ECLI:NL:OGEAM:2017:66

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 januari 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
100.00417/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van poststukken door beveiligingsmedewerker

Op 18 januari 2017 vond de openbare terechtzitting plaats in de zaak tegen de verdachte, een beveiligingsmedewerker, die beschuldigd werd van diefstal van poststukken. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. De verdachte voerde verweer, maar het Gerecht oordeelde dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig was, omdat zowel diefstal als verduistering op hetzelfde feitencomplex betrekking hadden. Het Gerecht verklaarde de dagvaarding ten aanzien van de verduistering nietig, maar bevestigde de geldigheid van de dagvaarding voor de diefstal.

De bewijsvoering was gebaseerd op camerabeelden en verklaringen van de verdachte. De beelden toonden aan dat de verdachte poststukken had weggenomen en deze onder zijn kleding had verstopt. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich de poststukken wederrechtelijk had toegeëigend, en dat zijn verklaring niet geloofwaardig was. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal, meermalen gepleegd, en het Gerecht legde een taakstraf op van 80 uren, met vervangende hechtenis bij niet-naleving.

De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte handelde, en de toepasselijke wettelijke voorschriften werden genoemd. Het vonnis werd uitgesproken door rechter mr. D. Gruijters, in aanwezigheid van griffier mr. A.C. Wormgoor.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
Naam :
[VERDACHTE]
Voornamen : [verdachte]
Geboren op : [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats]
Wonende te : [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2017. De verdachte is verschenen.
De officier van justitie mr. M.R. van Nes heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 te veroordelen tot een taakstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
De verdachte heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
(zie bijlage I)

3.Voorvragen

Het Gerecht is van oordeel dat de dagvaarding innerlijk tegenstrijdig is nu zowel feit 1 als feit 2 zien op hetzelfde feitencomplex en dezelfde gedraging maar cumulatief zijn tenlastegelegd als diefstal en verduistering, welke feiten elkaar uitsluiten. De officier van justitie heeft betoogd dat de feiten abusievelijk niet als primair en subsidiair ten laste zijn gelegd. Het Gerecht zal om redenen als voormeld de dagvaarding ten aanzien van feit 2 nietig verklaren.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding overigens geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Als verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2017, voor zover inhoudende:
Het klopt wel dat ik een brief heb gepakt en in mijn uniform hebt gestopt en dat ik dat kort erna nog eens heb gedaan. Ik heb de camerabeelden eerder gezien. Ik ben de man op die beelden.
Als eigen waarneming van de rechter, geconstateerd ter terechtzitting van 18 januari 2017 tijdens het bekijken van getoonde camerabeelden, veiliggesteld op de van het dossier uitmakende CD-ROM:
Bij het eerste beeldbestand neemt de rechter waar dat een persoon in een ruimte met poststukken staat. Hij pakt een blauwe envelop, voelt eraan en schudt ermee en stopt deze daarna onder zijn shirt.
Bij het tweede beeldbestand neemt de rechter waar dat genoemde persoon een deur opent, naar binnen gaat, even later weer uit die deur komt en een envelop onder zijn blouse steekt.
Uit de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het Korps Politie Sint Maarten, genummerd 183/JD/2016, opgemaakte door [verbalisant 1], brigadier van politie, gesloten op 13 oktober 2016:

Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [aangever], opgemaakt en gesloten op 16 september 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (bijlage 1):
As Intern Director of the Post Office of Sint Maarten I file an official complaint of theft. We have a security guard that works for the security company [bedrijf 1] by us at the post office. His name is [verdachte][verdachte]. [verdachte] knew all the ins and outs of the company and was entrusted with the key to the main floor. [verdachte] also had a key to the mailbox area. This morning while looking at the footage we saw [verdachte] walked over to a door leading to the EMS Department at 17.31 o’clock. At this time all employees had already left for the day and [verdachte] was the only person there. We saw that [verdachte] was doing something with the lock. Shortly after that, the door that was supposed to be closed was open. [verdachte] then walked into the room and stayed a few minutes. At 17.34 o’clock [verdachte] then walked back out of that office with an unidentifiable white object and then placed it on the inside of his uniform shirt. While continuing to watch the footage we then saw that [verdachte] walked over to the Delivery Section at 17.39 o’clock. [verdachte] then started looking through the different bags and shelves in that section. We then saw [verdachte] sorted through a few of them and picked up a green colored object and places it on the inside of his shirt.
Ik heb niemand de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.

Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] voornoemd, gesloten op 19 september 2016 te Sint Maarten, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 16 september 2016 begaf ik mij naar het postkantoor Sint Maarten voor een geval van diefstal. Tijdens het opnemen van de aangifte werden aan mij beelden getoond van de dader. De dader bleek een bewaker te zijn, werkzaam bij het postkantoor, genaamd [verdachte].
Op de beelden werd door mij het volgende geconstateerd. Er zijn twee verschillende videobeelden opgenomen van het gepleegde feit. Beide camera’s zijn genaamd Camera 01. In dit verbaal zullen zij Camera 01-1 en Camera 01-2 genaamd zijn. Datum is van 15 september 2016 in de avonduren. Gepleegd feit vond plaats tussen 17.31 uur en 17.41 uur.
Constateringen van Camera 01-1:
17:31:20 [verdachte] komt in beeld en loopt direct naar de deur van de EMS department
17:31:29 [verdachte] doet enkele handelingen bij de deurknop en loopt de EMS Department kantoor binnen en verdwijnt uit beeld
17:34:42 [verdachte] komt weer in beeld en loopt het eerste gedeelte met een wit voorwerp in zijn hand. Hij verschuilt dit voorwerp onder zijn hemd, loopt weg en verdwijnt uit beeld.
Constateringen Camera 01-2:
17:39:27 [verdachte] komt in beeld en loopt naar de kastjes toe
17:39:33 [verdachte] zoekt in de kastjes en loopt weg met een blauwkleurige envelop
17:40:08 [verdachte] kijkt in een blauwe grote postzak en haalt een bruinkleurige envelop eruit en loopt ermee weg. Met zijn rug naar de camera maakt [verdachte] een beweging aan zijn hemd. [verdachte] draait zich om en begint zijn hemd in orde te maken, loopt weg en doet iet met de knoppen van zijn hemd.
17:40:35 [verdachte] loopt terug naar de kastjes, zoekt en haalt een witkleurige envelop eruit, loopt weg en verdwijnt uit beeld.
4B. Bewijsoverweging(en)
Naar het oordeel van het Gerecht wordt de stelling van verdachte dat hij enkel naar een envelop zocht om een klant te helpen weerlegd door de veiliggestelde camerabeelden als hierboven omschreven. Indien zulks het geval was geweest had verdachte immers geen reden om de poststukken onder zijn overhemd te stoppen. Ook het voelen aan en schudden met een envelop zijn handelingen die niet te passen bij de stelling van verdachte. Naar de uiterlijke verschijningsvorm zoekt verdachte gericht naar enveloppen met een bepaalde inhoud en brengt verdachte met het verstoppen van de enveloppen onder zijn overhemd deze buiten de heerschappij van het postkantoor. Naar het oordeel van het Gerecht is daarmee buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat verdachte zich de enveloppen wederrechtelijk heeft toegeëigend.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Feit 1:
dat hij op 15 september 2016 te Sint Maarten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere poststukken, geheel of gedeeltelijk toebehorende aan de Postal Services St. Maarten, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Diefstal, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:45, 1:46, 1:136 en 2:288 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het Gerecht:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van
feit 2 nietig.
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit 1 zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf , bestaande uit een werkstraf van
80 (tachtig) uren. Bij het niet of niet naar behoren verrichten van deze taakstraf zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van
veertig (40) dagen, met aftrek van voorarrest naar de maatstaf van 2 uren per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 18 januari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier
mr . A.C. Wormgoor.