilde ontmoeten met betrekking tot de adreswijziging van Bada Bing.
[A] heeft mij documenten gegeven die te maken hebben met de adreswijziging. …
Voor de uitbreiding van de animeerdames voor Bada Bing heb ik [A] in contact gebracht met de minister van Justitie [R]. Dit heeft hoogstwaarschijnlijk in Bada Bing plaatsgevonden.
[A] heeft mij gevraagd om bij de adreswijziging aan te geven dat de sluitingstijd ook wordt aangepast naar 05.00 uur.
[A] heeft ook tegen mij gezegd dat het goed zou zijn als de animeermeisjes tijdens de Heineken Regatta nog een week of twee langer kunnen blijven omdat het dan druk is. Ik zei toen tegen [A] dat [hoofd immigratie] een goede kerel is. [hoofd immigratie] is het hoofd van de Immigratie.
[A] heeft mij die dag ongeveer US $ 8.500, - betaald. Hij heeft mij zes keer eerder betaald dat waren bedragen van ongeveer US $ 2.000, - of US $ 2.500, -. De eerste betaling was een aantal maanden na maart of april 2011
Bijlage 2.3
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 januari 2014 gesloten en getekend door A.P. Doran en W.A. Phelipa, respectievelijk commissaris en inspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] -zakelijk weergegeven-:
[A] gave me the documents. If follow up is necessary I will make a call or go with the documents to the various departments.
Bijlage 2.4
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 januari 2014 gesloten en getekend door A.P. Doran en W.A. Phelipa, respectievelijk commissaris en inspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] -zakelijk weergegeven-:
[A] has been complaining about the problem. I told him with the intervention of the Minister we will get through. I told him to have confidence, we will get to the bottom of the problem. I let him know that me and de Minister were doing our best to get the problem that he had solved
Bijlage 2.6
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 januari 2014 gesloten en getekend door A.P. Doran en W.A. Phelipa, respectievelijk commissaris en inspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] -zakelijk weergegeven-:
Opmerkingen van de verbalisanten worden aangegeven met “O”, de gestelde vragen met “V” en de antwoorden van [verdachte] met “A”.
O: [A] wilde kennelijk een groep meisjes laten verlengen tot voorbij de Heineken Regatta en zegt dat tegen u. U zegt: “I can work with [hoofd immigratie]”, kennelijk doelend op [hoofd immigratie] . [hoofd immigratie] is directeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
V: Wat bedoelt u met “I can work with [hoofd immigratie]”?
A: It was clear that [A] had a problem with the girls. [hoofd immigratie] is somebody I can discuss the problem with.
A: [A] conveyed his address problem to me. Eventually I contacted the Ministry.
...
O: [A] spreekt met u over een “license”. Wij citeren: “kan hij er alsjeblieft in zetten … dat de sluitingstijd 5 uur ‘s-ochtends is …”
V: Weet u wie [A] hier met “hij” bedoeld?
A: He most probably meant the Minister of TEZVT[P], I don’t think it could have been another Minister or another person.
Voor zover in de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt verwezen naar bijlagen, betreft het bijlagen bij het persoonsdossier verdachte [A] in het onderzoek “ORCA”.
Bijlage 2.1
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 april 2013 gesloten en getekend door R.V. Croes en P.J. Hek, respectievelijk buitengewoon agent en hoofdinspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [A] -zakelijk weergegeven-:
Het klopt dat ik op 30 september 2012 tussen 05.18 p.m. en 05:26 p.m. op mijn kantoor aan de Sr. Patientia Houtman Road #11 een gesprek heb gehad met [verdachte].
Ik heb in 2011 van [R], de Minister van Justitie een aangepaste vergunning gekregen voor 35 animeermeisjes/danseressen. Ik heb [verdachte] gevraagd een kopie van deze vergunning bij de documenten te doen.
...
Ik heb [verdachte] voor het gesprek reeds dertigduizend gulden in zes termijnen betaald. De eerste betaling was in augustus 2011.
