ECLI:NL:OGEAM:2018:137

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
100.00043/16 en 100.00442/16 (gev. ttz)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake mensenhandel en mensensmokkel in de prostitutiebranche

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, is de verdachte beschuldigd van mensenhandel en mensensmokkel in de prostitutiebranche. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op 18 januari 2018, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. J.G. Bloem. De officier van justitie, mr. D.M. Noordzij, eiste een gevangenisstraf van vier jaar, terwijl mr. R.W. van Zanten ook betrokken was bij de vervolging. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder het aanwerven, vervoeren en huisvesten van vrouwen in de prostitutie, waarbij de verdachte hen financieel uitbuitte door middel van een beginschuld en een boetesysteem. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging, maar dit verweer werd verworpen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan vrouwenhandel, waarbij de omstandigheden van uitbuiting werden vastgesteld. De rol van de verdachte werd als aanmerkelijk minder beoordeeld dan die van haar medeverdachten, maar het Gerecht legde haar toch een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De zaak benadrukt de ernst van mensenhandel en de verantwoordelijkheden van exploitanten in de prostitutiebranche.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2018. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. J.G. Bloem.
De officier van justitie mr. D.M. Noordzij heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte met betrekking tot onderzoek Papegaai (100.00043/16) ter zake van feit 1 te veroordelen en van feit 2 vrij te spreken. De officier van justitie mr. R.W. van Zanten heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte met betrekking tot onderzoek Gier (100.00442/16) ter zake van feit 1 en 2 te veroordelen
.De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier (4) jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn tenlastegelegd de feiten zoals vermeld op de dagvaardingen met bovengenoemd parketnummers, waarvan de tekst van de tenlastelegging als bijlage 1 (100.00043/16) en 2 (100.00442/16) aan dit vonnis is gehecht. De tenlasteleggingen zijn ter terechtzitting gevoegd.

