ECLI:NL:OGEAM:2017:61

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
100.00472/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door immigratiemedewerkers en ambtelijke omkoping

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is de verdachte, een immigratiemedewerkster, beschuldigd van mensensmokkel en ambtelijke omkoping. Het onderzoek vond plaats op 19 juli 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim. De officier van justitie, mr. D.M. Noordzij, eiste een gevangenisstraf van 24 maanden en ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden voor vijf jaar. De verdachte werd beschuldigd van het helpen van verschillende personen bij hun toegang tot Sint Maarten, terwijl zij wist dat deze personen daar wederrechtelijk waren. Dit gebeurde in de periode van 23 april 2016 tot en met 27 april 2016. De tenlastelegging omvatte ook het verstrekken van valse documenten en het niet naleven van de Landsverordening toelating en uitzetting. De verdachte heeft de feiten ontkend en gepleit voor vrijspraak. Het Gerecht heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel en andere gerelateerde misdrijven, terwijl zij haar ambt misbruikte. De verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten, maar uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en ontzetting uit het recht om een ambt te bekleden voor vijf jaar. De uitspraak werd gedaan op 2 augustus 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. S.H.M. Ibrahim.
De officier van justitie, mr. D.M. Noordzij, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ontzet zal worden uit het recht om enig ambt te bekleden voor de duur van vijf jaren.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd, strekkende tot vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1. (zaaksdossier 1 en 2)
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 27 april 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 27 januari 2016 tot en met 27 april 2016, in Sint Maarten en/of in Haiti, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Sint Maarten en/of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval die ander(en), daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval die ander(en), daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
==met/voor die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3], in elk geval die
ander(en), (telefonische) contact onderhouden en/of overleg gevoerd en/of (een)
vliegticket(s) geregeld; en/of
==aan/van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3], in elk geval die
ander(en), (een) foto(‘s) verstrekt en/of getoond en/of gemaakt en/of die [betrokkene 1]
en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3], in elk geval die ander(en), tijdens de reis
begeleid en/of aanwijzingen gegeven en/of mededeling gedaan bij/via welke
(immigratie)balie (balie 7 en/of balie 5) in Sint Maarten ingeklaard en/of
ingereisd diende te worden; en/of
==voor/aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] een valse Recepisse de
Demande de Carte de Sejour geregeld en/of verstrekt en/of
bij de inreis te Sint Maarten de documenten, waaronder de valse/vervalste
Recepisse de Demande de Carte de Sejour, voor die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of
die [betrokkene 3] laten overhandigen aan (een) medewerk(st)er(s) van de
immigratiedienst; en/of
==(als immigratiemedewerkster) nagelaten toezicht te houden op de naleving van het
bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze
Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen,
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als immigratiemedewerk(st)er(s) en/of terwijl zij, verdachte, van dit/die feit(en) een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en/of terwijl dit/die feit(en) in vereniging werd(en) begaan;
(artikel 2:154 lid 1 onder a en lid 2/3 van het Wetboek van Strafrecht);
subsidiair, indien het vorenstaande onder feit 1. niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 april 2016 tot en met 27 april 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 27 januari 2016 tot en met 27 april 2016, in Sint Maarten en/of in Haiti, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ter uitvoering van het door haar verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een) ander(en), te weten [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Sint Maarten en/of die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval die ander(en), daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval die ander(en), daar wederrechtelijk was,
==met/voor die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3], in elk geval die
ander(en), (telefonische) contact heeft/hebben onderhouden en/of overleg gevoerd
en/of (een) vliegticket(s) geregeld; en/of
==aan/van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3], in elk geval die
ander(en), (een) foto(‘s) heeft/hebben verstrekt en/of getoond en/of gemaakt en/of
die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3], in elk geval die ander(en),
tijdens de reis heeft/hebben begeleid en/of aanwijzingen gegeven en/of
mededeling gedaan bij/via welke (immigratie)balie (balie 7 en/of balie 5) in Sint
Maarten ingeklaard en/of ingereisd diende te worden; en/of
==voor/aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of die [betrokkene 3] een valse Recepisse de
Demande de Carte de Sejour heeft/hebben geregeld en/of verstrekt en/of
bij de inreis te Sint Maarten de documenten, waaronder de valse/vervalste
Recepisse de Demande de Carte de Sejour, voor die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en/of
die [betrokkene 3] heeft laten overhandigen aan (een) medewerk(st)er(s) van de
immigratiedienst; en/of
==(als immigratiemedewerkster) nagelaten toezicht te houden op de naleving van het
bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze
Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen,
zijnde de uitvoering van dat /die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet voltooid,
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als immigratiemedewerk(st)er(s) en/of terwijl zij, verdachte, van dit/die feit(en) een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en/of terwijl dit/die feit(en) in vereniging werd(en) begaan;