Jullie tonen mij een fragment waar ik hem een stapeltje van tweeduizendvijfhonderd dollar overhandig. Ik zeg tegen hem dat ik niet teveel geld uit de zaak kan halen omdat dit anders op zou vallen. Ik nam toen drie stapeltjes van US tweeduizend dollar en overhandigde deze aan [verdachte]. In totaal heb ik hem toen achtduizendvijfhonderd US dollar gegeven.
Bijlage 2.2
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 1 mei 2013 gesloten en getekend door R.V. Croes en P.J. Hek, respectievelijk buitengewoon agent en hoofdinspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [A] -zakelijk weergegeven-:
Bada Bing heeft een restaurant gedeelte dat Neverland heet.
Ik heb de minister van Economische Zaken, [P] twee keer bij mij te Neverland gesproken. [verdachte] was toen ook aanwezig. Minister [P] heeft toen een vrouw van Economische Zaken aangewezen om mij te helpen. De minister heeft mij toen ook zijn businesscard gegeven, zodat ik hem telefonisch of via zijn e-mail kon bereiken.
In 2006 heb ik met gebruikmaking van Lunteren N.V. Bada Bing opgericht. Bada Bing is een “Adult Entertainment” bedrijf. Ik heb hiervoor in april 2006 een vergunning aangevraagd. Het klopt dat ik in 2007 heb verzocht om een hotel en koffiehuisvergunning voor Bada Bing op het adres Sister Patientiaroad 11. Ik heb daarbij ook een aanvraag gedaan voor “additional closing hours until 06.00 a.m. Ik heb hier nooit antwoord op gekregen. Het klopt dat ik geen vergunning heb voor het drijven van een onderneming in het perceel Sr. Patientia Houtman Road 11. Ik heb wel een exploitatievergunning voor het houden van een koffiehuis en restaurant in het perceel Maho Shopping Center, Rhine Road 1. Ik heb ook een aanvraag gedaan om een exploitatievergunning op het adres Sr. Patientia Houtman Road 11, maar de directeuren van het Airport Inn Hotel moeten eerst hun exploitatievergunning op dat adres stopzetten.
Ik heb [verdachte] verschillende documenten gegeven om ze door te geven aan de minister van Economische Zaken. Rond september 2012 is [verdachte]begonnen met het bemiddelen voor de adreswijziging.
Bijlage 2.10
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [A] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 8 oktober 2013 gesloten en getekend door A.P. Doran en R.V. Croes beiden werkzaam bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [A] -zakelijk weergegeven-:
Ik heb aan een parlementariër gevraagd om de verhuisvergunning er door te krijgen
Voor zover in de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt verwezen naar bijlagen, betreft het bijlagen bij het getuigendossier in het onderzoek “ORCA”.
Bijlage 1.13.1
Een proces-verbaal van gehoor getuige [P] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 maart 2013 gesloten en getekend door A.P. Doran, E.S. Wiebers en H.F. Mos, respectievelijk Commissaris van Politie en Hoofdinspecteur van Politie bij de Landsrecherche Sint Maarten en Hoofdofficier van Justitie, voor zover inhoudende als verklaring van [P] -zakelijk weergegeven-:
I was introduced to [A] by [verdachte] . That was in september 2012 in Bada Bing. I was brought there by [verdachte].
Bijlage 1.13.3
Een proces-verbaal van gehoor getuige [P] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 25 januari 2014 gesloten en getekend door E.S. Wiebers en H.G.E. Lake, respectievelijk hoofdinspecteur en hoofdagent bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [P] -zakelijk weergegeven-:
I held the post of Minister of Economic Affairs from May 21, 2012 until June 14, 2013.
[verdachte] has asked me to look into the reason why the request from [A] was not being processed. The request was specifically regarding the changing of the business address and to investigate the operational license. I asked my advisor [advisor] to find out what was the problem.
Either the first or second time that I was in Bada Bing, [A] mentioned the fact that he had some problems with the change of address. I give him a card and I said to him give me a chance I will look in to it. And [verdachte] followed up with me to see how the request was coming along.
[verdachte] and I spoke about three or four times about Lunteren N.V. or Bada Bing.
