ECLI:NL:OGEAM:2020:1

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
21 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
SXM201900854-AR 193/2018 en SXM201801055-AR 224/2018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitwinning van goederen na beslaglegging door sociale verzekeringsinstantie

In deze zaak, die op 21 januari 2020 door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, gaat het om een verzet van een eigenaar tegen de uitwinning van een Jeep Wrangler en kantoorinventaris door het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekeringen (SZV). De eigenaar, een rechtspersoon gevestigd in Nevis, had de Jeep Wrangler gekocht van een derde, die premieschulden had bij SZV. Na beslaglegging door SZV op de auto en inventaris, heeft de eigenaar verzet aangetekend tegen de executie van deze beslagen goederen. SZV heeft de actio Pauliana ingeroepen, stellende dat de verkoop van de auto een onverplichte rechtshandeling was die benadeling van schuldeisers tot gevolg had. Het Gerecht oordeelt dat de koopovereenkomst van 8 juni 2015 tussen de eigenaar en de derde is vernietigd, en dat de eigenaar de executie van de beslagen goederen moet dulden. Het verzet van de eigenaar wordt ongegrond verklaard, en de kosten van het geding worden aan de eigenaar opgelegd. De zaak betreft ook een tweede vordering van SZV tegen de derde, die eveneens in het ongelijk wordt gesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummers: SXM201800854/AR 2018/193 /SXM201801055/AR 2018/224
Vonnis van 21 januari 2020
In de zaak (AR 2018/193) van:
(eiseres).,
gevestigd in Nevis,
eiseres,
gemachtigde mr. Pieter P. Soons,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
zetelende in Sint Maarten,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. J. Veen,
en:
(gedaagde sub 2),
wonende in Sint Maarten,
gedaagde sub 2,
en:
(gedaagde sub 3),
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde sub 3,
gemachtigde: mr. Pieter P. Soons
en in de (gevoegde) zaak (AR 2018/224) van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERINGEN,
zetelende in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. Veen,
tegen:
(gedaagde),
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Pieter P. Soons.
Partijen zullen hierna ook ‘(eiseres)’, ‘SZV’, ‘(gedaagde sub 2)’ en ‘(gedaagde sub 3)’ worden genoemd.

1.Het verloop van de procedures

1.1.
Het verloop van de procedures blijkt uit:
  • het inleidende verzoekschrift van (eiseres) binnengekomen ter griffie op 27 juni 2018 met producties (AR 2018/193);
  • het inleidende verzoekschrift van SZV binnengekomen ter griffie op 7 augustus 2018 met producties (AR 2018/224);
  • de brief van 21 augustus 2018 van (gedaagde sub 2) (AR 2018/193);
  • de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie van 18 september 2018 met producties (AR 2018/193);
  • het vonnis van 27 november 2018 in het voegingsincident van het Gerecht;
  • de conclusie van antwoord tevens een antwoord in reconventie en de akte in de gevoegde zaken met producties van 5 maart 2019;
  • de conclusie van dupliek in conventie en conclusie van repliek in reconventie (AR 2018/193) en conclusie van repliek (AR 2018/224) van 11 juni 2019;
  • de conclusie van repliek tevens akte in de gevoegde zaken van 11 juni 2019;
  • de conclusie van dupliek tevens houdende conclusie van dupliek en een akte in de gevoegde zaken met producties van 17 september 2019;
  • de akte uitlating producties van 26 november 2019 in de gevoegde zaken.
1.1.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Uit hoofde van aanslagen ZV/OV [1] en AOV [2] betrekkelijk tot de periode 2011 – 2017 dient (gedaagde sub 3) per 30 mei 2018 de bedragen van NAf 417.214,52 respectievelijk NAf 678.448,94 aan SZV te betalen (hierna ook: ‘de premieschulden’).
2.2.
SZV heeft (gedaagde sub 3) over de periode 2014 – 2017 tevergeefs diverse malen aangemaand om betalingsachterstanden aan SZV te voldoen. In deze periode heeft SZV ook dwangbevelen aan (gedaagde sub 3) doen betekenen. SZV heeft in 2017 en 2018 vorderingen bij derden gedaan teneinde betaling van de premieschulden van (gedaagde sub 3) te verkrijgen [3] .
