4.Bewijsbeslissingen
4A. Vrijspraak
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Het Gerecht heeft, gelijk de officier van justitie en de raadsman, uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de hierna te melden wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.
4C. Bewijsoverwegingen
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Vrouwenhandel/mensenhandel, pleegperiode
Aan verdachte is middels een uitgebreide tenlastelegging het verwijt gemaakt dat zij over een lange periode vrouwen, die als prostituee werkten in Casa Blanca, heeft uitgebuit. De betrokkenheid van verdachte bij Casa Blanca eindigde op 26 januari 2015. Tot 1 juni 2015 was in artikel 260 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen (SrNA) ‘vrouwenhandel’ strafbaar gesteld. Op genoemde datum is het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten (SrSXM) in werking getreden en in het bijzonder artikel 2:239, waarin ‘mensenhandel’ strafbaar is gesteld. Dit artikel kent een hogere strafbedreiging dan artikel 260 SrNA, zodat ingevolge het legaliteitsbeginsel laatstgenoemd artikel dient te worden toegepast.
Het Gerecht legt de tenlastelegging aldus uit, dat de onderdelen daarvan die geënt zijn op artikel 260 SrNA een pleegperiode kennen tot 1 juni 2015, en de onderdelen die geënt zijn op artikel 2:239 SrSXM een pleegperiode kennen die aanvangt op 1 juni 2015. Om die reden zal van de laatstgenoemde onderdelen (partieel) worden vrijgesproken. Verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij de vrouwen genoemd in deeldossier 6, omdat die pas naar Casa Blanca kwamen toen verdachte daar al vertrokken was. De verklaring van [persoon 1] (deeldossier 5) wordt niet gebruikt en vrouwenhandel wordt ten aanzien van haar niet bewezen verklaard, aangezien zij niet bij Casa Blanca heeft gewerkt.
Invulling begrip vrouwenhandel
Onder verwijzing naar het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van
13 december 2017 (Bada Bing) oordeelt het Gerecht dat het begrip vrouwenhandel in elk geval de volgende impliciete bestanddelen omvat:
- aanwerven, medenemen of ontvoeren van een meerderjarige vrouw of meisje (de handelingen);
- met het oogmerk haar in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen, begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (opzet en doel).
Dwang is in beginsel geen impliciet bestanddeel van deze vorm van vrouwenhandel. In zoverre wijkt het oordeel van het Gerecht af van zijn eerdere oordeel in de zaak van medeverdachten.
Onder ‘aanwerven’ moet worden verstaan het aantrekken of rekruteren van personeel, met dien verstande dat daartoe enig initiatief is genomen en dat dit is voorafgegaan aan de tewerkstelling. Onder ‘medenemen’ verstaat het Gerecht het in het kader van de overbrenging naar een ander land met zich voeren van een persoon.
In zijn algemeenheid is sprake van uitbuiting bij een tewerkstelling onder dwang of het maken va misbruik van een afhankelijke positie van een persoon die onder de gegeven omstandigheden geen andere keuze heeft dan in een toestand van uitbuiting te geraken. In het onderhavige geval komt bij de beoordeling onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Sint Maartense samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. In het geval van prostituees is sprake van uitbuiting als zij verkeren in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Sint Maarten pleegt te verkeren. Aspecten die daarbij een rol kunnen spelen zijn illegaliteit, het niet kunnen beschikken over het paspoort, het aangaan van schulden voor de reis naar Sint Maarten, het afkomstig zijn uit een ontwikkelingsland, verslaafdheid en minderjarigheid.
Bruikbaarheid voor het bewijs van de getuigenverklaringen
In het dossier bevindt zich een groot aantal getuigenverklaringen van vrouwen, die werkzaam zijn geweest in Casa Blanca. De verklaringen vormen het centrale bewijs in deze zaak. De inhoud van de verklaringen vertoont onderling op een aantal punten overeenstemming en op andere onderdelen staan de verklaringen in meer of mindere mate op zichzelf. Sommige verklaringen zijn op onderdelen zeer belastend en wijzen op ernstige vormen van mensenhandel, andere verklaringen zijn in het geheel niet belastend. Het Gerecht heeft zich een oordeel moeten vormen over de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid voor het bewijs van deze verklaringen. Daarbij is de volgende gedachtegang leidend geweest.