Bijlage 1.18.1
Een proces-verbaal van gehoor getuige J.M.L. Webster in de wettelijke vorm opgemaakt en op 3 april 2013 gesloten en getekend door W.A. Phelipa en J.S. Kidjo, respectievelijk inspecteur en hoofdagent bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [W] -zakelijk weergegeven-:
I am acting head at the Department of Economic Licenses since the first of July 2009.
The Minister of TEZVT, [P], asked me to prepare a summary about the case of Lunteren N.V. pertaining the address change and the operational license request.
After getting a call from the Minister’s office inquiring about the status of Lunteren N.V., I believe getting a call from [verdachte] as well. It was at least once, could be twice as well.
Bijlage 1.37.1
Een proces-verbaal van gehoor getuige [advisor] in de wettelijke vorm opgemaakt en op 31 juli 2013 gesloten en getekend door E.S. Wiebers en P.J. Hek, beiden hoofdinspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [advisor] -zakelijk weergegeven-:
Toen ik werkzaam was als kabinet adviseur bij het Ministerie van TEZVT kwam [verdachte] naar het Kabinet met een brief van het bedrijf Lunteren N.V. Dat was in oktober of november 2012. Hij vroeg aan mij of ik bij Economic Affairs wilde nakijken waarom het verzoek van Lunteren N.V. betreffende het verlenen van een Operationele Vergunning niet werd gehonoreerd.
Bijlage 1.37.3
Een proces-verbaal van gehoor getuige [advisor]in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 augustus 2013 gesloten en getekend door J.S. Kidjo en E.S. Wiebers, respectievelijk hoofagent en hoofdinspecteur bij de Landsrecherche Sint Maarten, voor zover inhoudende als verklaring van [advisor] -zakelijk weergegeven-:
U vertelt mij dat er in de periode 3 oktober 2012 tot 15 november 2012 elf maal telefonisch contact is geweest tussen mij en [verdachte]. Tijdens deze gesprekken moet hij gesproken hebben over Lunteren N.V. Ik weet alleen dat ik over Lunteren gesproken heb en mogelijk dat hij steeds vroeg hoe het met de operationele vergunning ging.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting op 11 februari 2015 voor zover inhoudende –zakelijk weergegeven-
Ik was van 1 oktober 2010 tot 1 oktober 2014 lid van de Staten van Sint Maarten.
5A. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Vast staat dat verdachte in de tenlastegelegde periode lid was van de Staten van Sint Maarten. Op grond van de gehanteerde bewijsmiddelen staat voorts vast dat verdachte op 30 september 2012 van medeverdachte [a] een bedrag van US $ 8.500,-- heeft ontvangen. Hiernaast blijkt uit de verklaringen van verdachte en [A] dat hij in de periode daaraan voorafgaande van diezelfde [A] een bedrag van NAF 30.000,-- dan wel het equivalent daarvan in dollars heeft ontvangen.
De verklaring van verdachte dat het zou gaan om terugbetalingen van een geldbedrag van NAF 50.000,-- dat hij in april 2011 aan [A] zou hebben geleend is niet met stukken onderbouwd en ook anderszins op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Hier komt nog bij dat uit de processtukken is gebleken dat medeverdachte [A] in de maand april 2011 over ruim 14.000,-- euro beschikte en bovendien de beschikking had over een creditcard ten name van Lunteren N.V. waar hij -ook voor persoonlijke doeleinden- vrijelijk gebruik van kon maken en ook heeft gemaakt [1] .
Voorts kan uit de bewijsmiddelen en de context waarin de betalingen hebben plaatsgevonden worden afgeleid dat deze zijn gedaan om verdachte er toe te bewegen voor [A] te bemiddelen bij de inbehandelingneming en inwilliging van door Lunteren N.V. gedane verzoeken om een adreswijziging, een exploitatievergunning, verruiming van de openingstijden van Bada Bing en het verlengen van het verblijf van de bij Bada Bing werkzame vrouwen. Het (beoogde) handelen van verdachte in strijd met zijn plicht bestond hierin dat hij heeft gehandeld in strijd met de voor hem geldende gedragslijn dat een parlementariër in zijn taakuitoefening neutraal dient te zijn en alle belanghebbenden gelijkelijk dient te behandelen. Het geven van een voorkeursbehandeling zoals [A] wenste is op die grond verboden.