2.3. (
(gedaagde sub 3) heeft de premieschulden onbetaald gelaten. (gedaagde sub 2) is voor de premieschulden door SZV persoonlijk aansprakelijk gesteld en ook aan (gedaagde sub 2) zijn dwangschriften betekend. Hunt heeft evenmin betalingen aan SZV verricht.
2.4. (
(eiseres) is eigenaar van een op 8 juni 2015 van (gedaagde sub 3) gekochte Jeep Wrangler die aan (gedaagde sub 2) ter beschikking is gesteld. [4] (eiseres) verhuurt de auto aan (gedaagde sub 3). [5] De koopsom van US $ 22.000,00 heeft (eiseres) verrekend met de door (gedaagde sub 3) verschuldigde huur van de auto.
2.5.
Op 7 mei 2018 heeft de deurwaarder in opdracht van SZV beslag gelegd op een Jeep Wrangler en op inventarisgoederen in het kantoor van (gedaagde sub 3).
2.6.
Op 11 juni 2018 heeft de deurwaarder in opdracht van (eiseres) aan SZV een verzetschrift ex artikel 435 Rv en/of 456 Rv en/of artikel 4 Landsverordening dwanginvordering (P.B. 1942, no. 246) van 7 juni 2018 doen betekenen.
2.7.
In dit geschrift verzet (eiseres) zich tegen de tenuitvoerlegging van dwangschriften op goederen toebehorend aan (eiseres).
2.8.
In de op 16 juli 2018 aan (eiseres) en (gedaagde sub 3) betekende brieven van 13 juli 2018 van de gemachtigde van SZV aan (eiseres) en (gedaagde sub 3) is vermeld:
‘(…)
Op 7 mei 2018 is door het USZV executoriaal (bodem) beslag gelegd ten laste van (gedaagde sub 3) op een auto Jeep Wrangler (2012) met VIN(…).
Nadien heeft U een “Bill of sale” geproduceerd waaruit blijkt dat (eiseres) deze auto op 8 juni 2015 zou hebben gekocht.(…)
Het USZV stelt zich op het standpunt dat de verkoop een onverplichte rechtshandeling is en u (beiden) wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling van een of meer schuldeisers in hun verhaals- mogelijkheden het gevolg zou zijn.
Op grond van artikel 3:45 lid 1 BW vernietig ik deze rechtshandeling buiten rechte. Het gevolg daarvan is dat het USZV zich op de auto kan verhalen alsof deze niet werd verkocht en overgedragen.(…)
Het executoriale beslag op de auto wordt derhalve voortgezet.
(…)’

3.De geschillen

AR 2018/193
3.1. (
(eiseres) vordert in conventie -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (i) voor recht verklaart dat (eiseres) op goede gronden in verzet is gekomen (ii) de beslagen opheft (iii) (gedaagde sub 2) en (gedaagde sub 3) beveelt de veroordelingen te gedogen en (iv) SZV in de proceskosten veroordeelt.
3.2.
Aan deze vordering legt (eiseres) ten grondslag dat SZV haar roerende goederen in beslag heeft genomen en dat zij dat niet hoeft te dulden. De door SZV beslagen roerende goederen betreffen reëel eigendom van (eiseres) dat SZV dient te respecteren. SZV mag de beslagen goederen -de Jeep Wrangler en de kantoorinventaris- niet uitwinnen voor de premieschulden van (gedaagde sub 3).
3.3.
SZV vordert in reconventie -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (i) voor recht verklaart dat de koopovereenkomst van 8 juni 2015 tussen (gedaagde sub 3) en (eiseres) met betrekking tot de Jeep Wrangler is vernietigd, althans dat het Gerecht deze koop alsnog vernietigt (ii) de schorsende werking van het verzet opheft (iii) (eiseres) veroordeelt om de executie uit hoofde van de beslagen van 7 mei 2018 te dulden en (iv) (eiseres) veroordeelt in de proceskosten.
3.4.
Partijen bestrijden elkaar vorderingen.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
AR 2018/224
3.6.