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het Gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het Gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging met betrekking tot onderzoek Gier. Daartoe is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat is gehandeld met misbruik van (strafproces)recht, nu het passender was geweest om verdachte ter zake van overtreding van de LTU en de LAV te vervolgen en niet ter zake van het zwaardere verwijt van mensensmokkel. Daarnaast heeft het OM gehandeld in strijd met het verbod op willekeur, door niet ook andere clubs te vervolgen, aldus de raadsman.
Het verweer wordt verworpen. Aan het openbaar ministerie is de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of, en ter zake van welk wetsartikel, naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde, voor zover hier van belang met het verbod van willekeur – dat in strafrechtspraak in dit verband ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging – om de reden dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn.
Eind 2015 heeft de Sint Maartense overheid, mede op advies van het Openbaar Ministerie, geen vergunningen meer afgegeven met betrekking tot buitenlandse prostituees. Deel van de achtergrond hiervan was de wens om mensenhandel en mensensmokkel te bestrijden. Op last van de rechter is het afgeven van de vergunningen op enig moment in 2016 hervat. In de tussentijd was een legale tewerkstelling van de prostituees derhalve niet mogelijk. Verdachte wordt in de kern verweten dat zij desondanks dergelijke vrouwen in haar club heeft laten wonen en werken. Hoewel het Gerecht begrijpt dat exploitanten zoals verdachte, door het uitblijven van vergunningen in een bedrijfseconomisch moeilijke situatie zijn geraakt, valt niet in te zien waarom geen redelijk handelend officier van justitie ter zake tot vervolging zou kunnen besluiten.
Het Gerecht begrijpt de opmerkingen van de verdediging over andere sexclubs als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Dit verweer kan niet slagen. De verdediging heeft haar stelling niet onderbouwd dat aan andere sexclubs hetzelfde verwijt als aan verdachte gemaakt zou kunnen worden. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat het om vergelijkbare gevallen gaat.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Het Gerecht heeft, gelijk de officier van justitie en de raadsman, uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de hierna te melden wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
4C. Bewijsoverwegingen
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Vrouwenhandel/mensenhandel, pleegperiode
Aan verdachte is middels een uitgebreide tenlastelegging het verwijt gemaakt dat zij over een lange periode vrouwen, die als prostituee werkten in Casa Blanca, heeft uitgebuit. De betrokkenheid van verdachte bij Casa Blanca eindigde op 26 januari 2015. Tot 1 juni 2015 was in artikel 260 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (SrNA) ‘vrouwenhandel’ strafbaar gesteld. Op genoemde datum is het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten (SrSXM) in werking getreden en in het bijzonder artikel 2:239, waarin ‘mensenhandel’ strafbaar is gesteld. Dit artikel kent een hogere strafbedreiging dan artikel 260 SrNA, zodat ingevolge het legaliteitsbeginsel laatstgenoemd artikel dient te worden toegepast.
Het Gerecht legt de tenlastelegging aldus uit, dat de onderdelen daarvan die geënt zijn op artikel 260 SrNA een pleegperiode kennen tot 1 juni 2015, en de onderdelen die geënt zijn op artikel 2:239 SrSXM een pleegperiode kennen die aanvangt op 1 juni 2015. Om die reden zal van de laatstgenoemde onderdelen (partieel) worden vrijgesproken. Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij de vrouwen genoemd in deeldossier 6, omdat die pas naar Casa Blanca kwamen toen verdachte daar al vertrokken was. De verklaring van [persoon 1] (deeldossier 5) wordt niet gebruikt en vrouwenhandel wordt ten aanzien van haar niet bewezen verklaard, aangezien zij niet bij Casa Blanca heeft gewerkt.
Invulling begrip vrouwenhandel
Onder verwijzing naar het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van
13 december 2017 (Bada Bing) oordeelt het Gerecht dat het begrip vrouwenhandel in elk geval de volgende impliciete bestanddelen omvat:
  • aanwerven, medenemen of ontvoeren van een meerderjarige vrouw of meisje (de handelingen);
  • met het oogmerk haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (opzet en doel).
Dwang is in beginsel geen impliciet bestanddeel van deze vorm van vrouwenhandel. In zoverre wijkt het oordeel van het Gerecht af van zijn eerdere oordeel in de zaak van medeverdachten.
Onder ‘aanwerven’ moet worden verstaan het aantrekken of rekruteren van personeel, met dien verstande dat daartoe enig initiatief is genomen en dat dit is voorafgegaan aan de tewerkstelling. Onder ‘medenemen’ verstaat het Gerecht het in het kader van de overbrenging naar een ander land met zich voeren van een persoon.
In zijn algemeenheid is sprake van uitbuiting bij een tewerkstelling onder dwang of het maken va misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. In het onderhavige geval komt bij de beoordeling onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Sint Maartense samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. In het geval van prostituees is sprake van uitbuiting als zij verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Sint Maarten pleegt te verkeren. Aspecten die daarbij een rol kunnen spelen zijn illegaliteit, het niet kunnen beschikken over het paspoort, het aangaan van schulden voor de reis naar Sint Maarten, het afkomstig zijn uit een ontwikkelingsland, verslaafdheid en minderjarigheid.
Bruikbaarheid voor het bewijs van de getuigenverklaringen
In het dossier bevindt zich een groot aantal getuigenverklaringen van vrouwen, die werkzaam zijn geweest in Casa Blanca. De verklaringen vormen het centrale bewijs in deze zaak. De inhoud van de verklaringen vertoont onderling op een aantal punten overeenstemming en op andere onderdelen staan de verklaringen in meer of mindere mate op zichzelf. Sommige verklaringen zijn op onderdelen zeer belastend en wijzen op ernstige vormen van mensenhandel, andere verklaringen zijn in het geheel niet belastend. Het Gerecht heeft zich een oordeel moeten vormen over de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid voor het bewijs van deze verklaringen. Daarbij is de volgende gedachtegang leidend geweest.
In de tenlastelegging is een lijst bulletpoints opgenomen die elk een afzonderlijke feitelijkheid benoemen. Voor zover deze feitelijkheden door een relatief groot aantal vrouwen genoemd zijn als hun ervaring, ziet het Gerecht geen reden om aan de betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen. In veel gevallen worden deze feitelijkheden ook door de verdachten bevestigd.
De feitelijkheden worden bovendien door het Gerecht aangemerkt als de normale manier van werken binnen Casa Blanca, als een vaste modus operandi. Dat betekent dat, ook voor zover een met name in de tenlastelegging genoemde vrouw daarover niet uitdrukkelijk heeft verklaard, tevens voor die vrouw een bewezenverklaring zal volgen, al dan niet met gebruikmaking van zogenaamd schakelbewijs.
Voor zover feitelijkheden steun vinden in slechts een of enkele verklaringen, zal het Gerecht partieel vrijspreken. De bewijsbeslissingen zullen hieronder per ‘bulletpoint’ nader worden gemotiveerd.
Per feitelijkheid/’bulletpoint’

