ECLI:NL:OGEAM:2019:96
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Beperking en opheffing van conservatoir derdenbeslag in kort geding met belangenafweging
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 20 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding waarin (eiseres) verzocht om opheffing van een conservatoir derdenbeslag dat door (gedaagde) was gelegd. Het beslag was gelegd op grond van een vordering uit hoofde van een huurovereenkomst tussen (gedaagde) en een derde partij, waarbij (eiseres) stelde dat zij niet de huurder was en dat het beslag derhalve ondeugdelijk was. De procedure begon op 27 augustus 2019 met de indiening van een verzoekschrift door (eiseres), gevolgd door producties van (gedaagde) en een mondelinge behandeling op 13 september 2019.
Het Gerecht overwoog dat een conservatoir beslag opgeheven dient te worden indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. De rechter benadrukte dat het aan de partij die de opheffing vordert is om aannemelijk te maken dat de vordering van de beslaglegger ondeugdelijk is. In dit geval was het Gerecht van oordeel dat niet summierlijk was aangetoond dat de vordering van (gedaagde) ondeugdelijk was, aangezien er aanwijzingen waren dat (eiseres) mogelijk onder de naam van de derde partij handelde.
Na een belangenafweging besloot het Gerecht het beslag te beperken tot een bedrag van US $ 64.023,04, waarbij het overige beslag werd opgeheven. Tevens werd (eiseres) veroordeeld in de proceskosten van (gedaagde). Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk effect heeft, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.