(artikel 2:154 lid 1 onder a en lid 3 van het Wetboek van Strafrecht);
(artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder feit 1. niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op of omstreeks 23 april 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad een vals of vervalst reisdocument, te weten een vals of vervalst tijdelijke verblijfsvergunning van Frankrijk (Recepisse de Demande de Carte de Sejour), op naam gesteld van [betrokkene 1], geboren [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
==in dat reisdocument/geschrift was opgenomen en/of vermeld dat het was
afgegeven op 1 april 2016; en/of
==dat reisdocument/geschrift was gesteld op naam van bovengenoemde
[betrokkene 1]; en/of
==dat reisdocument niet was afgegeven aan [betrokkene 1] door en/of namens de
Republique Francaise en/of de bevoegde autoriteiten van Frankrijk; en/of
==het reisdocument/geschrift qua kleur, detaillering en gebruikte
productie- en beveiligingstechnieken niet overeen kwam met een origineel door
de autoriteiten van Frankrijk afgegeven document van dit model;
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat reisdocument / geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
(artikel 2:184 /2:185 van het Wetboek van Strafrecht);
en/of
zij op of omstreeks 23 april 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad een vals of vervalst reisdocument, te weten een vals of vervalst tijdelijke verblijfsvergunning van Frankrijk (Recepisse de Demande de Carte de Sejour), op naam gesteld van [betrokkene 2], geboren [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven-
==in dat reisdocument/geschrift was opgenomen en/of vermeld dat het was
afgegeven op 5 april 2016; en/of
==dat reisdocument/geschrift was gesteld op naam van bovengenoemde
[betrokkene 2]; en/of
==dat reisdocument niet was afgegeven aan [betrokkene 2] door en/of namens de
Republique Francaise en/of de bevoegde autoriteiten van Frankrijk; en/of
==het reisdocument/geschrift qua kleur, detaillering en gebruikte
productie- en beveiligingstechnieken niet overeen kwam met een origineel door
de autoriteiten van Frankrijk afgegeven document van dit model;
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat reisdocument / geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
(artikel 2:184 /2:185 van het Wetboek van Strafrecht);
en/of
zij op of omstreeks 27 april 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk voorhanden heeft/hebben gehad een vals of vervalst reisdocument, te weten een vals of vervalst tijdelijke verblijfsvergunning van Frankrijk (Recepisse de Demande de Carte de Sejour), op naam gesteld van [betrokkene 3], geboren [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in strijd met de waarheid-zakelijk weergegeven-
==in dat reisdocument/geschrift was opgenomen en/of vermeld dat het was
afgegeven op 6 april 2016 en/of was geldig gemaakt tot 7 juli 2016; en/of
==dat reisdocument/geschrift was gesteld op naam van bovengenoemde
[betrokkene 3]; en/of
==dat reisdocument niet was afgegeven aan [betrokkene 3] door en/of
namens de Republique Francaise en/of de bevoegde autoriteiten van Frankrijk;
en/of
==het reisdocument/geschrift qua kleur, detaillering en gebruikte
productie- en beveiligingstechnieken niet overeen kwam met een origineel door
de autoriteiten van Frankrijk afgegeven document van dit model;
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat reisdocument / geschrift bestemd was voor zodanig gebruik;
(artikel 2:184 /2:185 van het Wetboek van Strafrecht);
Feit 2. (zaaksdossier 3)
zij op of omstreeks 18 augustus 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een ander, te weten [betrokkene 4], behulpzaam is geweest bij vertrek uit Sint Maarten en/of die [betrokkene 4] daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
==die [betrokkene 4] uitgeklaard en/of toegelaten dat die [betrokkene 4] werd uitgeklaard en/of
(ten onrechte en/of onrechtmatig) het paspoort van die [betrokkene 4] gestempeld en/of
voorzien van (een) (uitreis- en/of vertrek)stempel; en/of
==toegestaan dat van haar, in elk geval van, een (uitreis- en/of vertrek)stempel
gebruik werd gemaakt ten behoeve van het vertrek van die [betrokkene 4] uit Sint Maarten
naar Anguilla; en/of
==bij vertrek van Sint Maarten het paspoort en/of (andere) reisdokument(en) van die
[betrokkene 4] niet gecontroleerd; en/of
==nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de
Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening
toelating en uitzetting toe te passen; en/of
==(vervolgens) die [betrokkene 4] doorgelaten en/of uit laten reizen (terwijl die [betrokkene 4] niet over
een visum en/of verblijfsvergunning beschikte, danwel ‘overstay’ was),
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als immigratiemedewerk(st)er(s) en/of terwijl zij, verdachte, van dit/die feit(en) een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en/of terwijl dit/die feit(en) in vereniging werd(en) begaan;
(artikel 2:154 lid 1 onder a en lid 2/3 van het Wetboek van Strafrecht);
subsidiair, indien het vorenstaande onder feit 2. niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op of omstreeks 18 augustus 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie [betrokkene 4], van wie zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of kon(den) vermoeden dat die [betrokkene 4] illegaal op Sint Maarten verbleef
==Sint Maarten heeft uit laten reizen; en/of
==die [betrokkene 4] heeft uitgeklaard; en/of
==(ten onrechte en/of onrechtmatig) het paspoort van die [betrokkene 4] heeft gestempeld
en/of heeft laten stempelen en/of heeft voorzien en/of laten voorzien van (een)
uitreis- en/of vertrekstempel en/of heeft toegestaan dat in het paspoort van die
[betrokkene 4] een uitreis- en/of vertrekstempel werd aangebracht (door [medeverdachte 1]);
en/of
==(als immigratiemedewerkster) heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving
van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde
en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen;
