3.1De volgende feiten staan vast.
- Verzoeker is een vreemdeling. Hij is volgens zijn eigen laatste opgave, geboren op [geboortedatum] 1982 te Syrië, en bezit de Syrische nationaliteit.
- Op 14 november 2015 is verzoeker is per vliegtuig vanuit Haïti ingereisd hier te lande onder de valse naam [alias] met een vervalst Griekse reisdocument op deze naam. . Verzoeker is op dezelfde dag aangehouden als verdachte in verband met dit vervalste reisdocument
- Op 16 december 2015 werd verzoeker bij vonnis van het Gerecht hiervoor veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaar. Deze straf heeft verzoeker inmiddels uitgezeten, waarna hij is overgedragen aan de Immigratie- en Grensbewakingsdienst van verweerder (IGD).
- Bij beschikking van 16 december 2015 is verzoeker onder zijn aanvankelijk opgegeven valse Griekse naam als ongewenst vreemdeling aangemerkt en in vreemdelingenbewaring geplaatst ter fine van verwijdering.
- Op 18 december 2015 is middels een tolk aan verzoeker mondeling kenbaar gemaakt dat hij op 19 december 2015 zou worden uitgezet naar Haïti.
- Bij e-mail bericht van 18 december 2015 hebben de gemachtigden van verzoeker de directeur van Immigratiezaken aangeschreven met het verzoek om van de voorgenomen verwijdering naar Haïti af te zien.
- Op 21 december 2015 hebben de gemachtigde van verzoeker het Gerecht mondeling in kennis gesteld van het feit dat verzoeker zich op de luchthaven vond en ingecheckt was op een vlucht naar Haiti, met het verzoek deze verwijdering te verbieden. Zijdens verweerder werd telefonisch bevestigd dat men doende was verzoeker naar Haïti te verwijderen. Het Gerecht heeft vervolgens mondeling een voorlopige voorziening gegeven in de vorm van een ‘bevriezingsmaatregel’, welke per e-mailbericht van 21 december 2015 van 10:22 uur aan de gemachtigde van verzoeker en verweerder (cc verzonden aan de IGD) als volgt door het Gerecht is bevestigd:
‘(…)
dat (uitgaande van spoedige ontvangst van het verzoekschrift van gemachtigden) maandagmiddag as. het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld, waarop vervolgens zo spoedig mogelijk zal worden beslist, en tot die tijd van verwijdering dient te worden afgezien(…)’
- Vervolgens is verzoeker in vrijheid gesteld. Gelet daarop is de mondelinge behandeling van onderhavig verzoekschrift naar een latere datum verplaatst.
- Bij beroepschrift van 21 december 2015 heeft verzoeker bij dit Gerecht beroep ingesteld tegen de verwijderingsbeschikking van 16 december 2015. Op dit beroep is nog niet beslist.