ECLI:NL:OGEAM:2018:143

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
190.00008/18
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen veroordeelde

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 december 2018 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering, gedateerd op 21 november 2018, betrof een bedrag van USD$ 30.155,00 en NAf. 3.300,00, dat aan de veroordeelde moest worden opgelegd ter ontneming van het voordeel dat hij had verkregen uit strafbare feiten. De veroordeelde, geboren in 1991 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar voor onder andere diefstal met geweld.

De procedure vond plaats op 29 november 2018, waar de veroordeelde en zijn raadsman, mr. G. Hatzmann, aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. M.R. van Nes. De officier van justitie heeft de vordering ter terechtzitting voorgedragen en bijgesteld tot USD$ 18.140,00 en NAf. 1.650,00. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van de bewezenverklaarde feiten. De ontnemingsrapportage, opgesteld door een verbalisant van het Korps Politie Sint Maarten, heeft aangetoond dat de veroordeelde meerdere geldbedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het Gerecht heeft de ontneming van het geschatte voordeel vastgesteld op USD$ 13.573,34 en NAf. 1.675,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. De beslissing is gegrond op artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

STRAFV O N N I S (ontneming)
Deze beslissing heeft betrekking op de vordering van de officier van justitie d.d. 21 november 2018 ten aanzien van de feiten in de zaak onder bovenstaand parketnummer, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 1:77 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in de zaak tegen:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans alhier gedetineerd (hierna: veroordeelde).

1.De vordering

De officier van justitie heeft bij vordering van 21 november 2018 schriftelijk gevorderd dat het Gerecht het bedrag als bedoeld in artikel 1:77, lid 5 Sr zal vaststellen op USD$ 30.155,00 en NAf. 3.300,00 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan het Land van dat bedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie heeft in de strafzaak gerequireerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 11 en baseert de vordering op deze feiten.

2.Het verloop van de procedure

De vordering is gelijktijdig behandeld met de strafzaak op de openbare terechtzitting van 29 november 2018. Veroordeelde en zijn raadsman mr. G. Hatzmann zijn ter terechtzitting verschenen, alsmede de officier van justitie, mr. M.R. van Nes.
Vervolgens is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 20 december 2018.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering voorgedragen en heeft deze, met toepassing van een ponds-pondsgewijze verdeling met de mededaders, bijgesteld tot
$ 18.140,00 en NAf. 1.650,00.

4.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
5. De gronden voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel
5.1.
Veroordeling
Bij vonnis van het Gerecht van 20 december 2018 (parketnummer 100.00042/18) is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest ter zake van onder meer, voor zover hier van belang:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
5.2.
De ontnemingsrapportage
Op 20 november 2018 heeft de verbalisant [verbalisant], werkzaam bij het Korps Politie Sint Maarten, een rapport opgesteld betreffende het door de veroordeelde vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit rapport zal hierna worden aangehaald als de ontnemingsrapportage.
5.3.
De beoordeling
Het Gerecht is van oordeel dat op grond van het onder voormeld parketnummer aangelegd straf- en ontnemingsdossier, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting in zowel de straf- als de ontnemingszaak, aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel van de bewezenverklaarde feiten, waarvoor hij bij vonnis van 20 december 2018 is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Dit voordeel dient te worden ontnomen.
Uit de ontnemingsrapportage, gelezen in samenhang met het strafdossier en de bewezenverklaring in het strafvonnis, blijkt dat de veroordeelde meerdere in de rapportage genoemde geldbedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De inhoud van de ontnemingsrapportage is ontleend aan het dossier met betrekking tot de onderliggende strafzaak tegen veroordeelde. De in het strafvonnis opgenomen bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 1 (Castoriet 1.0), 2 (Zinkiet), 6 (Castoriet 2.0), 7 (Droomkwartz), 8 (Dubbelspaat) en 10 (Home Invasion) worden geacht hier te zijn herhaald en ingelast.
Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel wordt in het bijzonder het volgende overwogen.
Het Gerecht gaat bij de schatting van het voordeel uit van de aangiftes, voor zover deze niet strijdig zijn met de bewezenverklaring. Verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van een aantal vermogensmisdrijven. Daarbij is steeds uit het dossier af te leiden om hoeveel mededaders het gaat. De ponds-pondsgewijze toerekening leidt tot de volgende berekening:
Feit 1 (Castoriet 1.0) USD$ 2.000,00 / 3 = USD$ 666,67;
Feit 2 (Zinkiet) USD$7.700,00 / 3 = USD$ 2.566,67;
Feit 6 (Castoriet 2.0) USD$ 125,00 / 1 = USD$ 125,00;
Feit 7 (Droomkwartz) USD$ 15.340 en NAf. 3.350 / 2 = USD$ 7.670,00 en NAf. 1.675,00;
Feit 8 (Dubbelspaat) USD$ 4.000,00 / 2 = USD$ 2.000,00;
Feit 10 (Home Invasion) USD$ 1.000,00 / 2 = USD$ 545,00.
Het totaal bedraagt USD$ 13.573,34 en NAf. 1.675,00.
Het Gerecht is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de maatregel ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel aan de veroordeelde moet worden opgelegd.
Het Gerecht is van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de veroordeelde nu en in de toekomst over onvoldoende financiële draagkracht zal beschikken om aan een hem op te leggen betalingsverplichting te voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden, op grond waarvan het door de veroordeelde te betalen bedrag lager zou moeten worden vastgesteld dan op het bedrag van het geschatte voordeel.
Voor het geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, zal vervangende hechtenis worden toegepast. Voor de berekening van de vervangende hechtenis wordt de tabel uit de Nederlandse LOVS-oriëntatiepunten voor vervangende hechtenis ex artikelen 24c/36f NSr gehanteerd, waarbij USD=NAf=Eur. Het te ontnemen bedrag (13.573,34 + 1.675,00 =) 15.248,34 correspondeert met een vervangende hechtenis van 111 dagen.

6.De toegepaste wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikelen 1:59 en 1:77 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

Het Gerecht:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
USD$ 13.573,34 en NAf. 1.675,00;
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan het Land ter ontneming van het
wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
USD$ 13.573,34 en NAf. 1.675,00;
- bepaalt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 111 (honderdelf) dagen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 20 december 2018, in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier is buiten staat.