in elk geval (telkens) iets heeft gedaan en/of heeft nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of die [betrokkene 4] en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
(artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht);
meer subsidiair, indien het vorenstaande onder feit 1. niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op of omstreeks 18 augustus 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een paspoort op naam van [betrokkene 4], zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst,
hebbende zij, verdachte, en/of haar, verdachte’s, mededader(s) valselijk in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in dat paspoort (ten onrechte en/of onrechtmatig) een uitreis- en/of vertrekstempel geplaatst en/of opgenomen en/of aangebracht en/of een stempel waarmede en/of waardoor die [betrokkene 4] uit Sint Maarten kon vertrekken geplaatst en/of opgenomen en/of aangebracht en/of (oogluikend) toegestaan dat zulk een stempel in het paspoort van die [betrokkene 4] werd geplaatst en/of opgenomen en/of aangebracht, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en/of onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
(artikel 2:184 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3. (zaaksdossier 3)
zij op of omstreeks 18 augustus 2016 in Sint Maarten als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, een gift heeft aangenomen, te weten US$ 100, in elk geval een of meer geldbedrag(en), wetende en/of redelijkerwijs vermoedende dat deze haar, verdachte, werd gedaan en/of werd aangeboden ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door haar, verdachte, in strijd met haar plicht, in haar bediening als immigratiemedewerkster was gedaan en/of nagelaten, namelijk
==het uitklaren van die [betrokkene 4] en/of toelaten dat die [betrokkene 4] werd uitgeklaard en/of
het (ten onrechte en/of onrechtmatig) het paspoort van die [betrokkene 4]
stempelen en/of voorzien van (een) (uitreis- en/of vertrek)stempel; en/of
==het toestaan dat van haar, in elk geval van, een (uitreis- en/of vertrek)stempel
gebruik werd gemaakt ten behoeve van het vertrek van die [betrokkene 4] uit Sint Maarten
naar Anguilla; en/of
==het bij vertrek van Sint Maarten het paspoort en/of (andere) reisdokument(en) van
die [betrokkene 4] niet gecontroleerd; en/of
==het nalaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de
Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening
toelating en uitzetting toe te passen; en/of
==het (vervolgens) die [betrokkene 4] doorlaten en/of uit laten reizen (terwijl die [betrokkene 4] niet over
een visum en/of verblijfsvergunning beschikte, danwel ‘overstay’ was);
(artikel 2:351 lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht)
Feit 4. (zaaksdossier 4)
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 september 2016 tot en met 14 september 2016 in Sint Maarten meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) een ander, te weten [betrokkene 5], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van de toegang tot Sint Maarten en/of die [betrokkene 5] daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander(en) daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
==met/voor die [betrokkene 5], in elk geval die ander, (Whatsapp/telefoon)contact(en)
onderhouden en/of overleg gevoerd; en/of
==aan/van die [betrokkene 5], in elk geval die ander, (een) foto(‘s) verstrekt en/of getoond
en/of gemaakt en/of
==die [betrokkene 5], in elk geval die ander(en),
begeleid en/of aanwijzingen gegeven en/of mededeling gedaan bij/via welke
(immigratie)balie in Sint Maarten ingeklaard en/of ingereisd diende te worden;
en/of
==haar, verdachtes, dienst gewijzigd en/of aangepast en/of haar dienst zodanig laten
wijzigen en/of invullen en/of aanpassen opdat verdachte aanwezig kon zijn bij de
aankomst van die [betrokkene 5] op de luchthaven Princess Juliana Airport en/of die
[betrokkene 5] ingeklaard; en/of
==(vervolgens) die [betrokkene 5] doorgelaten; en/of
==(als immigratiemedewerkster) nagelaten toezicht te houden op de naleving van het
bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze
Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen,
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als immigratiemedewerk(st)er(s) en/of terwijl zij, verdachte, van dit/die feit(en) een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en/of terwijl dit/die feit(en) in vereniging werd(en) begaan;
(artikel 2:154 lid 1 onder a en lid 2/3 van het Wetboek van Strafrecht);
Feit 5. (zaaksdossier 6)
zij op of omstreeks 2 juli 2016 en/of 3 juli 2016, in elk geval in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten tezamen en in vereniging met [betrokkene 6] en/of (een) (andere) immigratiemedewerk(st)er(s) en/of (een) ander(en), althans alleen, (een) ander(en), te weten [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] (zijnde medewerk(st)er(s) van [bedrijf 1]), behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Sint Maarten en/of die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) en/of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die ander(en) daar wederrechtelijk was (“I have 2 of my workers from [bedrijf 1] returming and they gave them a hard time when they were leaving” en/of “and that they already spent 90 days”), immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
==ten aanzien van die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] nagelaten toezicht te houden op de
naleving van het bij of krachtens Landsverordening toelating en uitzetting
bepaalde en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen; en/of
==(zonder (grens)controle op een rechtmatig verblijfstitel)
die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] in Sint Maarten toegelaten en/of in laten reizen
en/of (in elk geval) die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] in Sint Maarten toegelaten
en/of in laten reizen zonder geldige verblijfstitel,
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als immigratiemedewerk(st)er(s) en/of terwijl zij, verdachte, van dit/die feit(en) een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en/of terwijl dit/die feit(en) in vereniging werd(en) begaan;
(artikel 2:154 lid 1 onder a en lid 2/3 van het Wetboek van Strafrecht);
