ECLI:NL:OGEAM:2016:103

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
110.00049/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op watersportwinkel met geweld en bedreiging

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, heeft het onderzoek ter openbare terechtzitting plaatsgevonden op 16 november 2016. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg. De officier van justitie, mr. D. Hazejager, eiste een gevangenisstraf van vier jaar. De verdachte werd beschuldigd van een gewapende overval op een watersportwinkel op 16 mei 2016, waarbij hij samen met anderen een bedrag van USD 2.500 en mobiele telefoons heeft weggenomen, vergezeld van geweld en bedreiging tegen medewerkers van de winkel. De tenlastelegging omvatte onder andere het dreigen met een vuurwapen en het dwingen van slachtoffers om op de grond te gaan liggen.

Tijdens de zitting werd de geldigheid van de dagvaarding en de bevoegdheid van het Gerecht bevestigd. De verdediging voerde aan dat het DNA-onderzoek niet geldig was, maar het Gerecht oordeelde dat de resultaten niet uitgesloten konden worden. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd door meerdere personen. Het Gerecht overwoog dat de verdachte, hoewel minderjarig, onder het volwassenenstrafrecht moest worden berecht vanwege de ernst van het feit en de betrokkenheid van meerderjarige medeverdachten.

De strafmotivering hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van 38 maanden op, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en verklaarde enkele voorwerpen verbeurd die bij de overval waren gebruikt. Dit vonnis werd uitgesproken op 7 december 2016 door rechter mr. D. Gruijters, in aanwezigheid van griffier A.R. Osepa-Ritfeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.D.M. Roseburg.
De officier van justitie, mr. D. Hazejager, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd conform de door haar overgelegde pleitnotities en heeft vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 16 mei 2016 te Sint Maarten
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid geld (USD 2.500 of daaromtrent), in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
twee (2), in elk geval een (1), mobiele telefoon(s), in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal(len) werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf 1], en/of [slachtoffer 1] en/of andere aanwezig(e) perso(o)n(en) in (de winkel van) [bedrijf 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging(en) met geweld bestond(en) uit
==het gemaskerd binnentreden van de winkel van [bedrijf 1]; en/of
==het dreigend richten van een pistool, althans een vuurwapen, op die [slachtoffer 2]; en/of
==het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen “don’t look at me, don’t look at me, give me
all the money under the draw”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking; en/of
==het tegen die [slachtoffer 2] en/of andere aanwezigen van (die winkel van) Island Water
World –al dan niet- onder bedreiging van een pistool zeggen dat die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] en/of die andere(n) op de grond moest(en) gaan liggen (“you go
down”), althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking; en/of
==het dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen “Open the drawer! Give me the
money”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
In het geval van hoger beroep worden de bewijsmiddelen in een aan dit vonnis te hechten bijlage opgenomen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de resultaten van het DNA-onderzoek van het bewijs uitgesloten moeten worden, nu het bevel tot afname van het DNA van verdachte niet op de juiste wijze tot stand is gekomen. De rechter-commissaris heeft ten onrechte afgezien van het terzake horen van verdachte. Verdachte had immers, anders dan de RC dacht, geen toestemming gegeven voor het onderzoek, althans die toestemming niet in vrijheid gegeven.
Het Gerecht is van oordeel dat de RC, gelet op het bepaalde in artikel 79a, derde lid, Wetboek van Strafvordering, verdachte had moeten horen op de vordering tot afname van DNA alvorens een bevel daartoe te geven. Dit wordt niet anders door het gegeven dat verdachte bij de politie toestemming zou hebben gegeven. Het nalaten verdachte te horen moet worden aangemerkt als een onherstelbaar vormverzuim. Voor bewijsuitsluiting is echter naar het oordeel van het Gerecht geen ruimte, reeds omdat niet gemotiveerd is aangevoerd dat één van de in het arrest van 19 februari 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY5321) onder 2.4.4 – 2.4.6 genoemde situaties zich voordoet. De resultaten van het DNA-onderzoek zullen dan ook niet van het bewijs worden uitgesloten. In plaats daarvan zal enige strafmatiging plaatsvinden, nu het Gerecht dat een passende reactie op het vormverzuim acht.
4B. Bewijsoverweging(en)
De gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Dat verdachte betrokken is geweest bij de overval volgt in het bijzonder uit het feit dat in de vluchtauto voorwerpen van verdachte zijn aangetroffen. De verklaring die verdachte geeft voor het aantreffen van die voorwerpen, als zou hij geruime tijd daarvoor zijn rugzak hebben afgestaan, wordt weerlegd door de recente datering van de werkstrafformulieren in de rugzak. Ook het aantreffen van het DNA van verdachte in de bivakmuts, die naar het oordeel van het Gerecht bij de overval is gebruikt, is zeer belastend en verdachte geeft daarvoor geen bevredigende uitleg. Dat hij de muts enkel toevallig zou hebben aangeraakt kan niet verklaren dat zijn DNA is aangetroffen op mondhoogte en aan de binnenrand van de muts. Voorts wijzen ook de berichten die medeverdachte Louis aan verdachte heeft gestuurd, met de strekking dat de spullen van verdachte in de vluchtauto zijn aangetroffen, dat de politie naar hem toe komt, dat hij digitale sporen moet wissen en dat hij een bepaald alibi moet gebruiken, verdachte aan als een van de daders. In samenhang bezien laten de bewijsmiddelen enkel de conclusie toe dat verdachte één van de overvallers is geweest.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op 16 mei 2016 te Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, USD 2.500 of daaromtrent, toebehorende aan [bedrijf 1] en twee (2) mobiele telefoons, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstallen werden vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en andere aanwezige personen in de winkel van [bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welke bedreigingen met geweld bestonden uit
==het gemaskerd binnentreden van de winkel van [bedrijf 1]; en
==het dreigend richten van een pistool, althans een vuurwapen, op die [slachtoffer 2]; en
==het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen “don’t look at me, don’t look at me, give me
all the money under the draw”, althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking; en
==het tegen die [slachtoffer 2] en andere aanwezigen van die winkel van Island Water
World –al dan niet- onder bedreiging van een pistool zeggen dat die [slachtoffer 2] en
die [slachtoffer 1] en die anderen op de grond moesten gaan liggen “you go
down”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking; en
==het dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen “Open the drawer! Give me the
money”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Gelijk de officier van justitie ziet het Gerecht aanleiding om, hoewel verdachte ten tijde van het feit minderjarig was, de artikelen 1:163 tot en met 1:189 Wetboek van Strafrecht buiten toepassing te laten en aldus het volwassenenstrafrecht toe te passen. Het betreft immers een de rechtsorde ernstig schokkend feit, dat verdachte heeft gepleegd met meerderjarige medeverdachten. Ook in de persoonlijkheid van verdachte, zoals beschreven in de verschillende betreffende verdachte opgestelde rapporten, in aanmerking genomen zijn justitiële documentatie, ziet het Gerecht aanleiding om de minderjarigheid van verdachte, die ten tijde van het feit 17 jaar en ruim 9 maanden oud was, te relativeren.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een roofoverval, waarbij drie gemaskerde mannen met getrokken vuurwapens hun slag hebben geslagen. Roofovervallen als de onderhavige zijn een plaag in de Sint Maartense maatschappij. Zij veroorzaken naast materiele schade een gevoel van angst en onveiligheid, niet alleen voor de directe slachtoffers, die vaak nog jarenlang psychische klachten ondervinden, maar ook voor andere burgers die kennis nemen van het gebeurde. Verdachte heeft aan deze misstand bijgedragen, kennelijk enkel met oog voor eigen geldelijk gewin. De gemeenschap vraagt om een strenge bestraffing van deze ernstige feiten.
Ten nadele van verdachte overweegt het Gerecht dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en het laakbare van zijn handelen niet lijkt in te zien. Daarnaast is verdachte eerder voor een vermogensmisdrijf veroordeeld.
Ten voordele van verdachte overweegt het Gerecht dat verdachte nog jeugdig is. Indien enigszins mogelijk dient te worden voorkomen dat verdachte nog verder verhardt in zijn pro-criminele houding en dient te worden bevorderd dat hij bij zijn terugkeer in de maatschappij het rechte pad zal kiezen. Hierin, alsmede in het onder 4A vastgestelde vormverzuim, vindt het Gerecht aanleiding de straf te matigen en om een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