SZV vordert -zakelijk weergegeven- dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat de koopovereenkomst van 8 juni 2015 tussen (gedaagde sub 3) en (eiseres) betreffende de Jeep Wrangler is vernietigd, althans dat het Gerecht deze koop alsnog vernietigt (ii) de schorsende werking van het verzet opheft (iii) (gedaagde sub 3) veroordeelt om de executie uit hoofde van de beslagen van 7 mei 2018 te dulden (iv) (gedaagde sub 3) veroordeelt in de proceskosten.
3.7.
Aan deze vordering legt SZV ten grondslag dat de koop bij brief van 13 juli 2018 buitengerechtelijk is vernietigd. Deze brief is zowel aan (eiseres) als (gedaagde sub 3) betekend. Deze vernietiging heeft naast terugwerkende kracht ook goederenrechtelijke werking. Het op 7 mei 2018 gelegde executoriale beslag kleeft derhalve. Als gevolg hiervan is SZV bevoegd om dit voertuig voor de premieschulden uit te winnen. De vordering is op grond van de bepaling van artikel 3:51 lid 2 BW (ook) tegen (gedaagde sub 3) ingesteld.
3.8. (
(gedaagde sub 3) betwist de vordering.
3.9.
Op de stellingen van partijen zal het Gerecht, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

In de beide (gevoegde) zaken AR 2018/193 en AR 2018/224:
Algemeen
4.1.
SZV dient premies, administratieve boetes en al hetgeen SZV uit hoofde van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering in te vorderen volgens de regels die van toepassing zijn op de invordering van directe belastingen. SZV oefent derhalve de bevoegdheden uit die aan de Ontvanger zouden toekomen bij de invordering van directe belastingen. [6] Voor de invordering van hetgeen uit hoofde van de Landsverordening Ziekteverzekering en/of Landsverordening Ongevallenverzekering is verschuldigd, geldt hetzelfde. [7] De premieschulden zijn geformaliseerd bij verscheidene aanslagen. Gesteld noch gebleken is dat deze aanslagen/premiebesluiten zijn vernietigd. Zolang de aanslagen niet zijn vernietigd, dient het Gerecht ervanuit te gaan dat deze aanslagen/premiebesluiten van SZV geldig zijn. [8] Voor zover (eiseres) en/of (eiseres) stellen dat de aanslagen/premiebesluiten niet deugen en op deze grond niet door SZV mogen worden ingevorderd, passeert het Gerecht deze stelling. [9] Immers, de stelling dat de aanslagen/premiebesluiten niet deugen of slechts willekeurig zijn opgelegd heeft (eiseres) en/of (gedaagde sub 3) zonder onderbouwing gelaten. De stelling dat de aanslagen/premiebesluiten pro forma zijn opgelegd, is hiervoor onvoldoende te meer niet omdat niet is gebleken dat (eiseres) en/of (gedaagde sub 3) vanaf 2011 enige actie tegen deze aanslagen/premiebesluiten hebben ondernomen.
4.2.
De heer (gedaagde sub 2) verzoekt het Gerecht nog om toe te staan dat ‘(…) (gedaagde sub 3)
to sit with the highest authority of the SZV to prove through statement and signed mutation forms, signed SZV to verify what is actually owed to SZV(…)’. Dit verzoek kan niet worden gehonoreerd. Niet duidelijk is geworden tegen wie dit verzoek zich richt. (gedaagde sub 2) is in het geding met nummer AR 2018/193 als gedaagde partij betrokken. Niet aannemelijk is dat (gedaagde sub 2) het verzoek als reconventionele vordering tegen (eiseres) heeft willen instellen. Verder stelt het Gerecht vast dat hij als burgerlijke rechter niet bevoegd is de verschuldigdheid noch de hoogte van de premieschulden aan SZV vast te stellen. De bestuursrechter is hiertoe bevoegd [10] zodat een met voldoende waarborgen omgeven rechtsgang voorhanden is waarvan (gedaagde sub 2) gebruik kan maken dan wel gebruik had kunnen maken. Voor een oordeel van de burgerlijke rechter (al dan niet als restrechter) over de geldigheid van de aanslagen/premiebesluiten is geen plaats. Op grond van het voorgaande zal het Gerecht (gedaagde sub 2) niet in zijn verzoek kunnen ontvangen.
