ECLI:NL:OGEAM:2018:45

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
A.R. 79 van 2017 (verzet)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrijgende verjaring van onverdeelde nalatenschap en de rechtsgeldigheid van eigendomsverkrijging

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 27 juni 2017. Opposante, die als gedaagde niet was verschenen in de eerdere procedure, stelde dat zij een perceel grond uit een onverdeelde nalatenschap door middel van verkrijgende verjaring in eigendom had verkregen. Het perceel was onderdeel van de nalatenschap van een overleden deelgenoot, en opposante beweerde dat zij met instemming van de andere deelgenoten het perceel had verkregen. De geopposeerden, die oorspronkelijk eisers waren, betwistten deze claim en stelden dat er geen sprake was van verkrijgende verjaring omdat opposante nooit bezitsdaden had uitgeoefend en de andere deelgenoten niet hadden ingestemd met de toedeling van het perceel aan haar.

Het Gerecht oordeelde dat opposante niet kon aantonen dat zij door verkrijgende verjaring de eigendom van het perceel had verworven. De rechter stelde vast dat opposante wist dat het perceel deel uitmaakte van de onverdeelde nalatenschap en dat haar beroep op artikel 3:105 BW niet opging. De vordering tot verdeling van de nalatenschap verjaart niet volgens artikel 3:178 BW, waardoor verkrijgende verjaring geen geldige titel oplevert voor de door opposante gestelde eigendomsverkrijging. Het Gerecht bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en veroordeelde opposante in de kosten van de verzetprocedure.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijs voor verkrijgende verjaring en de rol van instemming van deelgenoten in het kader van de verdeling van een nalatenschap. Het vonnis is een belangrijke bevestiging van de juridische principes rondom verkrijgende verjaring en de rechten van deelgenoten in een nalatenschap.

Uitspraak

Vonnis van 12 juni 2018
Behorend bij A.R. 79 van 2017 (
verzet)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
VONNIS
in de zaak van:
[opposante],
domicilie kiezende ten kantore van na te melden gemachtigde,
opposante (oorspronkelijk gedaagde),
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Kockx,
tegen:

1.t/m 5: geopposeerden

domicilie kiezende ten kantore van na te melden gemachtigde,
geopposeerden (oorspronkelijk eisers),
gemachtigde: E.I. Maduro.

1.DE PROCEDURE

In deze zaak is tussen partijen een vonnis bij verstek gewezen d.d. 27 juni 2017. Opposante was in die procedure als gedaagde niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend. Opposante is tegen dat vonnis op 28 november 2017 in verzet gekomen, dat wil zeggen binnen 14 dagen nadat zij stelt kennis te hebben genomen van het verstekvonnis. Geopposeerden hebben hierop een conclusie van antwoord in de verzetzaak genomen. Hierna heeft opposante een conclusie van repliek genomen. Tenslotte is door geopposeerden een akte uitlating producties genomen. De datum voor vonnis is daarna, na aanhouding, bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