subsidiair, indien het vorenstaande onder feit 5. niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie (een) medewerk(st)er(s) van [bedrijf 1], te weten van [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8], in Sint Maarten heeft/hebben laten inreizen en/of behulpzaam is/zijn geweest bij de inreis/het inreizen in Sint Maarten door het nalaten
==toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde bij het inreizen in Sint Maarten van die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen; en/of
==het –zonder (grens)controle op een rechtmatig verblijfstitel- in laten reizen en/of toelaten van die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] in Sint Maarten (gelet op wetenschap van het feit genoemde [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] in strijd met het bepaalde in de Landsverordening Toelating en Uitzetting zou(den) handelen) (een eerdere langere verblijfsduur in Sint Maarten dan de toegestane 90 dagen per jaar (“I have 2 of my workers from [bedrijf 1] returming and they gave them a hard time when they were leaving” en/of “and that they already spent 90 days”), (overschrijding van toegestaand verblijf in Sint Maarten)),
in elk geval (telkens) iets heeft gedaan en/of heeft nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of (een) ander(en) te verkrijgen;
(artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht);
Feit 6. (zaaksdossier 6)
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 juli 2016 tot en met 3 juli 2016 in Sint Maarten, als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, een gift heeft gevraagd, te weten US$ 600, althans US$ 200, in elk geval een of meer geldbedrag(en), teneinde haar, verdachte, zelf te bewegen om, in strijd met haar plicht, in haar bediening als immigratiemedewerkster iets te doen en/of na te laten, namelijk
==het nalaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde bij het inreizen in Sint Maarten van die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen; en/of
==het –zonder (grens)controle op een rechtmatig verblijfstitel- in laten reizen en/of toelaten van die [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] in Sint Maarten (gelet op wetenschap van het feit genoemde [betrokkene 7] en/of [betrokkene 8] in strijd met het bepaalde in de Landsverordening Toelating en Uitzetting zou(den) handelen) (een eerdere langere verblijfsduur in Sint Maarten dan de toegestane 90 dagen per jaar (“I have 2 of my workers from [bedrijf 1] returming and they gave them a hard time when they were leaving” en/of “and that they already spent 90 days”), (overschrijding van toegestaand verblijf in Sint Maarten)),
(artikel 2:351 lid 1 onder c Wetboek van Strafrecht)
Feit 7. (zaaksdossier 7)
zij op of omstreeks 17 februari 2016, in Sint Maarten tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een ander, te weten [betrokkene 9] (‘[betrokkene 9]’), behulpzaam is geweest bij het vertrek uit Sint Maarten en/of die [betrokkene 9] daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat de aanwezigheid van die [betrokkene 9] daar wederrechtelijk was, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s)
==met/voor die [betrokkene 9], in elk geval die ander, (Whatsapp)contact(en) onderhouden
en/of overleg gevoerd; en/of
==haar, verdachtes, dienst geruild; en/of
==bij het uitreizen en/of vertrek uit Sint Maarten het paspoort van die [betrokkene 9] niet
gestempeld en/of doen en/of laten stempelen; en/of
==(als immigratiemedewerkster) nagelaten
toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening
toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toelating en
uitzetting toe te passen;
terwijl dit/die feit(en) werd(en) begaan in de uitoefening van haar en/of haar mededader(s) ambt of beroep als immigratiemedewerk(st)er(s) en/of terwijl zij, verdachte, van dit/die feit(en) een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en/of terwijl dit/die feit(en) in vereniging werd(en) begaan;
(artikel 2:154 lid 1 onder a en lid 2/3 van het Wetboek van Strafrecht);
Subsidiair, indien het vorenstaande onder feit 1 niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
zij op of omstreeks 17 februari 2016 in Sint Maarten, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie [betrokkene 9] (‘[betrokkene 9]’) Sint Maarten heeft/hebben laten uitreizen en/of behulpzaam is/zijn geweest bij de uitreis/het uitreizen uit Sint Maarten door het nalaten
==bij het uitreizen en/of vertrek uit Sint Maarten het paspoort van die [betrokkene 9] te stempelen en/of doen en/of laten stempelen en/of
==toezicht te houden op de naleving van het bij of krachten Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde bij het uitreizen in Sint Maarten van die [betrokkene 9] en/of
==deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen
in elk geval (telkens) iets heeft gedaan en/of heeft nagelaten iets te doen ten einde enig voordeel voor zichzelf en/of die [betrokkene 9] en/of (een) ander(en) te verkrijgen
(artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht)
Feit 8. (dossier)
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 14 november 2016 in Sint Maarten en/of Haiti, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit (de immigratiemedewerk(st)er(s)) haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4]
en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
==het plegen van mensensmokkel als bedoeld in artikel 2:154 van het Wetboek
van Strafrecht; en/of
==het aannemen van steekpenningen als bedoeld in artikel 2:350 en/of
artikel 2:351 van het Wetboek van Strafrecht; en/of
==het als ambtenaar misbruik maken van haar functie en/of positie als bedoeld
artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht; en/of
==het plegen van valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 2:184 en/of 2:185 van het
Wetboek van Strafrecht; en/of
==het medeplegen en/of medeplichtig zijn aan overtreding van artikel 23 van de
Landsverordening toelating en uitzetting;
(artikel 2:79 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak

Feit 2 primair
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Daartoe is het volgende redengevend.
