ECLI:NL:OGEAM:2019:115

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
SXM201901107
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbod van veiling onroerend goed in kort geding met betrekking tot een leningsovereenkomst

In deze zaak, die op 18 oktober 2019 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, hebben (eiseres 1), (eiser 2) en (eiser 3) een kort geding aangespannen tegen de Bank. De eisers vorderden een verbod op de voorgenomen veiling van onroerend goed, dat door de Bank was aangekondigd wegens een onbetaalde lening. De Bank had een lening van US $ 2.000.000,00 verstrekt aan (eiseres 1) op basis van een Commitment Letter, waarbij (eiser 2) en (eiser 3) als borg stonden. De lening was opeisbaar geworden omdat (eiseres 1) niet tijdig de verschuldigde bedragen had betaald. De eisers stelden dat de Bank de kredietrelatie niet had mogen opzeggen en dat de veiling in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Het Gerecht oordeelde dat de Bank gerechtigd was om de aan haar verstrekte zekerheden uit te winnen, omdat de lening niet was terugbetaald. De vordering van de eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de Bank. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor de proceskosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM201901107
Vonnis in kort geding van 18 oktober 2019
inzake

1.(eiseres 1),

2. (
(eiser 2),
2. (
(eiser 3),
gevestigd dan wel wonende in Sint Maarten,
-eisers-
gemachtigde: mr. J.G. Bloem,
tegen
(gedaagde),
rechtspersoon naar vreemd recht,
kantoorhoudende in Sint Maarten,
-gedaagde-
gemachtigde: mr. R. Zwanikken.
Eisers zullen hierna ook ‘(eiseres 1)’, ‘(eiser 2)’ en ‘(eiser 3)’ worden genoemd en gedaagde ‘de Bank’. (Eiser 1) en (eiser 2) zullen gezamenlijk ook ‘de Borgen’ worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Op 7 oktober 2019 hebben (eiseres 1), (eiser 2) en (eiser 3) ter griffie van het Gerecht een verzoekschrift ‘
strekkende tot s(t
)opzetting openbare veiling’met producties ingediend. Bij brief van 10 augustus 2019 heeft de gemachtigde van de Bank een conclusie van antwoord en producties ter griffie doen bezorgen. Op dezelfde datum heeft de gemachtigde van (eiseres 1) en de Borgen aanvullende producties ter griffie ingediend. Vervolgens heeft op 11 oktober 2019 de mondelinge behandeling van het kort geding plaatsgevonden. De beide gemachtigden zijn verschenen alsmede (eiser 2) en (eiser 3). Gemachtigden hebben het woord gevoerd en zij hebben voorts pleitaantekeningen overgelegd. (eiser 2) en (eiser 3) hebben ook het woord gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 10/11 oktober 2011 hebben partijen een zogenoemde Commitment Letter (hierna ook: ‘de CL’) ondertekend op grond waarvan de Bank de verbintenis is aangegaan het bedrag van US $ 2.000.000,00 aan (eiseres 1) ter beschikking te stellen (vergelijk productie 4 verzoekschrift). De geldlening is in dit document omschreven als een ‘demand non-revolving loan’. Het bedrag is in maart 2012 aan (eiseres 1) ter beschikking gesteld.
2.2.
In de CL is ter zake van ‘Repayment’ het volgende bepaald:

Facility is repayable in 59 equal monthly instalments of principal and interest of USD 17,423 applied first to accrues interest, commencing 30 days after the initial advance, with a balloon payment for all outstanding amounts to be made on or before the 60th month. The term of the loan is 5 years and amortization of the loan is 15 years.
2.3.
Tot zekerheid voor de terugbetaling van de lening heeft de Bank zekerheden bedongen waaronder, en voor zover van belang, een hypotheekrecht op erfpachtrechten (‘long lease property’) en persoonlijke borgstellingen van (eiser 2) en (eiser 3) tot bedragen van US $ 2.000.000,00.
2.4.
De op 23 maart 2012 ten gunste van de Bank ondergezette erfpachtrechten zijn beschreven in meetbrieven SXM SB 018/1997, SXM SB 019/1997, SXM SB 020/1997, SXM SB 021/1997, tot welke percelen (eiser 2) is gerechtigd, en SXM SB 025/1997, tot welk perceel (eiser 3) is gerechtigd.
