ECLI:NL:OGEAM:2018:1

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
3 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
Lar 932/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disproportionele vreemdelingenbewaring en traag beslissingsproces van de Minister van Justitie van Sint Maarten

Op 3 januari 2018 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten uitspraak gedaan in een zaak betreffende vreemdelingenbewaring. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Stomp, had een verzoek ingediend tegen de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A. Kraaijeveld, om schorsing van de vreemdelingenbewaring. De verzoeker was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden en had op 24 mei 2016 een aanvraag voor voortgezet verblijf ingediend. De Minister had op 27 december 2017 een bevel tot bewaring en een bevel tot verwijdering uitgevaardigd, waarbij werd gesteld dat de verzoeker een gevaar voor de openbare orde vormde.

Het Gerecht oordeelde dat het beslissingsproces van de Minister te traag was geweest, vooral gezien de datum van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verzoeker. De Minister had geen adequate motivering gegeven voor de traagheid en het voortduren van de vreemdelingenbewaring was niet proportioneel. Het Gerecht concludeerde dat de verzoeker onmiddellijk in vrijheid moest worden gesteld en dat de Minister zich moest onthouden van uitzettingsmaatregelen tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift van de verzoeker.

De uitspraak benadrukt het belang van een voortvarende behandeling van aanvragen en bezwaarschriften in vreemdelingenzaken, vooral wanneer de betrokkenen al geruime tijd in het land verblijven en er sprake is van gezinsleven. Het Gerecht veroordeelde de Minister tevens in de kosten van de procedure, waarbij een bedrag van NAf 1.400,-- aan de verzoeker werd toegewezen voor de kosten van zijn gemachtigde.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak Uitspraak : 3 januari 2018
Zaaknummer : Lar 932/2017 Uitspraaknr. :
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
T
verzoeker, gemachtigde: mr. R. Stomp
in een geding tegen:
de MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN, verweerder, gemachtigde: mr. A. Kraaijeveld.

1.Aanduiding bestreden beschikking(en)

a. De beschikkingen van verweerder van 27 december 2017 inhoudende een bevel tot bewaring en een bevel tot verwijdering van verzoeker uit Sint Maarten, alsmede zijn ongewenst verklaring en het opleggen van een terugkeerverbod voor een periode van drie jaren.
b. De beschikking van verweerder van 1 augustus 2017 waarin de aanvraag om voortgezet verblijf van verzoeker is afgewezen.

2.Procesverloop

Namens verzoeker is op 27 december 2017 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend. Verzoeker heeft voorts een beroepschrift ingediend tegen de onder a genoemde besluiten en een bezwaarschrift tegen het onder b genoemde besluit.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 28 december 2017. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen die op schrift gestelde pleitaantekeningen (met producties) heeft voorgedragen en overgelegd.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Beoordeling