Verdachte wordt in de kern verweten dat zij [betrokkene 4] behulpzaam is geweest bij zijn vertrek uit Sint Maarten, terwijl zij moest vermoeden dat hij geen geldige verblijfstitel had. In artikel 2:154 lid 1 Sr is (onder meer) strafbaar gesteld het een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van
vertrekuit Sint Maarten, terwijl de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de aanwezigheid van die ander wederrechtelijk is. In zoverre wijkt de strafbaarstelling af van de Nederlandse, die slechts betrekking heeft op toegang tot en doorreis door Nederland (etc.), niet op vertrek. Blijkens de toelichting op het artikel sluit de Sint Maartense bewoording aan op die van artikel 203a NASr (oud).
Het beschermd belang is in deze context is dat van het openbaar gezag. Het doel van de strafbaarstelling is daarin gelegen dat op het grondgebied van Sint Maarten alleen mensen verblijven die daartoe gerechtigd zijn [1] . Onderdeel van de verwezenlijking daarvan is het bevorderen, dat mensen die daartoe niet gerechtigd zijn het land verlaten. Het restrictief toelatingsbeleid is gericht op vrijwillig vertrek: “
Om dit toelatingsbeleid restrictief te hanteren is het van groot belang dat vreemdelingen zonder verblijfsrecht vrijwillig of - indien noodzakelijk – gedwongen het land verlaten [2] ”.
In dat licht is, behoudens bijzondere omstandigheden zoals die genoemd in artikel 21 LTU, niet in te zien waarom (behulpzaamheid bij) het vertrek van een persoon zonder geldige verblijftitel wederrechtelijk zou zijn. Een redelijke uitleg van ‘vertrek’ in artikel 2:154 lid 1 Sr brengt daarom met zich mee dat slechts van strafbaar handelen sprake zal zijn bij
wederrechtelijkvertrek. Dit is immers niet anders bij de bestanddelen ‘toegang’ en ‘doorreis’. Een voorbeeld van wederrechtelijk vertrek zou kunnen zijn een vertrek dat samenvalt met de wederrechtelijke toegang tot het land waarnaartoe wordt uitgereisd.
Naar het oordeel van het Gerecht voldoet het handelen van verdachte niet aan de vereisten voor een bewezenverklaring van mensensmokkel. Het is niet vast komen te staan dat [betrokkene 4] geen rechtmatige toegang tot Anguilla had, zodat zijn vertrek uit Sint Maarten niet wederrechtelijk was. Ook overigens deden zich geen gronden voor om [betrokkene 4] het vertrek te beletten. Verdachte handelde daarom niet onrechtmatig door [betrokkene 4], die een verwijderingsbeschikking op zijn naam had was, te laten uitreizen. Aangezien het [betrokkene 4] vrijstond om uit te reizen, kan behulpzaamheid daarbij als zodanig geen strafbaar feit opleveren. Nu geen sprake is van ‘vertrek’ in de zin van artikel 2:154 lid 1 Sr, dient vrijspraak te volgen van het primair ten laste gelegde.
Feit 5 primair en subsidiair
Naar het oordeel van het Gerecht kan, conform de eis van officier van justitie, niet worden vastgesteld dat verdachte betrokken is geweest bij de inreis van [betrokkene 7] [betrokkene 8] op 3 juni 2016. Zij heeft, zonder kenbaar resultaat, als tussenpersoon opgetreden tussen [betrokkene 6] en [medeverdachte 1]. Dit leidt tot vrijspraak van feit 5.
Feit 6
Naar het oordeel van het Gerecht kan uit het dossier niet worden afgeleid dat verdachte om een gift heeft gevraagd teneinde zelf in strijd met haar plicht iets te doen of na te laten. Verdachte heeft als gezegd als tussenpersoon opgetreden tussen [betrokkene 6] en [medeverdachte 1]. Verdachte zegt daarbij tegen [betrokkene 6] enerzijds dat zij haar zelf niet kan helpen en anderzijds dat ze absoluut zelf geen geld wil. Weliswaar werkt zij bewust mee aan de omkoping van [medeverdachte 1], maar het medeplegen daarvan is niet ten laste gelegd. Dit leidt tot vrijspraak van feit 5.
Feit 7 primair
Zoals hiervoor met betrekking tot feit 2 primair is overwogen, is het Gerecht van oordeel dat behulpzaamheid bij de uitreis van een persoon zonder legaal verblijf in beginsel niet onder de reikwijdte van artikel 2:154 Sr valt, tenzij sprake is van een wederrechtelijke uitreis. Ook voor [betrokkene 9] geldt, dat verdachte niet gehouden was om hem de uitreis te beletten. Het welbewust, in strijd met haar ambtsplicht, niet stempelen van zijn paspoort, levert dan ook geen mensensmokkel op. Dit leidt tot vrijspraak voor feit 7 primair.