In de tenlastelegging is een lijst bulletpoints opgenomen die elk een afzonderlijke feitelijkheid benoemen. Voor zover deze feitelijkheden door een relatief groot aantal vrouwen genoemd zijn als hun ervaring, ziet het Gerecht geen reden om aan de betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen. In veel gevallen worden deze feitelijkheden ook door de verdachten bevestigd.
De feitelijkheden worden bovendien door het Gerecht aangemerkt als de normale manier van werken binnen Casa Blanca, als een vaste modus operandi. Dat betekent dat, ook voor zover een met name in de tenlastelegging genoemde vrouw daarover niet uitdrukkelijk heeft verklaard, tevens voor die vrouw een bewezenverklaring zal volgen, al dan niet met gebruikmaking van zogenaamd schakelbewijs.
Voor zover feitelijkheden steun vinden in slechts een of enkele verklaringen, zal het Gerecht partieel vrijspreken. De bewijsbeslissingen zullen hieronder per ‘bulletpoint’ nader worden gemotiveerd.
Per feitelijkheid/’bulletpoint’
Het Gerecht acht dit onderdeel, in afwijking van zijn oordeel in de zaken van de medeverdachte, bewezen. Onder ‘aanwerven’ moet worden verstaan het aantrekken of rekruteren van personeel, met dien verstande dat daartoe enig initiatief is genomen en dat dit is voorafgegaan aan de tewerkstelling. Gelet op de overwegingen in voornoemd ‘Bada Bing’-vonnis biedt het dossier voldoende aanwijzingen om tot een bewezenverklaring van aanwerven te komen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen volgt dat, zodra zich een vrouw had aangemeld, Casa Blanca de komst van de vrouw naar Sint Maarten heeft georganiseerd. Vliegtickets, werkvergunningen, afhalen van het vliegveld, alles werd geregeld. Hieraan doet niet af dat veel dames zelf contact gezocht met een vertegenwoordiger van Casa Blanca.
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Het Gerecht merkt ‘vervoeren en/of overbrengen’, dat aansluit bij de tekst van artikel 2:239 lid 1 sub a en c Sr., aan als synoniem aan ‘medebrengen’ als bedoeld in de hiervoor genoemde definitie van vrouwenhandel.
Onder ‘medenemen’ verstaat het Gerecht het in het kader van de overbrenging naar een ander land met zich voeren van een persoon. Voldoende is dat die persoon op enig moment, zoals na aankomst op het vliegveld, onder begeleiding is vervoerd/medegenomen. Uit het dossier volgt dat verscheidene prostituees inderdaad door een medewerker van Casa Blanca na aankomst in Sint Maarten van het vliegveld werden opgehaald, zodat dit onderdeel bewezen kan worden.
prostitutiewerkzaamheden
Uit het dossier volgt dat de vrouwen naar Sint Maarten kwamen om bij Casa Blanca als prostituee te werken.
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen, alsmede uit de verklaringen van verdachte zelf, volgt dat de vrouwen in het gebouw van Casa Blanca moesten verblijven en daarvoor een bedrag van 50 dollar per dag, dan wel 500 dollar per week moesten betalen. De kamer werd gedeeld met een andere vrouw en de prostitutiewerkzaamheden werden in diezelfde kamer uitgevoerd.
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen, alsmede uit de verklaringen van verdachte zelf, volgt dat de vrouwen voordat ze met het werk begonnen een schuld te voldoen hadden, in de regel van 1.500 dollar maar soms ook meer.
Het Gerecht zal vrijspreken van dit onderdeel. Uit het dossier volgt dat klanten een bedrag van 50 dollar betaalden aan Casa Blanca voor 20 minuten tijd met een van de vrouwen. Daarvan was 45 dollar bedoeld voor de vrouw en 5 dollar was voor Casa Blanca, ter derving van kosten, waaronder de prijs van een condoom. Er is geen sprake van dat de vrouw voor het condoom moest betalen, nu zij nooit op meer dan 45 dollar per klant aanspraak konden maken.
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen, alsmede uit de verklaringen van verdachte zelf, volgt dat een bonnensysteem werd gebruikt. De klant betaalt aan Casa Blanca, de vrouw krijgt daarvoor een bon ter waarde van 45 dollar. Eens per week werd de waarde van de bonnen uitbetaald.
Het Gerecht acht dit onderdeel bewezen. Uit vrijwel alle getuigenverklaringen en uit verschillende documenten volgt dat er een streng boetesysteem gehanteerd werd. Een reeks van ongewenste gedragingen door de vrouwen werd bedreigd met aanmerkelijke geldboetes. Dit boetesysteem is op schrift gesteld. Hoewel niet bewezen is dat daadwerkelijk (vaak) boetes werden opgelegd, is aannemelijk dat de vrouwen zich in hun doen en laten beperkt hebben gevoeld door de dreiging van boetes.