aanwerven
Het Gerecht acht dit onderdeel, in afwijking van zijn oordeel in de zaken van de medeverdachte, bewezen. Onder ‘aanwerven’ moet worden verstaan het aantrekken of rekruteren van personeel, met dien verstande dat daartoe enig initiatief is genomen en dat dit is voorafgegaan aan de tewerkstelling. Gelet op de overwegingen in voornoemd ‘Bada Bing’-vonnis biedt het dossier voldoende aanwijzingen om tot een bewezenverklaring van aanwerven te komen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen volgt dat, zodra zich een vrouw had aangemeld, Casa Blanca de komst van de vrouw naar Sint Maarten heeft georganiseerd. Vliegtickets, werkvergunningen, afhalen van het vliegveld, alles werd geregeld. Hieraan doet niet af dat veel dames zelf contact gezocht met een vertegenwoordiger van Casa Blanca.

vervoeren
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Het Gerecht merkt ‘vervoeren en/of overbrengen’, dat aansluit bij de tekst van artikel 2:239 lid 1 sub a en c Sr., aan als synoniem aan ‘medebrengen’ als bedoeld in de hiervoor genoemde definitie van vrouwenhandel.
Onder ‘medenemen’ verstaat het Gerecht het in het kader van de overbrenging naar een ander land met zich voeren van een persoon. Voldoende is dat die persoon op enig moment, zoals na aankomst op het vliegveld, onder begeleiding is vervoerd/medegenomen. Uit het dossier volgt dat verscheidene prostituees inderdaad door een medewerker van Casa Blanca na aankomst in Sint Maarten van het vliegveld werden opgehaald, zodat dit onderdeel bewezen kan worden.

prostitutiewerkzaamheden
Uit het dossier volgt dat de vrouwen naar Sint Maarten kwamen om bij Casa Blanca als prostituee te werken.

huisvesten
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen, alsmede uit de verklaringen van verdachte zelf, volgt dat de vrouwen in het gebouw van Casa Blanca moesten verblijven en daarvoor een bedrag van 50 dollar per dag, dan wel 500 dollar per week moesten betalen. De kamer werd gedeeld met een andere vrouw en de prostitutiewerkzaamheden werden in diezelfde kamer uitgevoerd.

beginschuld
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen, alsmede uit de verklaringen van verdachte zelf, volgt dat de vrouwen voordat ze met het werk begonnen een schuld te voldoen hadden, in de regel van 1.500 dollar maar soms ook meer.

condooms
Het Gerecht zal vrijspreken van dit onderdeel. Uit het dossier volgt dat klanten een bedrag van 50 dollar betaalden aan Casa Blanca voor 20 minuten tijd met een van de vrouwen. Daarvan was 45 dollar bedoeld voor de vrouw en 5 dollar was voor Casa Blanca, ter derving van kosten, waaronder de prijs van een condoom. Er is geen sprake van dat de vrouw voor het condoom moest betalen, nu zij nooit op meer dan 45 dollar per klant aanspraak konden maken.

bonnensysteem
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen, alsmede uit de verklaringen van verdachte zelf, volgt dat een bonnensysteem werd gebruikt. De klant betaalt aan Casa Blanca, de vrouw krijgt daarvoor een bon ter waarde van 45 dollar. Eens per week werd de waarde van de bonnen uitbetaald.

boetesysteem
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen en uit verschillende documenten volgt dat er een streng boetesysteem gehanteerd werd. Een reeks van ongewenste gedragingen door de vrouwen werd bedreigd met aanmerkelijke geldboetes. Dit boetesysteem is op schrift gesteld. Hoewel niet bewezen is dat daadwerkelijk (vaak) boetes werden opgelegd, is aannemelijk dat de vrouwen zich in hun doen en laten beperkt hebben gevoeld door de dreiging van boetes.

innemen documenten
Het Gerecht acht dit onderdeel, in afwijking van zijn eerdere oordeel in de zaak van medeverdachten, bewezen. De tenlastelegging heeft met de woorden ‘in te nemen’ kennelijk het oog op het niet teruggeven van de documenten, om de vrouwen aldus in een afhankelijke positie te plaatsen. Dat dit gebeurd is met betrekking tot de ID-kaarten van de vrouwen volgt uit verschillende getuigenverklaringen. Bovendien heeft verdachte verklaard dat zij dit zelf heeft gedaan. Hoewel de vrouwen hun paspoort behielden en dus konden vertrekken, had het innemen van de ID-kaarten tot doel om de vrouwen onder druk te zetten om hun schuld aan Casa Blanca af te lossen.

