ECLI:NL:OGEAM:2016:104

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
100.00376/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op watersportwinkel met vrijspraak van verdachte

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1996, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 7 december 2016 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van een gewapende overval op een watersportwinkel op 16 mei 2016, waarbij een bedrag van ongeveer USD 2.500 en mobiele telefoons werden gestolen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Tijdens de zitting op 16 november 2016 werd vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd in verband gebracht met de overval door getuigenverklaringen en telefooncontact met medeverdachten, maar het Gerecht oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De herkenning van de verdachte op camerabeelden werd als onbetrouwbaar beschouwd, en er waren onvoldoende aanwijzingen voor wettig en overtuigend bewijs van zijn betrokkenheid. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen, waaronder een smartphone. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van betrouwbaar bewijs in strafzaken.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2016. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Z.J. Bary
De officier van justitie, mr. D. Hazejager, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 16 mei 2016 te Sint Maarten
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (USD 2.500 of daaromtrent), in elk geval enig(e) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of twee (2), in elk geval een (1), mobiele telefoon(s), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal(len) werd(en) voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf 1], en/of [slachtoffer 1] en/of andere aanwezig(e) perso(o)n(en) in (de winkel van) [bedrijf 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging(en) met geweld bestond(en) uit
==het gemaskerd binnentreden van de winkel van [bedrijf 1]; en/of
==het dreigend richten van een pistool, althans een vuurwapen, op die [slachtoffer 2]; en/of
==het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen “don’t look at me, don’t look at me, give me
all the money under the draw”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of
strekking; en/of
==het tegen die [slachtoffer 2] en/of andere aanwezigen van (die winkel van) Island Water
World –al dan niet- onder bedreiging van een pistool zeggen dat die [slachtoffer 2] en/of
die [slachtoffer 1] en/of die andere(n) op de grond moest(en) gaan liggen (“you go
down”), althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking; en/of
==het dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen “Open the drawer! Give me the
money”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Daartoe is het volgende redengevend.
Uit het dossier komt naar voren dat op 16 mei 2016 een diefstal met (bedreiging met) geweld heeft plaatsgevonden bij [bedrijf 1]. De overval is gepleegd door drie gemaskerde jongemannen. Een getuige heeft gezien dat, uit wat kennelijk de vluchtauto is geweest, vier jongemannen zijn gestapt.
Het dossier bevat een aantal aanwijzingen dat verdachte één van de overvallers is geweest. Zo is er een intensief telefooncontact tussen verdachte en een medeverdachte vastgesteld. Uit een getapt telefoongesprek tussen verdachte en een bewaker van het [bedrijf 2] kan worden afgeleid dat verdachte met een van de medeverdachten op enig moment een ´move´ heeft gemaakt. Ook straalt de telefoon van verdachte op de bewuste dag in het Nederlandse deel aan, terwijl hij zegt enkel in het Franse deel te zijn geweest. Naar het oordeel van het Gerecht zijn genoemde omstandigheden aanwijzingen van schuld, die echter een bewezenverklaring niet zelfstandig kunnen dragen.
Het bewijs van betrokkenheid zou moeten volgen uit de verklaring van een drietal getuigen dat zij verdachte herkennen op de camerabeelden van [bedrijf 1] als de overvaller in het blauwe shirt. Het Gerecht acht deze herkenningen echter onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen dienen. Het feit dat verdachte in het bezit is van een blauw shirt, is geenszins redengevend. Ook het postuur van verdachte is niet onderscheidend en de verklaring van getuige Blijden dat zij verdachte herkent aan zijn vingers en nek overtuigt allerminst. Niet kan worden uitgesloten dat door de wijze van verhoren, de betrokkenheid van verdachte reeds vóór de herkenning op de beelden als een mogelijkheid is opgekomen bij de getuigen. Van een spontane herkenning is dan geen sprake geweest. Onverlet het feit dat de getuigen verdachte kennen, kan het Gerecht hun herkenning van een gemaskerde jongeman gelet op het vorenoverwogene niet volgen, zodat de herkenningen niet voor het bewijs gebezigd zullen worden. Daarmee resteren slechts aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte, die onvoldoende zijn voor wettig en overtuigend bewijs.

5.Beslag

Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De teruggave zal worden gelast van de in beslag genomen zwarte Samsung, type GT-I9300, IMEI [IMEI nummer], voorzien van microSD,16gb kaart en simkaart UTS voorzien van telefoon nummer [telefoonnummer], nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

6.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
2omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan verdachte van de in rubriek 5 genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 7 december 2016, in tegenwoordigheid van de griffier
A.R. Osepa-Ritfeld.