2.5.
Bij brief van 28 september 2018 bericht de gemachtigde van de Bank het volgende aan (eiseres 1) met cc aan (eiser 2) en (eiser 3):
‘(…)
The 5-year term of the loan expired in March 2017. Last year, the bank extended the term of the loan for one year. The extended term expired in March 2018. At that point, the bank didn’t extend the loan, neither does it intend to extend it.
Your company, (eiseres 1) (“…)”) didn’t make the balloon payment in the amount of US $ 1,556,489.98. This means that your company is currently in default as meant in article 11 of Schedule A, the Additional terms and Conditions applicable to all Credits and that (i) all indebtedness and liability of your company to the bank has become immediately due and payable and (ii) all security held by the bank has immediately become enforceable.
At present you owe the bank an amount of US $ 1,391,162.22 to be augmented with accruing interest and costs.
Based on the Commitment letter, as well as (subsidiary) on substantial grounds, that will be further substantiated in more detail below, the Bank hereby writes to provide you with notices of its intention to terminate its banking relationship with (eiseres 1).
Based on de Commitment Letter and on applicable general terms and conditions, the bank has the legal right to terminate its banking relationship with your company with immediate effect. Based on standards of reasonability only, the bank is prepared to grant you a term of(…)
six (6) months, to seek and find alternative banking arrangements to meet your banking needs
(…)’
2.6.
Bij brief van 29 mei 2019 heeft de Bank ‘
its relationship’met (eiseres 1) beëindigd en uiterlijk voor 30 juni 2019 betaling van het restantbedrag US $ 1.317.647,65 gevorderd. In deze brief is voorts de veiling van erfpachtrechten aangekondigd indien tijdige betaling uitblijft.
2.7.
Bij exploten van 17 en 18 september 2019 is de veiling van de onder sub 2.4. vermelde erfpachtrechten aan (eiseres 1) en de Borgen aangezegd. De aangezegde datum en het tijdstip van de veiling is 30 oktober 2019 om 10:00 uur in (hotel) in Philipsburg te Sint Maarten. In de aanzeggingen van (eiseres 1) en de Borgen is een schuld van US $ 1.317.647,65 aan de Bank vermeld.
2.8.
Zowel (eiseres 1) als de Borgen hebben deze restantschuld aan de Bank onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1 (
eiseres 1), (eiser 2) en (eiser 3) vorderen -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (i) de executie op 30 oktober 2019 verbiedt (ii) de Bank beveelt de kredietrelatie met (eiseres 1) voort te zetten en (iii) de Bank in de proceskosten veroordeelt.
3.2. (
eiseres 1) en de Borgen leggen aan hun vordering ten grondslag dat de Bank de kredietrelatie niet (tussentijds) had mogen opzeggen. Volgens (eiseres 1) en de Borgen is de kredietrelatie na maart 2017 ten minste voor een periode van 5 jaren verlengd, zodat de lening niet opeisbaar is. Volgens (eiseres 1) en de Borgen staat buiten kijf dat de op grond van de CL maandelijks verschuldigde bedragen tijdig aan de Bank zijn betaald. Een bevoegdheid om de erfpachtrechten van de Borgen te veilen komt de Bank dan ook niet toe. Door dit wel te doen, schendt de Bank haar jegens (eiseres 1) en de Borgen in acht te nemen zorgplicht. Ook maakt de Bank hierdoor misbruik van haar bevoegdheid. De opzegging is verder in strijd met de redelijkheid en billijkheid die de Bank jegens (eiseres 1) en de Borgen in acht hadden behoren te nemen. Ook voeren (eiseres 1) en de Borgen aan dat de Bank de bepaling van artikel 544 Rv niet in acht heeft genomen door in de aanzeggingen van de veiling geen specificatie van het verschuldigde bedrag op te nemen.
3.3.
De Bank voert gemotiveerd verweer tegen de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
Het Gerecht is op grond van artikel 438 Rv bevoegd het executiegeschil te beoordelen zonder dat een spoedeisend belang behoeft te worden gesteld.
