ECLI:NL:OGEAM:2015:6

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
17 juli 2015
Zaaknummer
100.00444/14
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van diefstal met geweld en vuurwapenbezit in het Atlantis Casino

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 te Saint Martin en wonende te Sint Maarten, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 15 juli 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld op het Atlantis Casino en vuurwapenbezit. Tijdens de openbare terechtzittingen op 26 februari, 25 maart, 3 en 24 juni 2015, heeft de officier van justitie, mr. H.C. van der Wulp, een gevangenisstraf van acht jaren geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. de la Rosa, voerde verweer tegen zowel het bewijs als de strafmaat.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat voor het aannemen van medeplegen sprake moet zijn van voldoende nauwe en bewuste samenwerking, en dat de bijdrage aan het delict van voldoende gewicht moet zijn. Het Gerecht concludeerde dat hieraan niet was voldaan. Evenmin was er voldoende bewijs voor medeplichtigheid, aangezien dit vereist dat iemand hulp verleent bij of aan een misdrijf, en deze gedragingen moeten tijdens of voorafgaand aan het misdrijf plaatsvinden.

De verdachte had op 19 november 2015 geldbedragen bij zich, maar het Gerecht oordeelde dat de omstandigheden en verklaringen onvoldoende bewijs boden voor een significante bijdrage aan de overval. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat bewijs van de herkomst van geldbedragen niet altijd rechtstreeks hoeft te zijn, maar in dit geval was er onvoldoende bewijs dat het geld afkomstig was van de overval. Daarom werd de vordering tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen afgewezen en gelastte het Gerecht de teruggave aan de verdachte.

Uiteindelijk verklaarde het Gerecht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte was tenlastegelegd en sprak hem vrij van alle beschuldigingen. Dit vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[Verdachte]
geboren op [datum] 1993 te Saint Martin
wonende te Sint Maarten.

1. Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2015, 25 maart 2015 en 3 en 24 juni 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. de la Rosa.
De officier van justitie, mr. H.C. van der Wulp, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft een bewijs- en een strafmaatverweer gevoerd.

2. Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de ter terechtzitting van 24 juni 2015 gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:…

3.Voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3.2
Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3.3
Ontvankelijkheid van de Officier van Justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3.4
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsoverwegingen

Het Gerecht stelt voorop dat de verdediging haar stelling dat de tapgesprekken van het bewijs moeten worden uitgesloten onvoldoende heeft onderbouwd. Het Gerecht wijst er in dit verband op dat de verdediging in dit verband slechts een beroep heeft gedaan op de artikelen 167 tot en met 174 van het Wetboek van Strafvordering welke artikelen bij Landsverordening van 18 oktober 2012 houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering zijn komen te vervallen.
4A Vrijspraak
Het Gerecht spreekt de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en overweegt daartoe het volgende:
Volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad houden in het geval van medeplegen de voorwaarden voor aansprakelijkstelling vooral in dat er sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581). De kwalificatie medeplegen is voorts slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Hiervan is niet gebleken. Ook de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is onvoldoende komen vast te staan. Van medeplichtigheid is sprake indien iemand hulp verleent bij of aan een misdrijf dat door een ander wordt gepleegd. Het gaat hier om gedragingen die tijdens of voorafgaand aan het misdrijf worden verricht.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden afgeleid dat verdachte zich op 19 november 2015 samen met medeverdachte [A] in een voertuig bevond en dat verdachte toen geldbedragen van US $ 6.639,-- en Euro 600,-- bij zich droeg; dat hij werkzaam was bij (onder meer) het Atlantis casino; dat in zijn telefoon een foto van medeverdachte [B], gekleed in vrouwenkleren gedragen door een van de overvallers, is aangetroffen en dat hij voor en na de overval telefonische contacten heeft onderhouden met medeverdachten [B en A]. Voorts heeft verdachte onaannemelijke verklaringen afgelegd over zijn contacten met de medeverdachten [B en A]. Deze feiten en omstandigheden, ook in hun onderling verband en samenhang bezien, vormen naar het oordeel van het Gerecht echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, dat verdachte een - al dan niet significante - bijdrage heeft geleverd aan de tenlastegelegde overval.
Gelet op het vorenstaande is evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de geldbedragen van US $ 6.639,-- en Euro 600,-- die verdachte bij zich droeg afkomstig zijn van de overval op het Atlantis casino. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2010 (NJ 2010/456) bepaald dat - ook indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf - bewezen kan worden geacht dat een onder een verdachte aangetroffen contant geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Te denken daarbij valt aan situaties, waarin het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Dit is in dit geval echter onvoldoende komen vast te staan.
8A. Beslag
Nu geen sprake is van een veroordeling wegens enig strafbaar feit wordt de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de onder verdachte in beslag genomen geldbedragen van US $ 6.639,-- en Euro 600,-- afgewezen. Deze geldbedragen dienen derhalve terug te worden gegeven aan de verdachte.
5. Beslissing
Het Gerecht:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de in rubriek
8Agenoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 15 juli 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.