ECLI:NL:OGEAM:2017:74
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van poging doodslag door gebrek aan bewijs en betrouwbaarheid van getuigenverklaringen
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 11 januari 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, maar het bewijs tegen hem was onvoldoende. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 12 oktober 2016 en 11 januari 2017, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.H.M. Ibrahim, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. D. Hazejager, eiste een gevangenisstraf van vier jaar, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak.
De tenlastelegging was opgenomen in de dagvaarding, die aan alle wettelijke vereisten voldeed. Het Gerecht oordeelde dat het bewijs, dat voornamelijk bestond uit herkenningen door getuigen, niet wettig en overtuigend was. De getuigenverklaringen waren problematisch, vooral omdat de buurman van het slachtoffer, die de verdachte als dader had geïdentificeerd, tijdens de fotoconfrontatie verklaarde het gezicht van de dader niet te hebben gezien. Dit deed afbreuk aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen.
Het Gerecht concludeerde dat zonder de herkenningen er geen bewijs overbleef dat de verdachte betrokken was bij de feiten. De beslissing werd genomen om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Deze uitspraak benadrukt het belang van betrouwbaar bewijs in strafzaken en de noodzaak om getuigenverklaringen kritisch te beoordelen.