4.2. (
eiseres 1) en de Borgen stellen dat de bepaling van artikel van 544 Rv niet in acht is genomen omdat geen specificatie van de vordering in de aanzeggingen is vermeld. Op deze grond is de aanzegging vernietigbaar. Deze vernietigbaarheid blijkt uit de toelichting op artikel 544 Rv, aldus (eiseres 1) en de Borgen.
4.3.
Het Gerecht is voorshands van oordeel dat deze stelling onjuist is. De bepaling van 544 lid 2 onder a Rv brengt mee dat in de aanzegging zo nauwkeurig mogelijk het bedrag is vermeld waarvoor de hypotheekhouder uit hoofde van zijn recht tot executie wil overgaan. Dit aan de Bank verschuldigde bedrag waarvoor de Bank de veiling voorbereidt, is nadrukkelijk in de aanzeggingen vermeld. De bepaling verlangt geen specificatie. Van aantastbaarheid van de aanzegging, executie of zelfs de veiling bij schending van dit vormvoorschrift -zoals (eiseres 1) en de Borgen ter zitting hebben beweerd- is geen sprake. Hoogstens kan schending van het vormverzuim schadeplichtigheid van hypotheekhouder meebrengen. Deze sanctie blijkt wel uitdrukkelijk uit de toelichting op artikel 544 Rv.
4.4.
Uit de CL volgt dat (eiseres 1) als geldnemer uiterlijk op of voor de 60e maand het geleende bedrag aan de Bank dient terug te betalen. (eiseres 1) en de Borgen erkennen dat deze termijn in maart 2017 afliep. Over de verdere uitleg van de bepaling ‘
Repayment’ twisten partijen niet (vergelijk sub 2.2. van de feitenvaststelling). Uit de CL volgt dat het geleende bedrag uiterlijk na 60 maanden in zijn geheel dient te zijn terugbetaald. Gedurende 59 maanden dient maandelijks het bedrag van US $ 17.423,00 aan de Bank te worden betaald waarna uiterlijk op of voor de 60e maand een zogenoemde ‘
balloon payment’aan de Bank dient plaats te vinden. Deze ‘
balloon payment’is de verbintenis van (eiseres 1) om het restantbedrag uiterlijk na 5 jaar/60 maanden terug te betalen. Tussen partijen staat vast dat (eiseres 1) deze ‘
balloon payment’niet aan de Bank heeft gedaan. Ter toelichting overweegt het Gerecht nog dat de zinsnede ‘
amortization of the loan is 15 years’slechtsinhoudt dat bij de vaststelling en de berekening van de omvang van de 59 aan de Bank maandelijks te betalen termijnen is verondersteld dat de lening een duur heeft van 15 jaren. De lening kent evenwel een duur van 5 jaar en dient uiterlijk na ommekomst van deze termijn in zijn geheel aan de Bank te zijn terugbetaald.
Slechtsvoor de vaststelling en de berekening van de verschuldigde 59 maandtermijnen zijn partijen in CL uitgegaan van 15 jaren. Partijen onderkennen deze ‘beperkte’ betekenis van de zinsnede ‘
amortization of the loan is 15 years’.
4.5.
Uit de feitenvaststelling sub 2.8. volgt dat de ‘
Repayment’ bepaling niet is nagekomen. (eiseres 1) had de lening uiterlijk in maart 2017 moeten terugbetalen maar in plaats daarvan was in maart 2017 slechts een derde gedeelte van de lening aan de Bank betaald. De Bank heeft dan ook op grond van de CL opeisbaar van (eiseres 1) het onbetaald gelaten restantbedrag te vorderen. De Bank heeft het restantbedrag bij brief van 28 september 2018 van (eiseres 1) doen vorderen. (eiseres 1) heeft geen gevolg gegeven aan deze sommatie. Hierdoor is (eiseres 1) op grond van artikel 11 van de bij de CL behorende Schedule A jegens de Bank in verzuim geraakt. De Bank is op grond van dezelfde bepaling gerechtigd de aan haar verstrekte zekerheden uit te winnen.
4.6.