geen salaris
De verdediging heeft betoogd dat de verhouding tussen Casa Blanca en de vrouwen moet worden gekarakteriseerd als een opdrachtverhouding. De vrouwen werken zelfstandig en hebben eigen inkomsten, Casa Blanca is dienstverlener voor de vrouwen. Het Gerecht is daarentegen van oordeel dat er een gezagsverhouding bestond tussen de vrouwen en Casa Blanca, dat loon betaald werd en dat de vrouwen in persoon arbeid moesten verrichten. Om die reden dient de rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst te worden aangemerkt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan niet gezegd worden dat de $45 die de vrouwen per klant verdienden niet in verhouding tot de werkzaamheden stond. Het gegeven dat de vrouwen eerst een schuld moesten aflossen, of dat zij nevenwerkzaamheden zonder afzonderlijke beloning verrichtten zoals dansen, betekent niet dat zij geen of veel te weinig geld ontvingen voor hun werk. Van opzettelijk te laat betalen is evenmin gebleken. Al met al dient van dit onderdeel te worden vrijgesproken.

zes/zeven dagen werken
Dit onderdeel kan bewezen worden, nu het uit voldoende verklaringen afgeleid kan worden. Het is ook relevant in het kader van uitbuiting.

beperkt Casa Blanca mogen verlaten
Dit onderdeel vindt voldoende steun in de verklaringen en wordt bewezen verklaard. Hoewel het naar het oordeel van het Gerecht niet de drempel van wederrechtelijke vrijheidsberoving haalt, draagt de beperking van de bewegingsvrijheid van de vrouwen wel bij aan uitbuiting en is daarom relevant in het kader van het bewijs.

