In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 23 november 2016 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van moord op zijn grootvader, gepleegd op 31 december 2014. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op meerdere data in 2015 en 2016, waarbij de verdachte telkens aanwezig was met zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een gevangenisstraf van vijftien jaren. De verdachte heeft een bekentenis afgelegd, waarin hij gedetailleerd uitlegde waarom en hoe hij zijn grootvader heeft doodgeschoten. Het Gerecht oordeelde dat de bekentenis betrouwbaar was, ondanks wisselende verklaringen tijdens de zitting.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De bewezenverklaring was gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaronder de bekentenis van de verdachte en technisch bewijs. De verdachte werd schuldig bevonden aan moord, en het Gerecht hield rekening met rapportages die wezen op enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. De verdachte had zijn grootvader vermoord op verzoek van zijn tante, onder druk gezet door haar en in ruil voor financiële beloning.
De strafmotivering benadrukte de ernst van de daad en de impact op de familie van het slachtoffer. Het Gerecht legde een gevangenisstraf van vijftien jaren op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde dat de tijd in voorlopige hechtenis in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Het vonnis werd uitgesproken door mr. D. Gruijters, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Wormgoor.