4.3.
SZV bedient zich van de actio Pauliana. Het Gerecht overweegt hierover als volgt. Op de invordering van de directe belastingen -en dus ook op de invordering van de premieschulden - geldt
wettelijkgeen open systeem van invordering. [11] De Ontvanger -en dus ook SZV- mag slechts gebruikmaken van bevoegdheden die hij kan ontlenen aan de toepasselijke bepalingen van invordering van directe belastingen [12] . In de toepasselijke wettelijke bepalingen is niet voorzien in de actio Pauliana. Desondanks moet worden aangenomen dat SZV de bevoegdheid toekomt om de actio Pauliana tegen (eiseres) en (gedaagde sub 3) in stelling te brengen. Voor de invoering van de Invorderingswet 1990 op 1 juni 1990 werd zulks ook in Nederland aangenomen in welke periode evenzeer onder vigeur van de Invorderingswet 1845 een gesloten systeem van invordering van belastingen gold. [13]
4.4.
Hierna zal het Gerecht eerst beoordelen of de door SZV ingeroepen actio Pauliana inderdaad kan leiden tot een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst van 8 juni 2015 tussen (gedaagde sub 3) en (eiseres) betreffende de Jeep Wrangler (buitengerechtelijk) is vernietigd, althans tot vernietiging van deze koop. De door SZV ingeroepen actio Pauliana betreft slechts deze koop. Hierna zal het Gerecht het in opdracht van SZV gelegde beslag op deze auto beoordelen, het verzet en de bevoegdheid tot uitwinning van deze auto. Het Gerecht zal het beslag en het verzet tegen de executie van de kantoorinventaris als laatste beoordelen.
Actio Pauliana
4.5. (
(eiseres) en (gedaagde sub 3) beroepen zich op de ‘
exceptio plurium litis consortium’. In dit verband voeren zij aan dat de vernietiging dient te worden ingesteld tegen zowel verkoper en koper: (gedaagde sub 3) respectievelijk (eiseres). Volgens (gedaagde sub 3) en (eiseres) heeft SZV dat niet gedaan. De vordering tot vernietiging is immers slechts ingesteld tegen (gedaagde sub 3) en niet tegen (eiseres).
4.6.
Dit verweer passeert het Gerecht. Immers, de vernietiging uit hoofde van benadeling in de verhaalsmogelijkheden heeft SZV zowel tegen (eiseres) als tegen (gedaagde sub 3) ingesteld. In AR 2018/193 heeft SZV tegen (eiseres) een eis in reconventie ingesteld die ertoe strekt dat voor recht wordt verklaard dat de koop (buitengerechtelijk) is vernietigd, althans heeft SZV de vernietiging gevorderd. In AR 2018/224 heeft SZV een identieke vordering tegen (gedaagde sub 3) ingesteld. Dat zulks is gedaan in twee afzonderlijke (weliswaar gevoegde) zaken, is verder niet van belang. Er bestaat ook geen gevaar dat de uitspraken niet gelijkluidend zijn. Daartoe is namelijk de voeging gevorderd en toegewezen. Er zal ook slechts een vonnis volgen in de beide zaken. [14]
4.7. (
(eiseres) en (gedaagde sub 3) stellen voorts dat de rechtsvordering tot vernietiging van de koop is verjaard en dat de buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van 16 juli 2018 rechtsgevolg mist.
4.8.
Het Gerecht passeert ook dit verweer. Uit de bepaling van artikel 3:52 lid 1 sub c BW volgt dat de rechtsvordering is verjaard als drie jaren zijn verlopen na ontdekking van de benadeling. Niet weersproken is de stelling van SZV dat zij eerst na ontvangst van de Bill of Sale betreffende de Jeep Wrangler SZV op de hoogte is geraakt van het eigendomsrecht van (eiseres), en hiervan ook niet eerder op de hoogte kon zijn. De eigendomspretentie op dit voertuig van (eiseres) werd eerst na het beslag bij SZV bekend.