Het Gerecht acht dit onderdeel, in afwijking van zijn eerdere oordeel in de zaak van medeverdachten, bewezen. De tenlastelegging heeft met de woorden ‘in te nemen’ kennelijk het oog op het niet teruggeven van de documenten, om de vrouwen aldus in een afhankelijke positie te plaatsen. Dat dit gebeurd is met betrekking tot de ID-kaarten van de vrouwen volgt uit verschillende getuigenverklaringen. Bovendien heeft verdachte verklaard dat zij dit zelf heeft gedaan. Hoewel de vrouwen hun paspoort behielden en dus konden vertrekken, had het innemen van de ID-kaarten tot doel om de vrouwen onder druk te zetten om hun schuld aan Casa Blanca af te lossen.
De verdediging heeft betoogd dat de verhouding tussen Casa Blanca en de vrouwen moet worden gekarakteriseerd als een opdrachtverhouding. De vrouwen werken zelfstandig en hebben eigen inkomsten, Casa Blanca is dienstverlener voor de vrouwen. Het Gerecht is daarentegen van oordeel dat er een gezagsverhouding bestond tussen de vrouwen en Casa Blanca, dat loon betaald werd en dat de vrouwen in persoon arbeid moesten verrichten. Om die reden dient de rechtsverhouding als een arbeidsovereenkomst te worden aangemerkt.
Naar het oordeel van het Gerecht kan niet gezegd worden dat de $45 die de vrouwen per klant verdienden niet in verhouding tot de werkzaamheden stond. Het gegeven dat de vrouwen eerst een schuld moesten aflossen, of dat zij nevenwerkzaamheden zonder afzonderlijke beloning verrichtten zoals dansen, betekent niet dat zij geen of veel te weinig geld ontvingen voor hun werk. Van opzettelijk te laat betalen is evenmin gebleken. Al met al dient van dit onderdeel te worden vrijgesproken.
Dit onderdeel kan bewezen worden, nu het uit voldoende verklaringen afgeleid kan worden. Het is ook relevant in het kader van uitbuiting.
beperkt Casa Blanca mogen verlaten
Dit onderdeel vindt voldoende steun in de verklaringen en wordt bewezen verklaard. Hoewel het naar het oordeel van het Gerecht niet de drempel van wederrechtelijke vrijheidsberoving haalt, draagt de beperking van de bewegingsvrijheid van de vrouwen wel bij aan uitbuiting en is daarom relevant in het kader van het bewijs.
De overige bulletpoints zullen niet bewezen worden verklaard. Zij vinden steun in een te gering aantal van de getuigenverklaringen om een solide basis voor bewijs te vormen, dan wel zijn zij kwalificatief van aard.
Uitbuiting
Dan resteert de vraag of sprake is geweest van omstandigheden, waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. De hiervoor als bewezen aangemerkte feiten zijn, samengevat, het aanwerven en medenemen, het prostitutiewerkzaamheden laten verrichten, het huisvesten, de beginschuld, het bonnensysteem, het boetesysteem en het innemen van de ID-kaart. Naar het oordeel van het Gerecht heeft Casa Blanca zich door deze feiten inderdaad schuldig gemaakt aan uitbuiting. Het betreft vrouwen die zich in hun thuisland in een armoedige situatie bevinden en om die reden kiezen voor werk in de prostitutie. Eenmaal in Sint Maarten hadden zij realistisch gezien geen andere keus dan de slechte arbeidsomstandigheden te accepteren, in het bijzonder de met een ander gedeelde kamer waar gewerkt en geleefd moest worden, en de hoge daarmee gepaard gaande huurkosten. De beginschuld, het bonnensysteem, het innemen van de ID-kaart, de lange werkweken en de beperking van de bewegingsvrijheid plaatsten de vrouwen in een afhankelijke positie, waar een andere manier van organisatie van het werk de vrouwen ook onafhankelijk had kunnen laten zijn. Het boetesysteem zette druk op de vrouwen om in het gareel te blijven. Casa Blanca profiteerde financieel van dit systeem. Het betreft omstandigheden die een mondige prostituee, die niet als hiervoor beschreven afhankelijk is gemaakt, naar het oordeel van het Gerecht niet zou accepteren.