4B. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4C. Bewezenverklaring
Feit 1. (zaaksdossier 1 en 2)
zij op tijdstippen in de periode van 23 april 2016 tot en met 27 april 2016, in elk geval in of, in Sint Maarten en in Haïti, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens een ander, te weten [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Sint Maarten en die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], daartoe gelegenheid en middelen en inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij, verdachte, en haar mededader telkens wisten dat de aanwezigheid van die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en [betrokkene 3], daar wederrechtelijk was, immers hebben zij, verdachte en haar mededader
==met/voor die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3], contact onderhouden en overleg gevoerd en vliegtickets geregeld; en
==aan/van die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3], een foto verstrekt of gemaakt en die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3], tijdens de reis begeleid en aanwijzingen gegeven en mededeling gedaan bij welke immigratiebalie (balie 7 of balie 5) in Sint Maarten ingeklaard en ingereisd diende te worden; en
==voor/aan die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en die [betrokkene 3] een valse Recepisse de Demande de Carte de Sejour geregeld en verstrekt en bij de inreis te Sint Maarten de documenten, waaronder de valse Recepisse de Demande de Carte de Sejour, voor die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] en die [betrokkene 3] laten overhandigen aan een medewerkster van de immigratiedienst; en
==als immigratiemedewerkster nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen,
terwijl die feiten werden begaan in de uitoefening van haar ambt als immigratiemedewerkster en terwijl zij, verdachte, van die feiten een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt en terwijl die feiten in vereniging werden begaan;
Feit 2 subsidiair
zij op 18 augustus 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een anderen, als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, opzettelijk met misbruik van haar functie of positie [betrokkene 4], van wie zij, verdachte, en haar mededaders wisten of konden vermoeden dat die [betrokkene 4] illegaal op Sint Maarten verbleef
==Sint Maarten heeft uit laten reizen; en
==onrechtmatig heeft toegestaan dat in het paspoort van die [betrokkene 4] een uitreis- en/of vertrekstempel werd aangebracht door [medeverdachte 1]); en
==als immigratiemedewerkster heeft nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen;
ten einde enig voordeel voor zichzelf en die [betrokkene 4] en een ander te verkrijgen;
Feit 3. (zaaksdossier 3)
zij op 18 augustus 2016 in Sint Maarten als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, een gift heeft aangenomen, te weten US$ 100, redelijkerwijs vermoedende dat deze haar, verdachte, werd gedaan ten gevolge van hetgeen door haar, verdachte, in strijd met haar plicht, in haar bediening als immigratiemedewerkster was gedaan of nagelaten, namelijk
==het toelaten dat die [betrokkene 4] werd uitgeklaard en
==het toestaan dat van haar uitreis- of vertrekstempel gebruik werd gemaakt ten behoeve van het vertrek van die [betrokkene 4] uit Sint Maarten naar Anguilla; en
==het bij vertrek van Sint Maarten het paspoort en/of andere reisdocumenten van die [betrokkene 4] niet
controleren; en
==het nalaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en/of deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen; en
==het vervolgens die [betrokkene 4] doorlaten en uit laten reizen terwijl die [betrokkene 4] niet over een visum of verblijfsvergunning beschikte;
Feit 4. (zaaksdossier 4)
zij op tijdstippen in de periode van 12 september 2016 tot en met 14 september 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [betrokkene 5], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van de toegang tot Sint Maarten terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten dat de aanwezigheid van die ander daar wederrechtelijk was, immers hebben zij, verdachte en haar mededader
==voor die [betrokkene 5] Whatsapp/telefooncontacten onderhouden en overleg gevoerd; en
==van die [betrokkene 5], een foto verstrekt
==die [betrokkene 5] doorgelaten; en
==als immigratiemedewerkster nagelaten toezicht te houden op de naleving van het bij of krachtens de Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde en deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen,
terwijl dit feit werd begaan in de uitoefening van haar ambt als immigratiemedewerkster en terwijl zij, verdachte, van dit feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt en terwijl dit feit in vereniging werd begaan;
Feit 7 subsidiair
zij op 17 februari 2016 in Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, als ambtenaar, immers werkzaam als immigratiemedewerkster, opzettelijk met misbruik van haar functie [betrokkene 9] (‘[betrokkene 9]’) Sint Maarten heeft laten uitreizen en behulpzaam is geweest bij de uitreis uit Sint Maarten door het nalaten
==bij het uitreizen uit Sint Maarten het paspoort van die [betrokkene 9] te stempelen en
==toezicht te houden op de naleving van het bij of krachten Landsverordening toelating en uitzetting bepaalde bij het uitreizen in Sint Maarten van die [betrokkene 9] en
==deze Landsverordening toelating en uitzetting toe te passen
ten einde enig voordeel voor die [betrokkene 9] en een ander te verkrijgen
Feit 8.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 14 november 2016 in Sint Maarten, heeft deelgenomen aan een organisatie bestaande uit de immigratiemedewerksters haar, verdachte, en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
==het plegen van mensensmokkel als bedoeld in artikel 2:154 van het Wetboek van Strafrecht; en
==het aannemen van steekpenningen als bedoeld in artikel 2:350 en artikel 2:351 van het Wetboek van Strafrecht; en
==het als ambtenaar misbruik maken van haar functie als bedoeld in artikel 2:354 van het Wetboek van Strafrecht.
4.D Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft voor de navolgende feiten vrijspraak bepleit. Het verweer vindt steeds zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Ter nadere motivering geldt het volgende.