4.9.
De rechtsvordering is derhalve niet verjaard.
4.10.
Uit de bepaling van artikel 3:45 BW volgt dat indien een schuldenaar bij het verrichten van een onverplichte rechtshandeling wist of behoorde te weten dat daarvan benadeling in hun verhaalsmogelijkheden van een of meer schuldeisers het gevolg zou zijn de rechtshandeling vernietigbaar is.
4.11.
Tussen partijen staat vast dat de koop van de Jeep Wrangler een onverplichte rechtshandeling is. Ook het Gerecht zal hiervan vanuit gaan.
4.12.
De stelling dat door deze koop SZV in haar verhaalsmogelijkheden is benadeeld, weerspreken (gedaagde sub 3) en (eiseres). De koopsom van US $ 22.000,00 is reëel, aldus (gedaagde sub 3) en (eiseres). Ook hadden zij geen wetenschap van de benadeling. (eiseres) was zelfs onbekend met de premieschulden van (gedaagde sub 3).
4.13.
Naar het oordeel van het Gerecht is door het samenstel van rechtshandelingen, namelijk de verrekening van de schuld van (eiseres) aan (gedaagde sub 3) uit hoofde van de koop met haar vordering uit hoofde van de huurovereenkomst, SZV in haar verhaalsmogelijkheden benadeeld. Immers, het gehele bedrag van de koopsom is slechts ten goede gekomen aan een schuldeiser van (gedaagde sub 3). [15] Hierdoor is de koopsom onttrokken aan het verhaal van schuldeisers van (gedaagde sub 3). Hierdoor staat de benadeling van SZV in haar verhaalsmogelijkheden naar het oordeel van het Gerecht vast. [16]
4.14.
Op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd,:
  • i) de bestuurder van (eiseres), mevrouw (b), en de bestuurder van (gedaagde sub 3), de heer (gedaagde sub 2), hebben met elkaar samengewerkt als controleur bij de Directie arbeidszaken van het ministerie van VSA, althans waren van elkaar collega’s;
  • ii) de bestuurders van (gedaagde sub 3) en (eiseres) hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
  • iii) de bestuurder van (gedaagde sub 3) woont in hetzelfde gebouw als de bestuurder van (eiseres);
  • iv) blijkens de oprichtingsakte van (gedaagde sub 3) is de bestuurder van (eiseres) ook bestuurder geweest van (gedaagde sub 3);
  • v) de bestuurders van (eiseres) en (gedaagde sub 3) zijn tevens lid van de raad van commissarissen van stichting (x) die blijkens haar statuten een gelijksoortige doelomschrijving heeft als (gedaagde sub 3);
  • vi) de zus van de bestuurder van (eiseres) is werkzaam bij (gedaagde sub 3);
  • vii) het telefoonnummer van de bestuurder van (gedaagde sub 3) is identiek aan het telefoonnummer van (eiseres);
  • viii) eigendom (‘het pakje’) van de bestuurder van (eiseres) bevindt zich ten tijde van het beslag in de door (gedaagde sub 3) gehuurde, en door (gedaagde sub 2) gebruikte, Jeep Wrangler; en
  • ix) (eiseres) verhuurt de Jeep Wrangler aan (gedaagde sub 3) die de auto aan (gedaagde sub 2) ter beschikking stelt,
staat voor het Gerecht vast dat (eiseres) en (gedaagde sub 3) door de personen van hun bestuurders zakelijk (innig) met elkaar waren en zijn verbonden.
4.15.
Nu verder (eiseres) een in Nevis gevestigde rechtspersoon is zonder vestigingsvergunning in Sint Maarten [17] , welke rechtspersoon niet in het handelsregister van Sint Maarten is geregistreerd, zonder enige andere economische activiteit dan de verhuur van de Jeep Wrangler aan (gedaagde sub 3) [18] en (eiseres) en (gedaagde sub 3) geen enkele omstandigheid hebben aangevoerd, anders dan dat (gedaagde sub 3) geen goederen op haar balans wenst te hebben [19] die inzicht biedt in de bedrijfseconomische relevantie van de koop en verhuur van de auto [20] , gaat het Gerecht ervanuit dat zowel (eiseres) [21] en (gedaagde sub 3) met de koop en verhuur enkel hebben beoogd elk verhaal van crediteuren op (gedaagde sub 3), waaronder SZV, op de Jeep Wrangler onmogelijk te maken. Wetenschap van benadeling in verhaalsmogelijkheden van de premieschulden aan de zijde van (eiseres) en (gedaagde sub 3) heeft SZV dan ook naar het oordeel van de Gerecht genoegzaam aangetoond.
