In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 oktober 2016 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van vuurwapenbezit en poging tot doodslag. Tijdens de openbare terechtzitting heeft de officier van justitie, mr. N.M. Lemmers, een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommel, pleitte voor een voorwaardelijke straf. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk beroven van een persoon van het leven en het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, alsook het voorhanden hebben van vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Na het horen van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van de aanhouding, heeft het Gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De verdachte werd vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van vuurwapens.
De verdachte heeft bekend dat hij zich bewust was van het vuurwapen en dat hij dit aan zijn medeverdachte heeft gegeven. Het Gerecht oordeelde dat het bezit van meerdere vuurwapens op de openbare weg een ernstig feit is, vooral gezien het vuurwapengeweld op Sint Maarten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en de in beslag genomen wapens werden onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Gruijters, in aanwezigheid van griffier A.R. Osepa-Ritfeld.