Feit 1 en 2
Volgens de raadsvrouw blijkt niet van opzet bij verdachte om [betrokkene 1], [betrokkene 2] of [betrokkene 3] behulpzaam te zijn. Dat dit niet juist is, volgt het duidelijkst uit de verklaring van verdachte zelf. Zij heeft bij de politie uitleg gegeven over de ‘jobs’ die zij heeft gedaan. Een job betekent, dat zij een ander, die geen recht heeft op toegang tot Sint Maarten, de grens laat passeren. Dit doet zij op verzoek van een derde, tegen betaling. Er wordt een foto van haar en de betrokken persoon uitgewisseld, zodat de personen bij de juiste controlebalie terecht komen.
Deze verklaring sluit sterk aan bij de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Die hadden geen recht op toegang, maar wel een foto van verdachte, bij wie zij zich moesten laten controleren. Verdachte verklaart ook zelf over het incident, welke verklaring aansluit bij hetgeen verbalisant [verbalisant 1] heeft opgeschreven. Gelet hierop moet het incident naar het oordeel van het Gerecht aangemerkt worden als een ‘job’, waaruit het opzet van verdachte kan worden afgeleid.
Datzelfde geldt voor betrokkene [betrokkene 3]. Opnieuw volgt uit de verklaring van de betrokkene, dat sprake is van een ‘job’. De betrokkene had een foto van verdachte en verdachte had een foto van betrokkene. Die was haar toegestuurd door [persoon 1], met wie zij vaker ‘jobs’ deed, met de tekst ‘the hation for tmrw’. [persoon 1] en mogelijk anderen hebben [betrokkene 3] geïnstrueerd. Verdachte heeft bewust en nauw met [persoon 1] samengewerkt. Dat verdachte uiteindelijk [betrokkene 3] niet heeft kunnen doorlaten, doordat [betrokkene 3] reeds bij een pre-check door de mand viel, maakt niet dat slechts van een poging tot mensensmokkel sprake is. Het (voortdurende) delict mensensmokkel is voltooid op het moment dat de illegale reis een aanvang heeft genomen en verdachte daarbij behulpzaam is geweest, niet pas wanneer de betrokkene daadwerkelijk toegang heeft gekregen.
Feit 2 subsidiair
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op hetgeen is voorgevallen toen [betrokkene 4] is uitgereisd naar Anguilla.
Het verweer wordt verworpen. De meest aannemelijke versie van de feiten is naar het oordeel van het Gerecht die, welke in de latere verhoren door zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] naar voren is gebracht. Hoewel verdachte in een gesprek met [persoon 3] zegt dat zij de uitreisstempel van [betrokkene 4] zelf heeft geplaatst, is aannemelijk dat [medeverdachte 1] het paspoort van [betrokkene 4] heeft gestempeld. Verdachte kan hierdoor niet verrast zijn geweest: in de ochtend van 18 augustus 2016 spreekt zij er in een bericht aan [medeverdachte 1] over dat zij [medeverdachte 1] een ‘favor’ zou doen. In voornoemd gesprek met [persoon 3], later op de dag, heeft verdachte het eveneens over het doen van een ‘favor’ aan [medeverdachte 1]. Een gunst doen kan hier redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan als handelen in strijd met de ambtsplicht, om [medeverdachte 1] op enige wijze te bevoordelen. Door als ‘favor’ toe te staan dat [medeverdachte 1], die niet werkte op dat moment, het paspoort stempelde en door [medeverdachte 1] en [betrokkene 4] vervolgens niet zelf te controleren, heeft verdachte misbruik gemaakt van haar ambt. Dit deed zij in bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte 1].
Feit 3
Opnieuw is vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van opzet bij verdachte. Opnieuw wordt het verweer verworpen. Nadat verdachte welbewust, als ‘favor’, had toegelaten dat [medeverdachte 1] het paspoort van [betrokkene 4] had gestempeld, deed [medeverdachte 1] een biljet van $100 in de zak van [verdachte]. Deze heeft het geld gehouden. [medeverdachte 1] had kort ervoor een bedrag van $300 geleend ten behoeve van haar reis met [betrokkene 4] naar Anguilla. Gelet op enerzijds de aanmerkelijke hoogte van het bedrag en anderzijds het als feit 2 bewezenverklaarde ambtsmisbruik dat zojuist had plaatsgevonden, moet het hier gaan om steekpenningen. Verdachte heeft redelijkerwijs moeten vermoeden dat zij dit hoge bedrag kreeg van [medeverdachte 1] omdat zij kort daarvoor in strijd met haar ambtsplicht had toegestaan om het bewuste paspoort te stempelen.
Feit 4
Het door de raadsvrouw gevoerde pleidooi strekkende tot vrijspraak heeft vrijwel geheel betrekking op de rol van medeverdachte [medeverdachte 3]. De betrokkenheid van laatstgenoemde is niet komen vast te staan. Uit de bewijsmiddelen volgt echter wel dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met [persoon 1] de mensensmokkel van [betrokkene 5] heeft gepleegd. Zij spreekt met [persoon 1] over een job en vraagt om geld vooraf, ontvangt een foto van [betrokkene 5] en wordt geobserveerd als zij [betrokkene 5] daadwerkelijk de grens laat passeren. [betrokkene 5] had, anders dan verdachte stelt, geen geldige verblijfstitel (er gold een verwijderingsbeschikking, waaraan niet afdoet dat hij over een Amerikaans visum beschikte) en verdachte wist dat ook, gezien de informatie die zij met [persoon 1] heeft uitgewisseld.