overige bulletpoints
De overige bulletpoints zullen niet bewezen worden verklaard. Zij vinden steun in een te gering aantal van de getuigenverklaringen om een solide basis voor bewijs te vormen, dan wel zijn zij kwalificatief van aard.
Uitbuiting
Dan resteert de vraag of sprake is geweest van omstandigheden, waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. De hiervoor als bewezen aangemerkte feiten zijn, samengevat, het aanwerven en medenemen, het prostitutiewerkzaamheden laten verrichten, het huisvesten, de beginschuld, het bonnensysteem, het boetesysteem en het innemen van de ID-kaart. Naar het oordeel van het Gerecht heeft Casa Blanca zich door deze feiten inderdaad schuldig gemaakt aan uitbuiting. Het betreft vrouwen die zich in hun thuisland in een armoedige situatie bevinden en om die reden kiezen voor werk in de prostitutie. Eenmaal in Sint Maarten hadden zij realistisch gezien geen andere keus dan de slechte arbeidsomstandigheden te accepteren, in het bijzonder de met een ander gedeelde kamer waar gewerkt en geleefd moest worden, en de hoge daarmee gepaard gaande huurkosten. De beginschuld, het bonnensysteem, het innemen van de ID-kaart, de lange werkweken en de beperking van de bewegingsvrijheid plaatsten de vrouwen in een afhankelijke positie, waar een andere manier van organisatie van het werk de vrouwen ook onafhankelijk had kunnen laten zijn. Het boetesysteem zette druk op de vrouwen om in het gareel te blijven. Casa Blanca profiteerde financieel van dit systeem. Het betreft omstandigheden die een mondige prostituee, die niet als hiervoor beschreven afhankelijk is gemaakt, naar het oordeel van het Gerecht niet zou accepteren.
Medeplegen
Naar het oordeel van het Gerecht werd het bedrijf van Casa Blanca N.V. gevoerd door [medepleger 1] als directeur en manager. Daarbij werd hij nauw ondersteund en indien nodig vervangen door zijn zus [medepleger 2]. [medepleger 3] had formeel geen leidinggevende rol, maar uit het dossier volgt dat hij wel actief bij de bedrijfsvoering betrokken was. Hij was onder meer betrokken bij de organisatie van hun komst naar Sint Maarten en was in de dagelijkse praktijk het aanspreekpunt voor de vrouwen. Voor alle drie geldt dat zij bekend waren met en deelnamen aan de gebruikelijke bedrijfsvoering binnen Casa Blanca. Er is mitsdien sprake van een bewuste en nauwe samenwerking.
Een kernvraag is of de rol van verdachte ook als die van medepleger kan worden aangemerkt. Zelf bestrijdt zij dit met klem. Ze omschrijft haar rol als die van een ondergeschikte, zonder beslissingsbevoegdheid. Bovendien stelt zij niet op de hoogte te zijn geweest van enige misstand.
Het Gerecht volgt verdachte hierin niet. Voor medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 1:123, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst.
Uit een reeks van getuigenverklaringen volgt dat de rol van verdachte groter was dan zij wil doen geloven. Die verklaringen komen deels uit de hoek van de familie [medepleger 1+2]. Daarvan zou gedacht kunnen worden dat zij hun eigen verantwoordelijkheid proberen af te schuiven op verdachte. Maar hun verklaringen vinden steun in wat verschillende prostituees hebben verklaard. Uit de verklaringen, waaronder die van verdachte zelf, leidt het Gerecht af, dat verdachte naar Isla Margarita is afgereisd met het doel om vrouwen aan te werven, ook al ging zij mogelijk tevens om medische redenen naar Venezuela. Daarmee is bewezen dat zij een voor vrouwenhandel essentiële uitvoeringshandeling heeft gepleegd. Ook volgt uit een tapgesprek dat zij vrouwen van het vliegveld heeft opgehaald, waarmee zij de andere uitvoeringshandeling ‘medenemen’ heeft gepleegd. Uit het dossier volgt voorts dat verdachte de prostituees ontving en ze de regels, inclusief het boetesysteem, vertelde. Zij bevestigt dat zij de ID-kaarten van de vrouwen inhield, totdat die hun schuld hadden afbetaald. Deze voorbeelden van actieve betrokkenheid bij de prostituees, alsmede het feit dat verdachte vijf jaar bij Casa Blanca heeft gewerkt, maken dat het niet anders kan zijn dan dat zij op hoogte was van wat zich daar afspeelde. Daarmee is voldaan aan het criterium van een bewuste en nauwe samenwerking. Hieraan doet niet af dat verdachte ‘slechts’ werkneemster was. Bij de strafmaatbepaling zal de mate van betrokkenheid van verdachte nader worden beoordeeld.
(parketnummer 100.00442/16, onderzoek Gier/Hypnotic)
Het Gerecht is van oordeel dat de aanwezigheid in Sint Maarten van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen van meet af aan wederrechtelijk is geweest, en dat verdachte dat ook wist.
Vast staat dat verdachte niet over een tewerkstellingsvergunning voor de vrouwen beschikte en dat de vrouwen niet over een verblijfsvergunning beschikten. Daarmee is duidelijk dat de vrouwen, die als toerist Sint Maarten waren binnengekomen, niet mochten werken in de club van verdachte. Het Gerecht stelt op grond van de verklaringen van de vrouwen vast dat zij allen desondanks wel, voor korte of langere tijd, hebben gewerkt in de club. Aldus heeft verdachte, als bedrijfsvoerder van club, de vrouwen krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten.
Uit hun verklaringen volgt eveneens dat de vrouwen nimmer van plan zijn geweest om als toerist te verblijven in Sint Maarten, maar dat zij zijn gekomen met het uitsluitende doel om hier in de prostitutie te gaan werken. Dit betekent dat hun verblijfsstatus als toerist is verleend op grond van valse informatie. Aangenomen moet worden dat de ambtenaren belast met de beslissing over toelating die toelating zouden hebben geweigerd als de vrouwen naar waarheid hadden verklaard over hun verblijfsdoel. Hun frauduleus verkregen verblijfsstatus moet daarom geacht worden nooit te hebben bestaan. Hun aanwezigheid in Sint Maarten is dan ook van meet af aan wederrechtelijk geweest, niet pas vanaf het moment dat zij metterdaad zijn gaan werken.
Uit onder meer onderschepte voicenotes blijkt dat verdachte wist dat de aanwezigheid van de vrouwen wederrechtelijk was. Verdachte heeft vanuit haar functie en mede door haar jarenlange werkervaring bij Casa Blanca een gedegen kennis van de voorwaarden waaronder buitenlandse prostituees hier mogen werken en weet dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning en een verblijfsvergunning nodig zijn. Zij wist dat die vergunningen voor de betreffende vrouwen ontbraken.
Verdachte heeft de vrouwen desondanks tegen betaling gehuisvest – met uitzondering van getuige 8, die kennelijk elders gewoond heeft – en laten werken in club Hypnotic. Ook heeft zij de vrouwen aldus illegaal tewerkgesteld, zoals haar wordt verweten onder feit 2. Behulpzaamheid bij
toegang– van doorreis, dat het Gerecht begrijpt als transit naar een ander land, door Sint Maarten is geen sprake geweest – kan slechts met betrekking tot enkele vrouwen worden vastgesteld. Dit betreft de vrouwen voor wie verdachte, blijkens hun verklaring, het vliegticket heeft betaald (getuigen 3, 6, 8 en 15). De uitgebreide instructies die verdachte aan getuige 13 heeft gegeven vormen ook behulpzaamheid. Het enkel voor de reis hebben van contact is daarentegen, zonder nadere invulling, onvoldoende om van behulpzaamheid te kunnen spreken. Dat geldt ook voor het ophalen van het vliegveld van getuige 23, nu op dat moment de toegang al voltooid was.
Samenvattend acht het Gerecht bewezen dat verdachte de getuigen 3, 6, 8, 13 en 15 behulpzaam is geweest, alle getuigen behalve 8 uit winstbejag behulpzaam is geweest bij verblijf en alle getuigen tewerk heeft gesteld, steeds in de wetenschap dat de aanwezigheid van de getuigen in Sint Maarten wederrechtelijk was.
4D. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de hierna te melden wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Feit 1
dat zij op meerdere momenten in de periode van 1 januari 2010 tot en met
26 januari2015, te Sint Maarten, althans het eilandgebied Sint Maarten van de Nederlandse Antillen of Venezuela, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens heeft gehandeld in vrouwen, genaamd:
[vrouw 1] en [vrouw 2] en [vrouw 3] en [vrouw 4] en [vrouw 5] en [vrouw 6] en [vrouw 7] en [vrouw 8] en [vrouw 9] en [vrouw 10] en [vrouw 11] en [vrouw 12] en
[vrouw 13] en [vrouw 14] en [vrouw 15] en [vrouw 16] en [vrouw 17]
(hierna tezamen aangeduid als: deze vrouwen)
door:

deze vrouwenaan te werven en
• vervolgens
deze vrouwennaar Sint Maarten te (doen) vervoeren en vervolgens naar etablissement Casa Blanca te vervoeren, en
• vervolgens
deze vrouwenprostitutiewerkzaamheden te laten verrichten en
• aldaar tegen betaling van een bedrag van 50 USD per dag, danwel 500 USD per week, te huisvesten in een van de kamers in het etablissement Casa Blanca, die met een andere persoon moest worden gedeeld, terwijl zij in deze kamer zowel moesten wonen als werken en

deze vrouweneen bedrag variërend van 1500 USD tot 3500 USD in rekening te brengen voor een zgn. werkcontract en/of de werkvergunningen en/of de vliegreis naar Sint Maarten, althans een dergelijk bedrag voor te schieten zodat een beginschuld ter hoogte van dat bedrag ontstaat en
• betaling van
deze vrouwente laten plaatsvinden door middel van een bonnensysteem, waarbij de vrouwen gehouden waren hun opbrengsten af te staan en
• te werken met een boetesysteem en
• de ID-kaarten (sedula’s) van
deze vrouwenin te nemen en

deze vrouwenzes/zeven dagen per week te laten werken en
• het slechts zeer beperkt en/of onder toezicht van een medewerk(st)er van de Casa Blanca toestaan aan deze vrouwen om buiten werktijd (en dus zonder klanten) het terrein van genoemd etablissement te verlaten en
deze vrouwenten gevolge van alle bovengenoemde omstandigheden uit te buiten;
(parketnummer 100.00442/16, onderzoek Gier/Hypnotic)
Feit 1
datzij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 24 oktober 2016 in Sint Maarten anderen, te weten:
3. [ persoon 2] ([woonplaats]) en
6. [ persoon 3] ([woonplaats]) en
8. [ persoon 4] ([woonplaats]) en
13. [ persoon 5] ([woonplaats]) en
15. [ persoon 6] ([woonplaats])
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Sint Maarten en

