In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 december 2018 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering, gedateerd op 21 november 2018, betrof een bedrag van USD$ 30.155,00 en NAf. 3.300,00, dat aan de veroordeelde moest worden opgelegd ter ontneming van het voordeel dat hij had verkregen uit strafbare feiten. De veroordeelde, geboren in 1991 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar voor onder andere diefstal met geweld.
De procedure vond plaats op 29 november 2018, waar de veroordeelde en zijn raadsman, mr. G. Hatzmann, aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. M.R. van Nes. De officier van justitie heeft de vordering ter terechtzitting voorgedragen en bijgesteld tot USD$ 18.140,00 en NAf. 1.650,00. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van de bewezenverklaarde feiten. De ontnemingsrapportage, opgesteld door een verbalisant van het Korps Politie Sint Maarten, heeft aangetoond dat de veroordeelde meerdere geldbedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het Gerecht heeft de ontneming van het geschatte voordeel vastgesteld op USD$ 13.573,34 en NAf. 1.675,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. De beslissing is gegrond op artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.