Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1. Onderzoek van de zaak
2. Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Bewijsoverwegingen
8Agenoemde voorwerpen.
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 te Saint Martin en wonende te Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 15 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld op het Atlantis Casino en vuurwapenbezit. Tijdens de openbare terechtzittingen op 26 februari, 25 maart, 3 en 24 juni 2015, heeft de officier van justitie, mr. H.C. van der Wulp, een gevangenisstraf van acht jaren geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. de la Rosa, voerde verweer tegen zowel het bewijs als de strafmaat.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat voor het aannemen van medeplegen sprake moet zijn van voldoende nauwe en bewuste samenwerking, en dat de bijdrage aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Het Gerecht concludeerde dat hieraan niet was voldaan. Evenmin was er voldoende bewijs voor medeplichtigheid, aangezien dit vereist dat iemand hulp verleent bij of aan een misdrijf, en deze gedragingen moeten tijdens of voorafgaand aan het misdrijf plaatsvinden.
De verdachte had op 19 november 2015 geldbedragen bij zich, maar het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden en verklaringen onvoldoende bewijs boden voor een significante bijdrage aan de overval. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat bewijs van de herkomst van geldbedragen niet altijd rechtstreeks hoeft te zijn, maar in dit geval was er onvoldoende bewijs dat het geld afkomstig was van de overval. Daarom werd de vordering tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen afgewezen en gelastte het Gerecht de teruggave aan de verdachte.
Uiteindelijk verklaarde het Gerecht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte was tenlastegelegd en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.