Tot zekerheid voor de terugbetaling van de lening hebben (eiser 2) en (eiser 3) zich op grond van de CL borg gesteld en zij hebben voorts in verband met de verbintenissen uit hoofde van de borgstellingen hypotheekrechten op erfpachtrechten aan de Bank verleend. Op deze erfpachtrechten is een gebouw opgericht dat op 26 augustus 2019 door (x) is gewaardeerd (vergelijk productie 6 van de Bank). [1] Nu ook (eiser 2) en (eiser 3) in verzuim zijn hun verbintenissen uit de borgstelling jegens de Bank na te komen, is de Bank op grond van de CL en de aan haar verstrekte hypotheekrechten gerechtigd de door de Borgen toebehorende erfpachtrechten uit te winnen. Hiertoe dient de aangezegde veiling.
4.7. (
eiseres 1) en de Borgen menen evenwel dat de Bank de lening na maart 2017 heeft verlengd voor een periode van ten minste 5 jaren en dat aan de (tussentijdse) opzegging van lening mitsdien geen rechtsgevolg mag worden verbonden. Volgens (eiseres 1) en de Borgen volgt uit geen enkel document dat de Bank de geldlening slechts voor een jaar heeft verlengd. De verlenging en voortzetting van de geldlening voor de duur van 5 jaren volgt in elk geval uit de rentebrieven die (eiseres 1) op 27 maart 2017 en 9 augustus 2018 van de Bank heeft ontvangen. Zonder voortzetting/verlenging van de geldlening zouden geen rentebrieven zijn verzonden. Ook is verlenging van geldleningen in Sint Maarten gebruikelijk. Dat blijkt ook uit de omstandigheid dat de Bank de persoonlijke lening aan (eiser 3) na afloop van de 5 jaar termijn heeft voortgezet. Een dergelijke verlenging/voortzetting tot aan de zogenoemde ‘
amortization period’zou in vele andere gevallen ook zijn toegestaan, aldus (eiseres 1) en de Borgen. Nu verlenging en voortzetting heeft plaatsgevonden dient voor het opeisbaar maken van de lening opzegging plaats te vinden. En volgens (eiseres 1) en de Borgen is de opzegging door de Bank strijdig met haar jegens (eiseres 1) en de Borgen in acht te nemen zorgplicht, de redelijkheid en billijkheid en levert de opzegging zelfs misbruik van bevoegdheid op.
4.8.
Allereerst stelt het Gerecht vast dat gesteld noch gebleken is dat de Bank aan (eiseres 1) heeft medegedeeld -op welke wijze dan ook- dat de lening met een periode van 5 tot 10 jaren is verlengd. Het Gerecht stelt vast dat de Bank slechts in correspondentie (eiseres 1) heeft bericht dat de lening voor een periode van 1 jaar is verlengd. De stelling van (eiseres 1) en de Borgen dat de Bank de lening met een periode van 5 tot 10 jaren heeft verlengd, passeert het Gerecht dan ook. Deze stelling is nergens op gebaseerd. Aanknoping bij de ‘
amortization period’van 15 jaar is evenmin op zijn plaats omdat beide partijen de beperkte betekenis hiervan onderkennen. [2] Met deze amortisatie periode is niet de duur van de lening bedoeld maar beoogt slechts de omvang van maandelijks verschuldigde bedragen vast te stellen.
4.9.
Ook stellen (eiseres 1) en de Borgen dat (eiseres 1) recht heeft op verlenging van de lening van ten minste 5 jaren en maximaal 10 jaren. Hiervan uitgaande is de geldlening nog niet opeisbaar en kunnen de zekerheden niet worden uitgewonnen. De gronden voor dit recht zijn volgens (eiseres 1) en de Borgen gelegen in de omstandigheden dat (i) de Bank ook aan (eiser 3) in privé een dergelijke verlenging heeft gegund en dat verlenging van geldleningen in het algemeen gebruikelijk is in Sint Maarten en (ii) de door de Bank aan (eiseres 1) verzonden rentebrieven laatstelijk nog 9 augustus 2018.
4.10.