1. [persoon 7] ([woonplaats]) en

2. [persoon 8] ([woonplaats]) en

3. [persoon 2] ([woonplaats]) en

4. [persoon 9] ([woonplaats]) en

5. [persoon 10] ([woonplaats]) en

6. [persoon 3] ([woonplaats]) en

7. [persoon 11] ([woonplaats]) en

9. [persoon 12] ([woonplaats]) en

10. [persoon 13] ([woonplaats]) en

11. [persoon 14] ([woonplaats]) en

12. [persoon 15] ([woonplaats]) en

13. [persoon 5] ([woonplaats]) en

14. [persoon 16] ([woonplaats]) en

15. [persoon 6] ([woonplaats]) en

16. [persoon 17] ([woonplaats]) en

17. [persoon 18] ([woonplaats]) en

18. [persoon 19] ([woonplaats]) en

19. [persoon 20] ([woonplaats]) en

20. [persoon 21] ([woonplaats]) en

21. [persoon 22] ([woonplaats]) en

22. [persoon 23] ([woonplaats]) en

23. [persoon 24] ([woonplaats]) en

24. [persoon 25] ([woonplaats]) en

25. [persoon 26] ([woonplaats]) en

26. [persoon 27] ([woonplaats]) en

27. [persoon 28] ([woonplaats]),

uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen vanverblijf in Sint Maarten, immers heeft zij:
• voor voornoemde vrouwen vliegtickets naar Sint Maarten
verzorgd en/of aangeschaften/of;
• voornoemde vrouwen, voorafgaande aan hun reis naar Sint Maarten, geïnstrueerd hoe zich te gedragen tegenover de grensbewakingsdienst van Sint Maarten en/of;
• voornoemde vrouwen gehuisvest in het bordeel Hypnotic tegen betaling,
terwijl zij, verdachte, wist dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
Feit 2
datzij in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 oktober 2016 in Sint Maarten, anderen, te weten:
1. persoon 7] ([woonplaats]) en
2. [ persoon 8] ([woonplaats]) en
3. [ persoon 2] ([woonplaats]) en
4. [ persoon 9] ([woonplaats]) en
5. [ persoon 10] ([woonplaats]) en
6. [ persoon 3] ([woonplaats]) en
7. [ persoon 11] ([woonplaats]) en
8. [ persoon 4] ([woonplaats]) en
9. [ persoon 12] ([woonplaats]) en
10. [ persoon 13] ([woonplaats]) en
11. [ persoon 14] ([woonplaats]) en
12. [ persoon 15] ([woonplaats]) en
13. [ persoon 5] ([woonplaats]) en
14. [ persoon 16] ([woonplaats]) en
15. [ persoon 6] ([woonplaats]) en
16. [ persoon 17] ([woonplaats]) en
17. [ persoon 18] ([woonplaats]) en
18. [ persoon 19] ([woonplaats]) en
19. [ persoon 20] ([woonplaats]) en
20. [ persoon 21] ([woonplaats]) en
21. [ persoon 22] ([woonplaats]) en
22. [ persoon 23] ([woonplaats]) en
23. [ persoon 24] ([woonplaats]) en
24. [ persoon 25] ([woonplaats]) en
25. [ persoon 26] ([woonplaats]) en
26. [ persoon 27] ([woonplaats]) en
27. [ persoon 28] ([woonplaats]),
welke personen zich wederrechtelijke toegang tot of verblijf in Sint Maarten hadden verschaft, telkens krachtens overeenkomst arbeid heeft doen verrichten, immers heeft verdachte voornoemde personen toen en daar arbeid doen verrichten, terwijl verdachte telkens wist dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd
(cursief). De verdachte is door de verbeteringen niet geschaad in de verdediging.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Feit 1
het medeplegen van vrouwenhandel, meermalen gepleegd
(parketnummer 100.00442/16, onderzoek Gier/Hypnotic)
Feit 1
een ander behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Sint Maarten, terwijl hij weet dat die toegang wederrechtelijk is, meermalen gepleegd;
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Sint Maarten, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd
Feit 2
een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Sint Maarten heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doen verrichten, terwijl hij weet dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft zich beroepen op afwezigheid van alle schuld. Verdachte had geen andere keus dan om de vrouwen illegaal te laten werken, doordat de overheid nalatig was met het afgeven van vergunningen. De bedrijfseconomische druk die dit gaf, in combinatie met onder meer de dreigende vervolging inzake onderzoek Papegaai en een getroubleerde zwangerschap, maakten dat verdachte een verkeerde keuze heeft gemaakt, waaraan zij geen schuld heeft, aldus de verdediging.
Dit verweer kan niet slagen. Verdachte heeft immers opzettelijk gehandeld en willens en wetens de wet overtreden.
Voor zover het verweer bedoeld is als een beroep op psychische overmacht, kan het evenmin slagen, nu geen sprake was van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden Er stonden verdachte andere opties ter beschikking om de overheid ertoe te brengen de vereiste vergunningen af te geven. Uit het dossier volgt dat verdachte zelfs heeft nagelaten om die vergunningen aan te vragen. Om gelijke redenen kan een beroep op noodtoestand, voor zover dat in het verweer gelezen zou moeten worden, niet slagen, nu verdachte niet heeft kunnen menen dat haar eigen (financieel) belang boven het algemene belang van handhaving van de wet zou kunnen prevaleren.