Medeplegen
Naar het oordeel van het Gerecht werd het bedrijf van Casa Blanca N.V. gevoerd door [medepleger 1] als directeur en manager. Daarbij werd hij nauw ondersteund en indien nodig vervangen door zijn zus [medepleger 2]. [medepleger 3] had formeel geen leidinggevende rol, maar uit het dossier volgt dat hij wel actief bij de bedrijfsvoering betrokken was. Hij was onder meer betrokken bij de organisatie van hun komst naar Sint Maarten en was in de dagelijkse praktijk het aanspreekpunt voor de vrouwen. Voor alle drie geldt dat zij bekend waren met en deelnamen aan de gebruikelijke bedrijfsvoering binnen Casa Blanca. Er is mitsdien sprake van een bewuste en nauwe samenwerking.
Een kernvraag is of de rol van verdachte ook als die van medepleger kan worden aangemerkt. Zelf bestrijdt zij dit met klem. Ze omschrijft haar rol als die van een ondergeschikte, zonder beslissingsbevoegdheid. Bovendien stelt zij niet op de hoogte te zijn geweest van enige misstand.
Het Gerecht volgt verdachte hierin niet. Voor medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 1:123, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de verdachte daartoe met een of meer andere personen nauw en bewust samenwerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, waarbij aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomst.
Uit een reeks van getuigenverklaringen volgt dat de rol van verdachte groter was dan zij wil doen geloven. Die verklaringen komen deels uit de hoek van de familie [medepleger 1+2]. Daarvan zou gedacht kunnen worden dat zij hun eigen verantwoordelijkheid proberen af te schuiven op verdachte. Maar hun verklaringen vinden steun in wat verschillende prostituees hebben verklaard. Uit de verklaringen, waaronder die van verdachte zelf, leidt het Gerecht af, dat verdachte naar Isla Margarita is afgereisd met het doel om vrouwen aan te werven, ook al ging zij mogelijk tevens om medische redenen naar Venezuela. Daarmee is bewezen dat zij een voor vrouwenhandel essentiële uitvoeringshandeling heeft gepleegd. Ook volgt uit een tapgesprek dat zij vrouwen van het vliegveld heeft opgehaald, waarmee zij de andere uitvoeringshandeling ‘medenemen’ heeft gepleegd. Uit het dossier volgt voorts dat verdachte de prostituees ontving en ze de regels, inclusief het boetesysteem, vertelde. Zij bevestigt dat zij de ID-kaarten van de vrouwen inhield, totdat die hun schuld hadden afbetaald. Deze voorbeelden van actieve betrokkenheid bij de prostituees, alsmede het feit dat verdachte vijf jaar bij Casa Blanca heeft gewerkt, maken dat het niet anders kan zijn dan dat zij op hoogte was van wat zich daar afspeelde. Daarmee is voldaan aan het criterium van een bewuste en nauwe samenwerking. Hieraan doet niet af dat verdachte ‘slechts’ werkneemster was. Bij de strafmaatbepaling zal de mate van betrokkenheid van verdachte nader worden beoordeeld.
(parketnummer 100.00442/16, onderzoek Gier/Hypnotic)
Het Gerecht is van oordeel dat de aanwezigheid in Sint Maarten van de in de tenlastelegging genoemde vrouwen van meet af aan wederrechtelijk is geweest, en dat verdachte dat ook wist.
Vast staat dat verdachte niet over een tewerkstellingsvergunning voor de vrouwen beschikte en dat de vrouwen niet over een verblijfsvergunning beschikten. Daarmee is duidelijk dat de vrouwen, die als toerist Sint Maarten waren binnengekomen, niet mochten werken in de club van verdachte. Het Gerecht stelt op grond van de verklaringen van de vrouwen vast dat zij allen desondanks wel, voor korte of langere tijd, hebben gewerkt in de club. Aldus heeft verdachte, als bedrijfsvoerder van club, de vrouwen krachtens overeenkomst arbeid doen verrichten.
Uit hun verklaringen volgt eveneens dat de vrouwen nimmer van plan zijn geweest om als toerist te verblijven in Sint Maarten, maar dat zij zijn gekomen met het uitsluitende doel om hier in de prostitutie te gaan werken. Dit betekent dat hun verblijfsstatus als toerist is verleend op grond van valse informatie. Aangenomen moet worden dat de ambtenaren belast met de beslissing over toelating die toelating zouden hebben geweigerd als de vrouwen naar waarheid hadden verklaard over hun verblijfsdoel. Hun frauduleus verkregen verblijfsstatus moet daarom geacht worden nooit te hebben bestaan. Hun aanwezigheid in Sint Maarten is dan ook van meet af aan wederrechtelijk geweest, niet pas vanaf het moment dat zij metterdaad zijn gaan werken.