2.1
Tussen partijen is in geschil een perceel grond te Sint Maarten, bekend als register C, deel 223, nr 75, MBR 170/2006. Dit perceel grond is onderdeel (geweest) van de nalatenschap van [erflater], overleden op 10 januari 1993. Partijen zijn allen nazaten van erflater en deelgenoten in diens nalatenschap. Opposante stelt dat zij dit perceel door verkrijgende verjaring in eigendom heeft verkregen. Zulks blijkt volgens opposante uit de notariële akte d.d. 8 september 2006. Tevens voert zij aan dat zij met instemming van alle deelgenoten het perceel in eigendom heeft verkregen, althans dat de deelgenoten niet tijdig bezwaar daartegen hebben gemaakt.
2.2
Geopposeerden stellen dat er geen sprake kan zijn geweest van verkrijgende verjaring. Opposante heeft zelf nooit bezitsdaden over het perceel uitgeoefend. Evenmin hebben alle deelgenoten ingestemd met toedeling van het perceel aan opposante. De notaris heeft destijds advertenties laten plaatsen waaruit het voornemen van opposante blijkt dat zij zich het perceel wil toe-eigenen. Degenen die daartegen bezwaar hadden, konden dat laten weten. Hieraan kan volgens geopposeerden geen waarde worden gehecht. Ten eerste is dit geen geldige titel voor eigendomsverkrijging. Ten tweede heeft geopposeerde sub 1 tot tweemaal toe schriftelijk bij de notaris bezwaar gemaakt (producties 6 en 7 bij het inleidend verzoekschrift van geopposeerden, toen nog eisers). Aan de door opposante overgelegde notariële akte ontbreekt dus een geldige eigendomstitel. Opposante heeft dus niet de eigendom van het perceel verkregen.
2.3
In voormeld vonnis van 27 juni 2017 heeft het gerecht op vordering van (thans) geopposeerden (verkort weergegeven):
- de inschrijving van voormelde akte d.d. 8 september 2006 waardeloos verklaard;
- voor recht verklaard dat de erven [...] eigenaren van het perceel zijn;
- bepaald dat het vonnis in de plaats treedt voor iedere andere akte voor de tenaamstelling van het perceel in de openbare registers van [erflater] en / of zijn erfgenamen;
- met veroordeling van (thans) opposante in de kosten en met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis.
2.4
Tegen dat vonnis richt zich het verzet.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het gerecht is met geopposeerden van oordeel dat uit de stellingen van opposante niet kan blijken dat zij door middel van verkrijgende verjaring de eigendom van het perceel verworven kan hebben. Ten eerste heeft zij verzuimd te stellen welke bezitsdaden zij of haar rechtsvoorgangers hebben uitgeoefend om naar de maatstaven van wet en jurisprudentie verkrijgende verjaring te bereiken. Uit de akte blijkt enkel dat zij ten overstaan van de notaris heeft verklaard dat zij en haar rechtsvoorgangers ongestoord bezit te goeder trouw van het perceel hebben gehad. De akte vormt dus geen bewijs van dat bezit, maar slechts dat opposante iets over het bezit heeft verklaard. Ten tweede kan geen sprake zijn van verkrijgende verjaring nu zij wist dat het perceel deel uitmaakte van de onverdeelde nalatenschap van [erflater], waarin zij ook een deelgenoot is. Haar komt daarmee geen beroep toe op artikel 3:105 van het Burgerlijk Wetboek (BW), dat bepaalt dat degene die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van de rechtsvordering, strekkende tot beëindiging van het bezit, wordt voltooid, dat goed verkrijgt, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. De vordering tot verdeling van de nalatenschap verjaart blijkens artikel 3:178 BW niet. De conclusie luidt dan ook dat verkrijgende verjaring geen geldige titel oplevert voor de door opposante gestelde eigendomsverkrijging. De ‘waardeloos’-verklaring van de inschrijving van voormelde akte d.d. 8 september 2006 is in het verstekvonnis derhalve op goede grond gegeven.
3.2
Thans is de vraag of opposante het perceel in eigendom heeft gekregen ten titel van een partiële verdeling van de nalatenschap. Haar stelling is dat de deelgenoten hebben ingestemd met toedeling van het perceel aan haar, althans niet tijdig bezwaar hebben gemaakt. Dat geopposeerde zich daartegen schriftelijk heeft verzet, doet volgens opposante niet ter zake, nu destijds zijn moeder nog leefde. Die was toen deelgenote in de nalatenschap en heeft wel toestemming verleend.
3.3
Naar het oordeel van het gerecht kan ook deze stelling van opposante geen stand houden. Opposante heeft niet uiteen gezet hoe de toedeling van het perceel aan haar heeft plaats gehad en waarom juist zij hiervoor in aanmerking kwam. Opposante heeft geen ter zake doende bewijsstukken overgelegd, niet van een verdeling en evenmin van de gestelde toestemming van de deelgenoten. Opposante heeft enkel als productie 7 van haar conclusie van repliek in oppositie overgelegd een kopie van een schriftelijke verklaring van een familielid [naam] die volgens haar de nalatenschap heeft verdeeld. In zijn hoedanigheid van executeur zou hij hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen toedeling van het perceel aan opposante. Uit de verklaring van die persoon blijkt naar het oordeel van het gerecht alleen dat hij geen bezwaar heeft dat opposante een perceel grond van 5000 m2 verkrijgt. Hieruit blijkt niet dat er een verdeling heeft plaatsgevonden waarmee alle deelgenoten instemden. Aan deze verklaring komt dus geen betekenis toe.
3.4
Het gerecht zal opposante niet toelaten tot het aangeboden bewijs de notaris te horen die de akte van 8 september 2006 heeft opgesteld. De notaris heeft in zijn akte de vermeende verkrijgende verjaring als titel van de eigendomsverkrijging vermeld en niet een verdeling van de nalatenschap. Waarom de notaris toch iets over een verdeling van de nalatenschap zou kunnen verklaren en het al of niet geven van toestemming door de deelgenoten, heeft opposante niet toegelicht. Zij stelt daarentegen zelf dat de overige geopposeerden (sub 2 tot en met 5) ‘in overeenstemming waren, althans hun bezwaar niet tijdig kenbaar hebben gemaakt’. Dit laatste stemt overeen met het verweer van geopposeerden dat zij niet hebben ingestemd met de toedeling van het perceel aan opposante. Het stilzwijgen van de deelgenoten 2 tot en met 5 is naar het oordeel van het gerecht onvoldoende grondslag om te concluderen dat er een verdeling van de nalatenschap heeft plaatsgevonden met instemming van alle deelgenoten. De conclusie luidt dan ook dat er geen rechtsgeldige verdeling van de nalatenschap heeft plaatsgevonden. Ook hierin kan dus geen geldige titel worden gevonden voor de eigendomsoverdracht van het perceel aan opposante.
3.5
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd.
Opposante zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Bekrachtigt het door dit gerecht op 27 juni 2017 onder rolnummer 79 van 2017 gewezen verstekvonnis;
Veroordeelt opposante in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van geopposeerden tot op heden begroot op NAf 2.500,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.