In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is de verdachte op 1 maart 2017 verschenen voor de rechter, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel. De officier van justitie, mr. L. Bertels, heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van zijn echtgenoot op 3 februari 2017, waarbij hij haar met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, wat heeft geleid tot letsel en pijn.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Gerecht bevoegd was om de zaak te behandelen. De raadsvrouw heeft betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling, maar het Gerecht heeft dit verweer verworpen. Er was voldoende wettig en overtuigend bewijs, waaronder videobeelden en medische verklaringen, die de aangifte van de echtgenoot ondersteunden. De verdachte ontkende de mishandeling, maar de camerabeelden en andere bewijsmiddelen bevestigden de aangifte.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de mishandeling van zijn echtgenoot en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, die recentelijk nog was veroordeeld voor een gewelddadig misdrijf.