6.Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert volgens de wettelijke regeling het volgende strafbare feit op:
Als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 379 aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Strafbaarheid

7A. Rechtvaardigingsgronden
Feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een rechtvaardigingsgrond zijn niet aannemelijk geworden.
De feiten door deze verdachte gepleegd zijn strafbaar.
7B. Schulduitsluitingsgronden
Feiten of omstandigheden op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat sprake is van een schulduitsluitingsgrond zijn niet aannemelijk geworden.
Verdachte is strafbaar.

8.Oplegging van straf en maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ambtelijke omkoping. Ambtelijke omkoping schendt het vertrouwen van de maatschappij in de overheid. Het begunstigen van degene die een gift doen, schaadt de belangen van degenen die op rechtmatige wijze een voor hen gunstige overheidsbeslissing trachten te verkrijgen. Daarnaast kan het ertoe leiden dat overheidsbeslissingen niet meer op objectieve gronden worden genomen en worden wellicht vergunningen verstrekt aan hen die daarvoor niet in aanmerking komen dan wel wordt er niet opgetreden tegen personen of bedrijven die zonder de juiste vergunningen opereren. Dit schaadt het door de overheid te dienen algemeen belang en kan eveneens leiden tot aantasting van de openbare orde. Het betreft dus een ernstig feit.
Verdachte heeft ter zitting naar voren gebracht dat de negatieve publiciteit hem en zijn gezin grote emotionele schade hebben berokkend. Het Gerecht acht aannemelijk dat de media-aandacht in zijn zaak invloed heeft gehad op verdachte en zijn privéleven. Het Gerecht ziet deze media-aandacht echter als een kennelijk onvermijdelijk verschijnsel dat zich bij uitstek in zaken met een zekere impact voordoet, hetgeen in een kleine gemeenschap als Sint Maarten al snel het geval zal zijn. In dit geval vormen de positie die verdachte in het maatschappelijk leven heeft bekleed en de contacten die hij daarin onderhield, niet geheel onbegrijpelijk een extra aandachttrekkend aspect. Verdachte had zich hiervan bij het plegen van de onderhavige feiten bewust kunnen en moeten zijn.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder wegens misdrijf is veroordeeld.
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde misdrijf is zowel ontzetting van het recht om ambten te bekleden als van het passieve kiesrecht, gedurende een lange periode, passend en geboden.
De ernst van het bewezenverklaarde brengt mee dat dat daarmee niet kan worden volstaan. Strafoplegging aan verdachte dient er mede toe om de norm “steekpenningen zijn taboe” te bevestigen, niet alleen voor verdachte maar ook voor de gehele maatschappij in Sint Maarten. Daarvoor is nodig dat in de opgelegde straf de ernst van de normoverschrijding afdoende duidelijk wordt gemaakt, hetgeen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf onontkoombaar maakt.
8A. Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het ter gelegenheid van het onderhavige strafonderzoek aan verdachte toebehorende in beslaggenomen pistool van het merk RUGER, model en scherpe patronen zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang en kunnen dienen tot overtreding van de vuurwapenverordening. Verdachte is immers sedert 1 oktober 2014 niet meer gerechtigd een vuurwapen en munitie voorhanden te hebben.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn mede gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 31, 32, aanhef en onder 1 en 3, 33, 34, 38b, 38c, 59 en 394 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Bomschreven, heeft begaan;
Verklaart dat het bewezen verklaarde de in rubriek
6genoemde strafbare feiten opleveren;
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
Veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenbepaalde
proeftijdaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen
of de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
Ontzet
verdachte uit zijn recht tot het bekleden van ambtenvoor een periode van
5 (vijf) jaren;
Ontzet verdachte uit het recht te worden verkozen bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingenvoor een periode van
5 (vijf) jaren;
Onttrekt aan het verkeerde in rubriek
8Agenoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 6 maart 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.zie bijlage 28 van het zaakdossier omkoping.