3.1
De volgende feiten staan vast.
aan verzoeker is op 15 juni 2010 een verblijfsvergunning verstrekt voor verblijf bij zijn moeder, geldig tot 3 november 2010. Bij beschikkingen van 7 januari 2013 en 18 september 2013 heeft verzoeker verblijf gekregen tot 20 september 2013, respectievelijk 20 april 2016.
verzoeker is hier te lande van september 2010 tot juni 2012 naar de Leonard Connor School gegaan, hij is van augustus 2012 tot augustus 2013 naar de Charles Leopold Bell school gegaan en heeft vanaf augustus 2013 tot februari 2015 de St Maarten Academy bezocht.
verzoeker heeft op 24 mei 2016 gevraagd om voortgezet verblijf. Op dit verzoek is beslist bij besluit zoals hierboven aangehaald onder ‘aanduiding bestreden beschikkingen’, onder b.
verzoeker is bij vonnis van 7 december 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk ter zake van, kort gezegd, een gewapende roofoverval, gepleegd op 16 mei 2016.
bij beschikking van de Minister van Justitie van 23 november 2017 is verzoeker met ingang van 27 december 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, na een advies daartoe van het Centraal College voor de Reclassering van Sint Maarten van 31 oktober 2017.
3.2
In de bestreden beschikkingen van 27 december 2017 heeft verweerder onder meer overwogen dat verzoeker een gevaar oplevert voor de openbare orde en publieke rust omdat –kort gezegd- hij is veroordeeld en geen rechtmatig verblijf heeft in Sint Maarten. Deze beschikkingen zijn diezelfde dag aan verzoeker uitgereikt.
3.3
In de bestreden beschikking van 1 augustus 2017, uitgereikt op 13 oktober 2016, heeft verweerder de aanvraag om voortgezet verblijf afgewezen en daartoe overwogen, kort gezegd, dat verzoeker is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, wegens een misdrijf.
3.4
Verzoeker heeft het Gerecht verzocht over te gaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, aldus dat de bewaring en de ongewenst verklaring worden geschorst en de uitzetting wordt verboden tot op het bezwaar, respectievelijk het beroep van verzoeker onherroepelijk is beschikt. Aan dit verzoek legt verzoeker, kort samengevat, ten grondslag, dat verzoeker al langdurig op Sint Maarten woont en naar school is gegaan en tot en met 2016 hier rechtmatig verblijf heeft gehad op grond van gezinsleven. Dat gezinsleven is er nog steeds, ook al is hij inmiddels 19 jaar oud, zo stelt verzoeker, onder verwijzing naar jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie. In Guyana, waar hij is geboren, heeft hij geen naaste familie meer met wie hij contact heeft. Het primaire besluit betreffende zijn verblijfsvergunning is volstrekt onvoldoende gemotiveerd, aldus verzoeker. Van een individuele belangenafweging blijkt in het geheel niet. Wederom onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie stelt verzoeker dat zijn veroordeling wegens een misdrijf niet aan voortgezet verblijf in de weg hoeft te staan. Van de rest van het gezin, allen langdurig verblijvend in Sint Maarten en hier geworteld, kan niet worden verlangd dat zij verzoeker volgen naar Guyana. Verzoeker stelt tot slot, dat de politiecellen niet geschikt zijn voor vreemdelingenbewaring.
3.5
Verweerder verweert zich tegen het onderhavige verzoek en stelt, in aanvulling op de bestreden besluiten, dat verzoeker geen eigen financiële middelen heeft, geen huisvesting en geen ziektekostenverzekering. Verwijdering van verzoeker op korte termijn is mogelijk. Verweerder benadrukt het belang van de openbare orde. Vooral na de orkaan Irma zijn veel vermogensdelicten gepleegd en de vrees bestaat dat er meer delicten zullen worden gepleegd. Nu verzoeker onrechtmatig in Sint Maarten verblijft, bestaat het gevaar dat hij zich aan vreemdelingentoezicht zal onttrekken. Verweerder wijst op het veroordelend vonnis van 7 december 2016 waarin bovendien is vermeld dat verzoeker een recidivist is. Voor herhaling van aantasting van de rechtsorde door verzoeker moet worden gevreesd. Naar het oordeel van verweerder is van familieleven geen sprake meer, gelet op de leeftijd van verzoeker en op het feit dat hij, door zijn detentie, al langere tijd niet meer van het gezin deel uit maakt. Voor zover wel van gezinsleven sprake zou zijn, kan hierop een inbreuk worden gemaakt, gelet op het gevaar voor de openbare orde dat verzoeker vormt. Verzoeker is bovendien ongehuwd, meerderjarig en kan dus zijn eigen weg gaan. Het gezinsleven kan desgewenst in Guyana worden uitgeoefend, waar bovendien de vader van verzoeker nog woont.
3.6
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
3.6.1
Volgens artikel 85 van de Lar kan, op verzoek van de indiener van een beroep- of bezwaarschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Er is bovendien aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, indien het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van LTU kan de Minister van Justitie personen uit Sint Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
3.6.2
Het Gerecht stelt vast dat verzoeker al op 24 mei 2016 om verlenging van zijn verblijf heeft gevraagd. Verweerder heeft op dit verzoek een beslissing genomen op 1 augustus 2017. Deze beschikking is echter niet eerder dan op 13 oktober 2017 uitgereikt. Verweerder heeft er op gewezen dat de gevolgen van de orkaan Irma voor veel vertraging heeft gezorgd, maar dat kan geen oorzaak zijn voor het niet uitreiken van de afwijzende beschikking tussen 1 augustus en 1 september 2017. Daar komt bij dat op 23 november 2017 een beschikking tot voorwaardelijke invrijheidstelling is genomen. Op dat moment was bekend dat verzoeker op 27 december 2017 voorwaardelijk in vrijheid zou worden gesteld. Dit heeft er niettemin bij verweerder niet toe geleid om het op 24 november 2017 ingediende bezwaarschrift tegen de afwijzende beschikking voortvarend te behandelen. Voor een voortvarende behandeling bestond wel alle aanleiding, niet alleen gelet op de datum van invrijheidstelling, maar ook gelet op het nagenoeg ontbreken van een motivering van de afwijzing in het besluit van 1 augustus 2017. Een hoorzitting en een deugdelijke motivering van het op het bezwaar te nemen besluit, hadden voor de hand gelegen. Bij de mondeling behandeling heeft verweerder aangekondigd dat alsnog op korte termijn te zullen doen, maar heeft geen verklaring gegeven voor de traagheid van de afhandeling van de aanvraag van verzoeker en van het bezwaarschrift tegen de afwijzing van die aanvraag. Bij een tijdige behandeling, had een inbewaringstelling mogelijk achterwege kunnen blijven, ofwel omdat het bezwaarschrift gegrond was verklaard, ofwel omdat het bezwaarschrift ongegrond was verklaard en verzoeker zou zijn verwijderd. Verweerder heeft er aldus geen zorg voor gedragen dat bewaring slechts als uiterste middel zal worden toegepast. Verweerder stelt thans dat het gevaar voor de openbare orde er (niettemin) toe noodzaakt verzoeker in vreemdelingenbewaring te houden totdat alsnog op het bezwaar zal zijn beslist. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is dat echter moeilijk te rijmen met de gemotiveerde beschikking tot voorwaardelijke invrijheidstelling van verweerder van 24 november 2017.
3.6.3
Met het voorgaande is niet gezegd dat het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft in die zin dat te verwachten is dat verzoeker een verblijfsvergunning krijgt. Wel oordeelt het Gerecht dat bij deze traagheid van handelen van verweerder, in combinatie met het ontbreken van een deugdelijke motivering in het primaire besluit, niet kan worden gezegd dat het voortduren van de vreemdelingenbewaring nog proportioneel is.
Nu de vreemdelingenbewaring niet proportioneel is, moet verzoeker onmiddellijk in vrijheid worden gesteld. Verweerder zal verzoeker niet uit Sint Maarten mogen verwijderen tot zes weken nadat op het bezwaarschrift zal zijn beslist.

4.De beslissing

Het Gerecht:
- schorst de bewaring van verzoeker met ingang van heden en beveelt verweerder zich te onthouden van enige maatregel gericht op de uitzetting van verzoeker, een en ander tot zes weken na het moment dat verweerder op het bezwaarschrift van verzoeker van 24 november 2017 zal hebben beslist;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure en bepaalt dat het land Sint Maarten aan verzoeker zal betalen een bedrag van NAf 1.400,-- voor salaris gemachtigde.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 3 januari 2018.
De griffier is verhinderd te tekenen
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.