Uit onder meer onderschepte voicenotes blijkt dat verdachte wist dat de aanwezigheid van de vrouwen wederrechtelijk was. Verdachte heeft vanuit haar functie en mede door haar jarenlange werkervaring bij Casa Blanca een gedegen kennis van de voorwaarden waaronder buitenlandse prostituees hier mogen werken en weet dat daarvoor een tewerkstellingsvergunning en een verblijfsvergunning nodig zijn. Zij wist dat die vergunningen voor de betreffende vrouwen ontbraken.
Verdachte heeft de vrouwen desondanks tegen betaling gehuisvest – met uitzondering van getuige 8, die kennelijk elders gewoond heeft – en laten werken in club Hypnotic. Ook heeft zij de vrouwen aldus illegaal tewerkgesteld, zoals haar wordt verweten onder feit 2. Behulpzaamheid bij
toegang– van doorreis, dat het Gerecht begrijpt als transit naar een ander land, door Sint Maarten is geen sprake geweest – kan slechts met betrekking tot enkele vrouwen worden vastgesteld. Dit betreft de vrouwen voor wie verdachte, blijkens hun verklaring, het vliegticket heeft betaald (getuigen 3, 6, 8 en 15). De uitgebreide instructies die verdachte aan getuige 13 heeft gegeven vormen ook behulpzaamheid. Het enkel voor de reis hebben van contact is daarentegen, zonder nadere invulling, onvoldoende om van behulpzaamheid te kunnen spreken. Dat geldt ook voor het ophalen van het vliegveld van getuige 23, nu op dat moment de toegang al voltooid was.
Samenvattend acht het Gerecht bewezen dat verdachte de getuigen 3, 6, 8, 13 en 15 behulpzaam is geweest, alle getuigen behalve 8 uit winstbejag behulpzaam is geweest bij verblijf en alle getuigen tewerk heeft gesteld, steeds in de wetenschap dat de aanwezigheid van de getuigen in Sint Maarten wederrechtelijk was.
4D. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de hierna te melden wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
(parketnummer 100.00043/16, onderzoek Papegaai/Casa Blanca)
Feit 1
dat zij op meerdere momenten in de periode van 1 januari 2010 tot en met
26 januari2015, te Sint Maarten, althans het eilandgebied Sint Maarten van de Nederlandse Antillen of Venezuela, tezamen en in vereniging met anderen,
telkens heeft gehandeld in vrouwen, genaamd:
[vrouw 1] en [vrouw 2] en [vrouw 3] en [vrouw 4] en [vrouw 5] en [vrouw 6] en [vrouw 7] en [vrouw 8] en [vrouw 9] en [vrouw 10] en [vrouw 11] en [vrouw 12] en
[vrouw 13] en [vrouw 14] en [vrouw 15] en [vrouw 16] en [vrouw 17]
(hierna tezamen aangeduid als: deze vrouwen)
•
deze vrouwenaan te werven en
• vervolgens
deze vrouwennaar Sint Maarten te (doen) vervoeren en vervolgens naar etablissement Casa Blanca te vervoeren, en
• vervolgens
deze vrouwenprostitutiewerkzaamheden te laten verrichten en
• aldaar tegen betaling van een bedrag van 50 USD per dag, danwel 500 USD per week, te huisvesten in een van de kamers in het etablissement Casa Blanca, die met een andere persoon moest worden gedeeld, terwijl zij in deze kamer zowel moesten wonen als werken en
•
deze vrouweneen bedrag variërend van 1500 USD tot 3500 USD in rekening te brengen voor een zgn. werkcontract en/of de werkvergunningen en/of de vliegreis naar Sint Maarten, althans een dergelijk bedrag voor te schieten zodat een beginschuld ter hoogte van dat bedrag ontstaat en
• betaling van
deze vrouwente laten plaatsvinden door middel van een bonnensysteem, waarbij de vrouwen gehouden waren hun opbrengsten af te staan en
• te werken met een boetesysteem en
• de ID-kaarten (sedula’s) van
deze vrouwenin te nemen en
•
deze vrouwenzes/zeven dagen per week te laten werken en
