ECLI:NL:OGEAM:2017:75

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
100.00185/16 en 100.00422/16 (gev.ttz.)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens diefstal en poging tot zware mishandeling met gebruik van een ijspriem

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is de verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, aangeklaagd voor twee ernstige misdrijven. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 15 februari 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Hatzmann. De officier van justitie, mr. M.R. van Nes, eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld tegen een bejaarde vrouw en een poging tot zware mishandeling van een man met een ijspriem. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot moord, omdat niet kon worden vastgesteld dat zijn handelen de dood van het slachtoffer had kunnen veroorzaken. Echter, de diefstal met geweld werd bewezen verklaard, evenals de poging tot zware mishandeling, waarbij de verdachte meerdere keren met een ijspriem in de rug van het slachtoffer stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien de psychologische rapporten die wezen op een persoonlijkheidsstoornis en schizofrenie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding na invrijheidstelling, en volgde daarmee de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. G. Hatzmann. De zaken met bovengenoemde parketnummers zijn ter terechtzitting gevoegd omdat dit in het belang van het onderzoek wordt geacht.
De officier van justitie, mr. M.R. van Nes heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met bijzondere voorwaarden en met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord ter verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
(parketnummer 100.00422/16)
dat hij op of omstreeks 4 april 2016 in Sint Maarten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een tas met daarin een (Sint Maartense) identiteitskaart, een rijbewijs, diverse documenten waaronder autopapieren en een (rode) mobiele telefoon van het merk Nokia, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestonden uit:
  • [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, te steken met een mes en/of met een puntig voorwerp in haar linkerschouder, althans haar lichaam;
  • met kracht de (hand)tas van [slachtoffer 1] weg te rukken, met als gevolg dat [slachtoffer 1] op de grond valt.
(parketnummer 100.00185/16)
primair:
dat hij op of omstreeks 6 mei 2016, in Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal met een ijspriem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn rug en/of bovenlichaam heeft gestoken, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
dat hij op of omstreeks 6 mei 2016, in Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal met een ijspriem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn rug en/of bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
dat hij op of omstreeks 6 mei 2016, in Sint Maarten, opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld met gebruikmaking van een wapen, als bedoel in artikel 1, tweede lid, van de Wapenverordening, door die [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal in de rug en/of het bovenlichaam te steken met een ijspriem, althans een scherp en/of puntig voorwerp, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder parketnummer 100.00185/16 primair tenlastegelegde heeft begaan en zal – overeenkomstig de eis van de officier van justitie – de verdachte daarvan vrijspreken. Daartoe in het bijzonder redengevend dat uit het dossier niet volgt dat het handelen van verdachte redelijkerwijs de dood van het slachtoffer had kunnen veroorzaken.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
(parketnummer 100.00422/16)
dat hij op 4 april 2016 in Sint Maarten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een tas met daarin een Sint Maartense identiteitskaart, een rijbewijs, diverse documenten waaronder autopapieren en een rode mobiele telefoon van het merk Nokia, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit:
  • [slachtoffer 1] meerdere malen te steken met een mes in haar linkerschouder;
  • met kracht de handtas van [slachtoffer 1] weg te rukken, met als gevolg dat [slachtoffer 1] op de grond valt.
(parketnummer 100.00185/16)
subsidiair:
dat hij op 6 mei 2016, in Sint Maarten, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, die [slachtoffer 2] meerdere malen met een ijspriem in zijn rug en/of bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de (navolgende) wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
(parketnummer 100.00422/16)
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.
(parketnummer 100.00185/16)
Subsidiair:
Poging tot het misdrijf: zware mishandeling,
Voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 2:275 juncto 1:119 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte zijn meerdere voorlichtingsrapporten uitgebracht. Uit het psychologisch rapport van Linkels & Partners d.d. 5 augustus 2016 komt verdachte naar voren als een zwakbegaafde persoon met een hoge mate van agressie, wrok en ingehouden woede. De onderzoekers achten verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en de kans op recidive zonder interventie hoog.