Het Gerecht is voorshands van oordeel dat hetgeen de Bank met de heer (eiser 3) ter zake van de verlenging van zijn persoonlijke lening heeft afgesproken van geen belang is voor de beoordeling of een andere geldnemer recht heeft op zo’n verlenging. Een van de uitgangspunten van het verbintenissenrecht van Sint Maarten is dat contractsvrijheid bestaat en dat overeenkomsten slechts tussen partijen gelden. De aan (eiser 3) persoonlijk verstrekte lening houdt geen enkel verband met de aan (eiseres 1) verstrekte geldlening op grond van de CL. Van enig rechtens relevante samenhang van de geldleningen is evenmin sprake. Indien de Bank de ene geldnemer voortzetting van het krediet toestaat, hoewel opeisbaar, maar nog niet opeist, betekent niet dat op deze grond een andere geldnemer ook recht heeft op een dergelijke verlenging of voortzetting. De Bank hoeft geldnemers betrokken bij verschillende geldleningen en verstrekt onder verschillende voorwaarden niet gelijk te behandelen indien het betreft de opeising van de schuld. Daar komt nog bij dat in geval van de aan (eiseres 1) verstrekte geldlening de Bank heeft moeten vaststellen dat (eiseres 1) niet bereid is gebleken om aan alle voorwaarden waaronder de lening is verstrekt na te leven. [3]
4.11.
De stelling dat verlenging of voortzetting van geldleningen in Sint Maarten gebruikelijk is, passeert het Gerecht. De beoordeling van deze stelling vereist nader onderzoek waarvoor in kort geding geen plaats is.
4.12.
Aan de omstandigheid dat de Bank rentebrieven aan (eiseres 1) heeft verzonden, laatstelijk nog op 9 augustus 2018, kan geen argument worden ontleend voor de stelling dat verlenging van de geldlening heeft plaatsgevonden of dat een verlenging aan (eiseres 1) dient te worden gegund. Immers, op 9 augustus 2018 gold tussen de Bank en (eiseres 1) nog steeds de CL waaruit de opeisbare vordering van de Bank voortspruit en die (eiseres 1) nog niet aan de Bank had terugbetaald. Gelet op de toen nog bestaande rechtsverhouding tussen de Bank en (eiseres 1) uit hoofde van de CL kon en mocht de Bank op grond van de CL wijzigingen van de
‘US Dollar Base Rate’doorvoeren.
4.13.
Op grond van het voorgaande dient de conclusie te worden getrokken dat de Bank op (eiseres 1) een opeisbare vordering heeft en dat geen recht bestaat van (eiseres 1) om de kredietrelatie te verlengen of voort te zetten voor een periode van 5 tot 10 jaren. Verder is de Bank gerechtigd om voor de opeisbare schulden van (eiseres 1) en de Borgen de aan haar verstrekte zekerheden uit te winnen waaronder dus de verhypothekeerde erfpachtrechten van de Borgen. Immers, niet alleen (eiseres 1) betaalt de opeisbare vordering niet ook de Borgen blijven weigerachtig hun opeisbare schuld aan de Bank te betalen.
4.14.
Nu van een verlenging of voortzetting van de geldlening langer dan een jaar niets is gebleken -en evenmin van een recht van (eiseres 1) en de Borgen op een dergelijke verlenging- komt het Gerecht niet toe aan beoordeling van de door (eiseres 1) en de Borgen aangevoerde opzegging van de geldlening. Of de door (eiseres 1) en de Borgen aangevoerde opzegging strijdig is met de redelijkheid en billijkheid, de jegens (eiseres 1) en/of de Borgen in acht te nemen zorgplicht of misbruik van bevoegdheid oplevert, behoeft derhalve in dit kort geding niet te worden beoordeeld.
4.15.
Het Gerecht zal de vordering hierna dan ook afwijzen.
4.16. (
eiseres 1) en de Borgen zullen als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van de Bank kunnen worden begroot op:
salaris gemachtigde NAf 1.500,00
4.17.
Het Gerecht zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren voor zover het betreft de proceskostenveroordeling.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst af de vordering;
5.2.
veroordeelt (eiseres 1), (eiser 2) en (eiser 3) gezamenlijk in de proceskosten aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op NAf 1.500,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor zover het betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 18 oktober 2019 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Current market value: US $ 3.200.000,00; auction value: US $ 2.240.000,00.
2.Mr. Bloem en mr. Zwanniken hebben desgevraagd ter zitting uitvoerig bij deze bepaling stilgestaan en het Gerecht
3.Bijvoorbeeld geen adequate schadeverzekering van het ondergezette gebouw en geen bereidheid om een UBO-en/of aandeelhoudersregister van (eiseres 1) aan de Bank te overleggen.