• het slechts zeer beperkt en/of onder toezicht van een medewerk(st)er van de Casa Blanca toestaan aan deze vrouwen om buiten werktijd (en dus zonder klanten) het terrein van genoemd etablissement te verlaten en
deze vrouwenten gevolge van alle bovengenoemde omstandigheden uit te buiten;
(parketnummer 100.00442/16, onderzoek Gier/Hypnotic)
Feit 1
datzij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 24 oktober 2016 in Sint Maarten anderen, te weten:
3. [ persoon 2] ([woonplaats]) en
6. [ persoon 3] ([woonplaats]) en
8. [ persoon 4] ([woonplaats]) en
13. [ persoon 5] ([woonplaats]) en
15. [ persoon 6] ([woonplaats])
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Sint Maarten en
1. [persoon 7] ([woonplaats]) en
2. [persoon 8] ([woonplaats]) en
3. [persoon 2] ([woonplaats]) en
4. [persoon 9] ([woonplaats]) en
5. [persoon 10] ([woonplaats]) en
6. [persoon 3] ([woonplaats]) en
7. [persoon 11] ([woonplaats]) en
9. [persoon 12] ([woonplaats]) en
10. [persoon 13] ([woonplaats]) en
11. [persoon 14] ([woonplaats]) en
12. [persoon 15] ([woonplaats]) en
13. [persoon 5] ([woonplaats]) en
14. [persoon 16] ([woonplaats]) en
15. [persoon 6] ([woonplaats]) en
16. [persoon 17] ([woonplaats]) en
17. [persoon 18] ([woonplaats]) en
18. [persoon 19] ([woonplaats]) en
19. [persoon 20] ([woonplaats]) en
20. [persoon 21] ([woonplaats]) en
21. [persoon 22] ([woonplaats]) en
22. [persoon 23] ([woonplaats]) en
23. [persoon 24] ([woonplaats]) en
24. [persoon 25] ([woonplaats]) en
25. [persoon 26] ([woonplaats]) en
26. [persoon 27] ([woonplaats]) en
27. [persoon 28] ([woonplaats]),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen vanverblijf in Sint Maarten, immers heeft zij:
• voor voornoemde vrouwen vliegtickets naar Sint Maarten
verzorgd en/of aangeschaften/of;
• voornoemde vrouwen, voorafgaande aan hun reis naar Sint Maarten, geïnstrueerd hoe zich te gedragen tegenover de grensbewakingsdienst van Sint Maarten en/of;
• voornoemde vrouwen gehuisvest in het bordeel Hypnotic tegen betaling,
terwijl zij, verdachte, wist dat die toegang en/of dat verblijf wederrechtelijk was;
Feit 2
datzij in de periode van 1 april 2016 tot en met 24 oktober 2016 in Sint Maarten, anderen, te weten:
1. persoon 7] ([woonplaats]) en
2. [ persoon 8] ([woonplaats]) en
3. [ persoon 2] ([woonplaats]) en
4. [ persoon 9] ([woonplaats]) en
5. [ persoon 10] ([woonplaats]) en
6. [ persoon 3] ([woonplaats]) en
7. [ persoon 11] ([woonplaats]) en
8. [ persoon 4] ([woonplaats]) en
9. [ persoon 12] ([woonplaats]) en
10. [ persoon 13] ([woonplaats]) en
11. [ persoon 14] ([woonplaats]) en
12. [ persoon 15] ([woonplaats]) en
13. [ persoon 5] ([woonplaats]) en
14. [ persoon 16] ([woonplaats]) en
15. [ persoon 6] ([woonplaats]) en
16. [ persoon 17] ([woonplaats]) en
17. [ persoon 18] ([woonplaats]) en
18. [ persoon 19] ([woonplaats]) en
19. [ persoon 20] ([woonplaats]) en
20. [ persoon 21] ([woonplaats]) en
21. [ persoon 22] ([woonplaats]) en
22. [ persoon 23] ([woonplaats]) en
23. [ persoon 24] ([woonplaats]) en
24. [ persoon 25] ([woonplaats]) en
25. [ persoon 26] ([woonplaats]) en
26. [ persoon 27] ([woonplaats]) en
27. [ persoon 28] ([woonplaats]),
welke personen zich wederrechtelijke toegang tot of verblijf in Sint Maarten hadden verschaft, telkens krachtens overeenkomst arbeid heeft doen verrichten, immers heeft verdachte voornoemde personen toen en daar arbeid doen verrichten, terwijl verdachte telkens wist dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk was.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten en omissies zijn verbeterd
(cursief). De verdachte is door de verbeteringen niet geschaad in de verdediging.