ECLI:NL:OGEAM:2018:46

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
A.R. 153 van 2016 (verzet)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst na niet-levering van onroerend goed

In deze zaak betreft het een geschil over de ontbinding van een koopovereenkomst voor drie percelen grond met daarop een woonhuis, gelegen te Ebenezer (Cul de Sac) op Sint Maarten. De verkoper, die als opposant optreedt, heeft één van de percelen niet kunnen leveren omdat deze op naam van zijn dochter staat. De kopers, die als geopposeerden optreden, hebben de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vorderen terugbetaling van het voorschot en schadevergoeding. De verkoper betwist de volledige ontbinding en stelt dat er sprake is van een tijdelijke verhindering bij de levering van het perceel. Het gerecht heeft op 12 juni 2018 geoordeeld dat de verkoper niet kan volhouden dat zijn wanprestatie de volledige ontbinding niet rechtvaardigt, aangezien de kopers meer dan de helft van het terrein niet geleverd hebben gekregen. Het gerecht heeft het verstekvonnis van 16 mei 2017 vernietigd voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten en deze toegewezen naar rato, terwijl het vonnis voor het overige is bekrachtigd. De verkoper is veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

Vonnis van 12 juni 2018
Behorend bij A.R. 153 van 2016 (
verzet)
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
domicilie kiezende ten kantore van na te melden gemachtigde,
opposant (oorspronkelijk gedaagde),
gemachtigde: de advocaat mr. Z.J. Bary,
tegen:
[gedaagden 1 en 2],
domicilie kiezende ten kantore van na te melden gemachtigde,
geopposeerden (oorspronkelijk eisers),
gemachtigde: M.M. Hofman-Ruigrok.

1.DE PROCEDURE

In deze zaak is tussen partijen een vonnis bij verstek gewezen d.d. 16 mei 2017. Opposant was in die procedure als gedaagde niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Opposant is tegen dat vonnis op 8 december 2017 in verzet gekomen. Geopposeerden hebben hierop een conclusie van antwoord in de verzetzaak genomen. Hierna heeft opposant een conclusie van repliek genomen. Tenslotte is door geopposeerden een akte uitlating producties genomen. De datum voor vonnis is daarna, na aanhouding, bepaald op vandaag.

2.HET GESCHIL

2.1
Opposant heeft aan geopposeerden verkocht een terrein met woonhuis, bestaande uit drie percelen, gelegen te Ebenezer (Cul de Sac) op Sint Maarten, kadastraal omschreven als C/A 4/2007 (458m2), C/A 318/1989 (370m2) en C/A 393/1994 (32m2). Gezamenlijk vormen deze percelen een terrein met daarop een woonhuis. De overeengekomen koopsom bedroeg US$ 410.000,--, waarvan geopposeerden een voorschot hadden voldaan groot US$ 27.500,--.
2.2
Geopposeerden stellen zich op het standpunt dat opposant wanprestatie heeft gepleegd. Overeen gekomen was dat de levering van het onroerende goed uiterlijk op 27 mei 2016 had moeten plaats vinden. Dat is niet gebeurd. Op 24 oktober 2016 hadden partijen alsnog een afspraak met de notaris voor de overdracht. De notaris informeerde opposanten dat de overdracht weer niet kon plaatsvinden. Het probleem bleek dat opposant ten aanzien van één perceel niet beschikkingsbevoegd was, nu dit op naam van zijn dochter stond. Opposant heeft geen toestemming of machtiging gekregen dit perceel te verkopen. Het lijkt erop dat dit ook in de afzienbare toekomst niet het geval zal zijn. Het onroerende goed is derhalve niet geleverd, zoals overeen gekomen en opposant is ook niet in staat te leveren.
2.3
Bij brief van 25 oktober 2016 hebben geopposeerden de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, het betaalde voorschot teruggevorderd en opposant aansprakelijk gesteld voor de door hen geleden schade.
2.4
Bij genoemd verstekvonnis heeft het gerecht overeenkomstig de eis (samengevat weergegeven):
- de koopovereenkomst ontbonden;
- opposant veroordeeld tot terugbetaling van het voorschot ad US$ 27.500,--, vermeerderd met US$ 4.125,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
- opposant veroordeeld in de kosten van de procedure;
- met uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis.
2.5
Tegen dit verstekvonnis richt zich het verzet. Opposant voert aan dat er sprake is van een tijdelijke verhindering bij het leveren van een van de drie percelen. Volgens hem rechtvaardigt dit niet de gehele ontbinding van de overeenkomst. Met een gedeeltelijke ontbinding en een evenredige vermindering van de koopprijs kan worden volstaan.
2.6
Opposant verweert zich tevens tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van 15%, welke volgens hem niet zijn gemaakt.

