In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum], die thans gedetineerd is, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 23 oktober 2016 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het uitlokken van de moord op haar vader, [slachtoffer], die op 31 december 2014 in Sint Maarten werd doodgeschoten. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op meerdere data, waarbij de verdachte telkens aanwezig was met haar raadsvrouw, mr. S.R. Bommel. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een gevangenisstraf van achttien jaren.
De tenlastelegging omvatte het verzoek aan een medeverdachte om tegen betaling haar vader van het leven te beroven, het verstrekken van een vuurwapen en het in het vooruitzicht stellen van een geldbedrag. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de bewijsvoering heeft het Gerecht geoordeeld dat de verdachte niet het primair tenlastegelegde feit had begaan, maar wel het subsidiair tenlastegelegde feit van uitlokking van moord.
De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn bij de moord, maar het Gerecht oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachte, die de moord heeft gepleegd, consistent en betrouwbaar waren. De medeverdachte verklaarde dat de verdachte hem had uitgelokt om de moord te plegen, en het Gerecht vond voldoende bewijs dat de verdachte haar neef had aangespoord om haar vader te doden. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar verklaarde het subsidiair tenlastegelegde bewezen en legde een gevangenisstraf van achttien jaren op.