Uit het psychiatrisch rapport van dr. S. Gandotra d.d. 13 februari 2017 komt verdachte naar voren als iemand die niemand vertrouwt en hallucinatoir gedrag vertoont. Verdachte is gediagnosticeerd met schizofrenie. Hij hoort stemmen en heeft hallucinatoire ervaringen. Naar het oordeel van de psychiater lijdt verdachte sinds jaren aan psychoses en is sprake van middelenmisbruik en hebben deze aspecten hoogstwaarschijnlijk invloed gehad op zijn (strafbare) gedragingen. Naar het oordeel van de psychiater zou verdachte gebaat zijn bij behandeling in een instituut.
De reclassering adviseert in haar voorlichtingsrapport van 30 juni 2016 een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van begeleiding en behandeling in een penitentiair psychiatrisch centrum te Curaçao.
Het Gerecht is op grond van bovengenoemde rapporten en de persoon(lijkheid) van verdachte, zoals deze ook ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van de strafbare feiten leed aan een persoonlijkheidsstoornis en daaraan kennelijk nog altijd lijdt. Het Gerecht neemt de inhoud van de rapporten over en maakt die tot de zijne.
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid (geheel) opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in korte tijd twee ernstige misdrijven gepleegd. In het ene geval beroofde hij in de avond een bejaarde vrouw van haar tas door haar met een mes in de schouder te steken en de tas los te rukken. In het andere geval viel hij op klaarlichte dag op het parkeerterrein van een supermarkt onverhoeds een hem onbekende man van achteren aan met een ijspriem door hem meerdere keren in zijn rug te steken. Deze incidenten hadden voor de slachtoffers zeer wel nog slechter kunnen aflopen. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten voor langere tijd grote impact heeft op de slachtoffers en gevoelens van onveiligheid teweeg brengt in de maatschappij. Reeds daarom rechtvaardigen deze feiten in beginsel oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Zoals verdachte zich heeft gedragen is hij een gevaar voor de samenleving geweest en gelet op de inhoud van eerder genoemde rapporten is hij dat zonder behandeling kennelijk nog steeds.
Het Gerecht is van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf én de maatregel van TBS met dwangverpleging in de rede ligt. Bij verdachte bestond immers tijdens het begaan van de ernstige feiten feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en hij vormt een voortdurende bedreiging voor de maatschappij. Het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten vermeldt weliswaar in artikelen 1:81 e.v. de mogelijkheid van oplegging van TBS met dwangverpleging, maar deze artikelen zijn (nog) niet in werking getreden. Daarnaast bestaat er op Sint Maarten geen mogelijkheid om de maatregel ten uitvoer te leggen. Bij die stand van zaken moet de maatschappij de bescherming die van de TBS-maatregel uitgaat ontberen.
Het Gerecht zal daarom vanuit het oogpunt van bescherming van de maatschappij aan verdachte een langdurige, grotendeels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Aan het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf zal het Gerecht bijzondere voorwaarden verbinden teneinde verdachte na zijn invrijheidstelling zo goed mogelijk te begeleiden en te behandelen. Daarbij betrekt het Gerecht dat verdachte gelet op de hiervoor onder 7 besproken rapportages verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en aldus, in vergelijking met een volledig toerekeningsvatbare dader, minder strafwaardig heeft gehandeld.
Het Gerecht is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf past bij de ernst van de delicten en voldoende rekening houdt met de persoon van verdachte en de noodzaak tot behandeling. Om die reden zal het Gerecht de eis van de officier van justitie in zijn geheel volgen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:119, 1:136 2:275 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezendat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
één (1) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op drie (3) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
bijzondere voorwaarden:
• dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Sint Maarten (Stichting Justitiële Inrichtingen Bovenwinden, hierna de Reclassering), zolang en zo frequent als deze instelling dat nodig acht.
• dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder (psychologische en/of psychiatrische) behandeling zal stellen van de Mental Health Foundation, dan wel een andere door de Reclassering aan te wijzen deskundige of zorginstelling.
• dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Turning Point in verband met zijn middelengebruik, dan wel een andere door de Reclassering aan te wijzen instelling.
Geeft opdracht aan de Reclassering om de veroordeelde begeleiding te bieden en toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit Gerecht op 8 maart 2017 door mr. C. Giesen, in tegenwoordigheid van de griffier.