4.16.
Nu geen andere verweren tegen de vernietiging van de koop zijn aangevoerd, dient het oordeel te zijn dat SZV de koop met succes buitengerechtelijk heeft vernietigd. Op grond van het voorgaande is verder niet van belang of de Jeep Wrangler voor een reële koopsom aan (eiseres) is verkocht. Beoordeling hiervan zal dan ook achterwege blijven.
Beslag op Jeep Wrangler
4.17.
Uit productie 6 van het inleidende verzoekschrift van (eiseres) blijkt dat op grond van dwangschriften ten laste van (gedaagde sub 3) beslag op de Jeep Wrangler is gelegd. [22] Beslag is wellicht ook ten laste van (gedaagde sub 2) gelegd maar uit door (gedaagde sub 3) zelf in het geding gebrachte producties blijkt in elk geval ook dat ten laste van (gedaagde sub 3) beslag op de Jeep Wrangler is gelegd.
4.18.
Allereerst stelt het Gerecht vast dat SZV geen bodembeslag op de Jeep Wrangler heeft kunnen leggen. De Jeep Wrangler bevond zich ten tijde van het beslaglegging immers niet op de bodem van (gedaagde sub 3). Ook is een auto (veelal) geen bodemgoed. [23] SZV heeft een executoriaal verhaalsbeslag op de Jeep Wrangler doen leggen ten laste van de premieschuldige debiteur (gedaagde sub 3). In de akte uitlating producties van 26 november 2019 is uiteengezet dat met de term ‘grondbeslag’ niet bodembeslag is bedoeld maar een eerste beslag. Deze uitleg neemt het Gerecht over ook omdat (eiseres) zich niet tegen deze uitleg heeft verzet.
4.19.
Dit betekent dat een geldig executoriaal verhaalsbeslag op een roerende zaak van (eiseres) ten laste van (gedaagde sub 3) is gelegd. Immers, door middel van de dwangschriften heeft de SZV de bevoegdheid zich zelf te voorzien van voor tenuitvoerlegging vatbare titels [24] . De stelling dat het beslag niet op juiste wijze is gelegd, passeert het Gerecht.
4.20. (
(Eiseres) heeft nog aangevoerd dat SZV de Jeep Wrangler onrechtmatig heeft doorzocht en weggevoerd. Het Gerecht sluit zeker niet uit dat SZV zonder enige bevoegdheid de Jeep Wrangler onder zich heeft genomen [25] en heeft doorzocht, maar dat kan geen afbreuk doen aan het in opdracht van SZV gelegde beslag op de Jeep Wrangler. Hoogstens zouden deze omstandigheden kunnen leiden tot een aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad jegens (eiseres) en/of (gedaagde sub 3) en/of (gedaagde sub 2). Zij hebben evenwel in de gedingen geen schadevergoeding gevorderd, zodat deze stelling geen verdere bespreking behoeft.
Verzet door (eiseres)
4.21.
Artikel 4 van de Landsverordening dwanginvordering bepaalt dat de tenuitvoerlegging van een dwangschrift niet kan worden geschorst dan door een verzet, met redenen omkleed. Bij exploit van 11 juni 2018 heeft (eiseres) verzet gedaan tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschriften. Voor het geval (eiseres) niet toekomt verzet in te stellen, heeft (eiseres) voorts verzet gedaan op grond van artikel 435 Rv en/of 456 Rv. [26] Binnen een maand [27] heeft (eiseres) het geding bij het Gerecht aanhangig gemaakt, zodat de tenuitvoerlegging van de dwangschriften thans is geschorst.
4.22.