Feit 7 subsidiair
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Het Gerecht heeft geen reden om te twijfelen aan de belastende verklaring van [medeverdachte 2]. Deze zegt dat zij verdachte heeft gevraagd om het paspoort van ‘[betrokkene 9]’ niet te stempelen. De verklaring is geloofwaardig omdat deze haarzelf belast en omdat deze steun vindt in de rest van het dossier, in het bijzonder de verklaring van ‘[betrokkene 9]’. Door welbewust, in strijd met haar ambtsplicht, het paspoort niet te stempelen, om [medeverdachte 2] en ‘[betrokkene 9]’ een gunst te doen, heeft verdachte misbruik gemaakt van haar ambt.
Feit 8
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte, met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en met enkele anderen zoals [persoon 1] en [persoon 2], die niet bij de Immigratiedienst werken, zich structureel bezig heeft gehouden met het plegen van aan mensensmokkel gerelateerde misdrijven. In het bijzonder uit de verklaringen van verdachte zelf volgt, dat met regelmaat ‘jobs’ werden uitgevoerd. Tegen betaling, of als gunst, deden de dames het omgekeerde van wat van ze verlangd werd als grensbewaker. Van tevoren werd gecommuniceerd over een persoon die zonder geldige verblijfstitel Sint Maarten binnen wilde komen. De betrokken verdachte zat dan op de juiste plaats om die persoon binnen te laten, waar zij die persoon had moeten tegenhouden.
Verdachte heeft gedurende geruime tijd op de genoemde wijze met haar medeverdachten gecommuniceerd over dergelijke misdrijven en ze ook daadwerkelijk gepleegd. Dit leidt tot de conclusie dat verdachte deel heeft genomen aan een criminele organisatie.
Van het plegen van valsheid in geschrift is niet gebleken. Overtreding van artikel 23 LTU is gezien het vierde lid geen misdrijf. Deze onderdelen zijn om die reden weggestreept.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt, door een persoon die van het feit een beroep op gewoonte heeft gemaakt en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door twee of meer personen, meermalen gepleegd.
Feit 2 subsidiair
het medeplegen van het als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie iets doen of nalaten ten einde enig voordeel voor haar of een ander te verkrijgen.
Feit 3
het als ambtenaar aannemen van een gift, redelijkerwijs vermoedende dat deze haar gedaan wordt ten gevolge van hetgeen door haar in strijd met haar plicht in haar huidige bediening is gedaan of nagelaten.
Feit 4
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan in de uitoefening van enig ambt, door een persoon die van het feit een beroep op gewoonte heeft gemaakt en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door twee of meer personen, meermalen gepleegd.
Feit 7 subsidiair
het medeplegen van het als ambtenaar opzettelijk met misbruik van zijn functie iets doen of nalaten ten einde enig voordeel voor haar of een ander te verkrijgen.
Feit 8:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in haar ambt van immigratiemedewerker gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan mensensmokkel en daaraan verwante misdrijven. Daarbij werkte zij samen met collega’s en anderen en nam aldus deel aan een criminele organisatie. Tegen betaling, dan wel als gunst voor een bekende, heeft zij keer op keer het vertrouwen dat in haar uit hoofde van haar ambt was gesteld geschonden. Waar zij er op had moeten toezien dat mensen zonder geldige verblijfstitel Sint Maarten niet zouden inreizen, deed zij welbewust het omgekeerde.
Mensensmokkel ondermijnt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang. Door deze feiten juist als ambtenaar belast met grensbewaking te plegen, ondermijnt verdachte bovendien het vertrouwen dat burgers in de overheid stellen. Het Gerecht rekent verdachte haar handelen dan ook ernstig aan. Slechts een langdurige vrijheidsbenemende straf doet recht aan de ernst van de feiten.
Het Gerecht heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij is first offender, heeft de zorg voor een minderjarig kind en kampt met gezondheidsklachten. Deze omstandigheden, alsmede de vrijspraak voor enkele feiten als voornoemd, leiden ertoe dat enigszins van de eis van de officier van justitie zal worden afgeweken.
Het feit dat verdachte haar ambt heeft misbruikt bij het plegen van misdrijven rechtvaardigt een langdurige ontzetting uit haar recht een ambt te bekleden. Het door verdachte vertoonde gebrek aan integriteit is niet te verenigen met het bekleden van een ambt.

8.Beslag

Aan dit vonnis is gehecht een lijst met onder verdachte in beslag genomen voorwerpen. De onder A (telefoon Samsung DUOS), I (telefoon Blu) en J (telefoon Samsung) genoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard, nu het bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is gepleegd. Van het onder H (luchthavenpas) zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende worden bevolen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:64, 1:65, 1:66, 1:67, 1:68, 1:119, 1:136, 2:79, 2:154, 2:351 en 2:354 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 primair, feit 5 primair en subsidiair, feit 6 en feit 7 primair is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de onder A, I en J op de aangehechte beslaglijst aangeduide voorwerpen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het onder H op de aangehechte beslaglijst aangeduide voorwerp;
ontzetde verdachte van het recht ambten bekleden voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 2 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Vgl. T&C artikel 197a NSr, aantekening 1.
2.Richtlijnen van de Minister van Justitie van Sint Maarten met betrekking tot de toepassing van de LTU en het Toelatingsbesluit (mei 2012), pagina 18.