3.DE BEOORDELING

3.1
Allereerst zal het gerecht beoordelen of het verzet tijdig is gedaan. Opposant heeft aangevoerd dat hij het verstekvonnis pas op 24 november 2017 bezorgd heeft gekregen. Geopposeerden hebben dat bestreden. Het gerecht merkt op dat het vonnis op 31 augustus 2017 aan de officier van justitie is uitgereikt. Het openbaar ministerie heeft het vonnis per post doorgestuurd aan opposant. De envelop is afgestempeld op 26 oktober 2017. De poststempel betekent naar het oordeel van het gerecht niet dat opposant het schrijven ook op die dag heeft ontvangen. De postbezorging op Sint Maarten is – zeker na de orkaan Irma – niet erg vlot. Het is dus niet onaannemelijk dat opposant het schrijven pas op 24 november 2017 heeft ontvangen. Het op 8 december 2017 ingediende verzetschrift is binnen 14 dagen na die datum ingediend en daarmee tijdig.
3.2
Artikel 265 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Geopposeerden hebben de kadastrale gegevens overgelegd van de percelen die zij van opposant hebben gekocht. Daaruit blijkt dat het grootste perceel, nr 004/2007, groot 458 m2, uitmakende meer dan de helft van het geheel, niet op naam van opposant staat, maar op naam van [naam], blijkbaar opposants dochter. Opposant heeft niet betwist de stelling van geopposeerden dat het in feite om één terrein met woonhuis gaat. Onder die omstandigheden kan opposant redelijkerwijs niet volhouden dat de door hem gepleegde wanprestatie de volledige ontbinding niet rechtvaardigt. Geopposeerden krijgen meer dan de helft van het terrein dat zij hadden gekocht, niet geleverd. Opposant heeft daarbij niet aangevoerd dat hij binnen afzienbare termijn in staat zal zijn het derde perceel alsnog te leveren. Nu opposant evenmin een ander redelijk alternatief heeft aangedragen, ziet het gerecht ook geen aanleiding om de door hem verzochte comparitie van partijen te gelasten.
3.3
Gelet op het verweer van opposant tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, zal het gerecht, gelet op het bepaalde in paragraaf III van het Procesreglement 2016, deze post toewijzen naar rato van 1,5 punt van het toepasselijke liquidatietarief (i.c. NAf 1.250,--), derhalve NAf 1.875,--.
3.4
Het verstekvonnis zal op dat punt worden vernietigd en voor het overige worden bekrachtigd. Opposant zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tevens in de kosten van het verzet worden veroordeeld.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Vernietigt het door dit gerecht op 16 mei 2017 onder rolnummer 153 van 2016 gewezen verstekvonnis,
voor zoveropposant, toen gedaagde, daarbij is veroordeeld tot betaling van US$ 4.125,-- aan buitengerechtelijke incassokosten;
En, opnieuw beslissend: veroordeelt opposant, toen gedaagde, tot betaling aan geopposeerden, toen eisers, tot betaling van NAf 1.875,-- aan buitengerechtelijke incassokosten;
Bekrachtigt
voor het overigehet door dit gerecht op 16 mei 2017 onder rolnummer 153 van 2016 gewezen verstekvonnis;
Veroordeelt opposant in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van geopposeerden tot op heden begroot op NAf 2.500,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 juni 2018 in aanwezigheid van de griffier.