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan uitbuiting van een groot aantal buitenlandse prostituees. Dit is een ernstig feit. De vrouwen voelen zich door hun armoedige leefomstandigheden geroepen om in Sint Maarten in de prostitutie te gaan werken. Op zichzelf bezien is er niets mis met dit – legale en door de Sint Maartense overheid gefaciliteerde – werk. Ook Casa Blanca is een legale onderneming die deze vrouwen een kans mag bieden om hun familie te helpen. Maar gelet op de kwetsbare positie van deze vrouwen dient dit met de uiterste zorgvuldigheid te gebeuren. Het Gerecht heeft niet het beeld gekregen dat Casa Blanca in het geniep heeft gehandeld. Er is een manier van werken ontstaan die in de ogen van Casa Blanca aanvaardbaar was. Casa Blanca is echter in de genoemde zorgvuldigheid ernstig tekort geschoten. Met het oogmerk van eigen geldelijk gewin heeft Casa Blanca misbruik gemaakt van de beperkte keuzevrijheid van de vrouwen door ze financieel uit te buiten, zoals hiervoor beschreven.
Een gedeelte van de tenlastegelegde uitbuitingshandelingen, met name de meer ernstige vormen daarvan, acht het Gerecht, anders dan de officier, niet bewezen. Er is geen sprake geweest van geweld of misleiding. Tekenend is dat veel vrouwen (meer dan eens) terugkwamen om opnieuw bij Casa Blanca te werken. Mede in het licht van een overheid die haar verantwoordelijkheid in het kader van toezicht op deze kwetsbare bedrijfstak in het verleden onvoldoende heeft genomen, is het niet passend om langdurige gevangenisstraffen op te leggen. Weliswaar is bij Casa Blanca sprake geweest van een misstand, maar voor het jarenlang voortbestaan daarvan kan de verantwoordelijkheid niet geheel bij Casa Blanca worden gelegd. Waar Casa Blanca zich had moeten realiseren dat met vrouwen in een kwetsbare positie zorgvuldiger moest worden omgegaan, had het land Sint Maarten eerder Casa Blanca tot de orde kunnen roepen door, na controles, te wijzen op de moeilijke situatie waar de vrouwen in verkeerden.
In strafmatigende zin betrekt het Gerecht tevens dat de betrokkenheid van verdachte, hoewel deze het niveau van een bewuste en nauwe samenwerking haalt, niettemin als aanmerkelijk kleiner moet worden beoordeeld dan die van haar medeverdachten. Uit het dossier volgt dat zij inderdaad als ondergeschikte van de familie handelde en niet is gebleken dat zij, anders dan die familie, enig voordeel (buiten een bescheiden salaris) uit de uitbuiting heeft getrokken. Het Gerecht deelt niet de mening van de officier van justitie, dat haar rol inwisselbaar was met die van medeverdachte [medepleger 3], die immers deel uitmaakt van de familie.
Verdachte heeft, na haar vertrek bij Casa Blanca, als bedrijfsleider van de club Hypnotic vrouwen uit winstbejag gehuisvest, terwijl zij wist dat het verblijf van deze vrouwen wederrechtelijk was. Zij was de vrouwen behulpzaam bij hun komst naar Sint Maarten in de wetenschap dat de vrouwen van plan waren om in haar club in de prostitutie te gaan werken. Verdachte was zich er goed van bewust dat de hiervoor vereiste verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen ontbraken. Desondanks heeft zij toegestaan dat de vrouwen in de club woonden en werkten. Zij heeft aldus welbewust de wet overtreden en het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegale immigratie en illegale tewerkstelling doorkruist. Dit is een ernstig feit.
Op zichzelf beschouwd kan de relatief geringe rol van verdachte inzake Casa Blanca in beginsel met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf beantwoord worden. Dit echter beziend in samenhang met haar gedrag inzake Hypnotic, dat een minachting voor de wet laat zien, kan het Gerecht niet volstaan met een andere dan vrijheidsbenemende straf. Een gedeelte van de straf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, teneinde verdachte in te scherpen zich niet opnieuw schuldig te maken aan enig strafbaar feit.
Het Gerecht acht het opportuun om de schorsing van de voorlopige hechtenis en de daarbij behorende voorwaarden voort te laten voortduren totdat de zaak onherroepelijk zal zijn geworden.

8.Beslag

In onderzoek Gier is onder verdachte een paarskleurige I-Phone met hoesje in beslag genomen. Nu het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave aan verdachte, zal het Gerecht aldus beslissen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:136, 2:154 en 2:155 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 260 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (oud).

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 2 (100.00043/16) tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Domschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het Gerecht later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar, zich aan enig strafbaar feit schuldig heeft gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van het in rubriek
8genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 7 februari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.