8.Beslag

Bij ontbreken bij een beslaglijst en van enig uitdrukkelijk onderbouwd standpunt van de verdediging omtrent het beslag zal het Gerecht slechts een beslissing geven omtrent enkele verbeurd te verklaren voorwerpen, in het vertrouwen dat het Openbaar Ministerie en de verdediging onderling de bestemming van de overige beslagen voorwerpen zullen afhandelen.

8.1
Verbeurdverklaring
In de vluchtauto zijn enkele voorwerpen aangetroffen die kennelijk gebruikt zijn bij de overval. Omdat ze zijn aangetroffen in de rugzak die aan verdachte toebehoort, dient aangenomen te worden dat de voorwerpen aan verdachte toebehoren. De voorwerpen, te weten
  • een paar sportschoenen van het merk Nike met camouflage print, en
  • een bivakmuts,
waarvan mitsdien ter terechtzitting is gebleken dat deze aan verdachte toebehoren, zijn voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan en zullen daarom verbeurd worden verklaard.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:67,1:68, , 2:289 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
38 (achtendertig) maanden,met bevel dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het Gerecht later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
twee jaren, aan een strafbaar feit schuldig zal maken;;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurdde in rubriek
8.1genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 7 december 2016, in tegenwoordigheid van de griffier A.R. Osepa-Ritfeld.