Nu op grond van de Bill of Sale dient te worden aangenomen dat (gedaagde sub 3) de Jeep Wrangler heeft verkocht en geleverd aan (eiseres) heeft (eiseres) recht en belang om zich op grond van artikel 4 van de Landsverordening dwanginvordering tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschrift te verzetten. Uit het in Nederland geldende artikel 17 van de Invorderingswet 1990 volgt dat alleen de belastingschuldige verzet kan doen. Deze beperking is in artikel 4 van de Landsverordening dwanginvordering niet te lezen. Bovendien is in de laatste landsverordening niet voorzien in een rechtsgang op grond waarvan derden door middel van een aan de Directeur van de belastingdienst te richten beroepschrift om bescherming van hun (eigendoms-)aanspraken op door de Ontvanger beslagen goederen kunnen verzoeken. [28] Overigens biedt het verzet voor zover dit is gegrond op artikel 435 Rv en/of 456 Rv aan (eiseres) niet meer of een andere bescherming dan de bepaling van artikel 4 van de Landsverordening dwanginvordering.
4.23.
Nu de stelling van (eiseres) is dat de Jeep Wrangler aan haar in eigendom toebehoort, en niet aan (gedaagde sub 3), dient te worden beoordeeld of (eiseres) zich met succes kan verzetten tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschriften op de Jeep Wrangler.
SZV bevoegd om tot uitwinning van Jeep Wrangler over te gaan?
4.24.
Hiervoor heeft het Gerecht vastgesteld dat SZV met succes de koopovereenkomst tussen (gedaagde sub 3) en (eiseres) heeft vernietigd en het beslag geldig is gelegd. Ook heeft het Gerecht hiervoor al vastgesteld dat niet gebleken is dat de aanslagen ondeugdelijk zijn dan wel dat SZV willekeurig de aanslagen heeft opgelegd. Andere weren tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschriften zijn niet gesteld. Op grond hiervan is SZV bevoegd om de Jeep Wrangler voor de premieschulden uit te winnen in overeenstemming met de hiervoor geldende voorschriften van een executoriaal beslag op een roerende zaak. In dit verband wijst het Gerecht ook op HR 11 juni 1993, NJ 1993, 563. SZV heeft de buitengerechtelijke vernietigingsverklaring zowel jegens (gedaagde sub 3) als (eiseres) uitgebracht en tegen beide rechtspersonen dienovereenkomstige rechtsvorderingen ingesteld. [29]
4.25.
Dit betekent dat (eiseres) zich niet met succes kan verzetten tegen de uitwinning van de Jeep Wrangler op grond van het ten laste van (gedaagde sub 3) gelegd executoriaal verhaalsbeslag. Zowel (eiseres) als (gedaagde sub 3) dient de uitwinning te dulden. Nu het Gerecht het verzet hierna ongegrond zal verklaren en het Gerecht (eiseres) en (gedaagde sub 3) zal veroordelen om de executie te dulden, kan van een verdere schorsing van de tenuitvoerlegging vanaf de datum van deze uitspraak geen sprake zijn [30] .
De kantoorinventaris
4.26.
SZV heeft ook executoriaal verhaalsbeslag gelegd op de bij (gedaagde sub 3) in gebruik zijnde kantoorinventaris van (eiseres). Ook tegen de uitwinning van dit verhaalsbeslag verzet (eiseres) zich. De stelling van (eiseres) is dat zij eigenaresse is van deze inventarisgoederen en dat zij deze goederen verhuurt aan (gedaagde sub 3). Hieraan voegt (eieres) nog toe dat reëel eigendom door SZV dient te worden gerespecteerd en dat de inventarisgoederen in het kantoor van (gedaagde sub 3) reëel eigendom van (eiseres) is. Ter staving van deze stellingen brengt (eiseres) een huurovereenkomst in het geding en diverse aankoopdocumenten.
4.27.
Voor zover de inventarisgoederen van (eiseres) zogenoemde bodemgoederen zijn, hoeft SZV het eigendomsrecht van (eiseres) niet respecteren. Dat volgt met zoveel woorden uit de bepaling van artikel 8 van de Landsverordening dwanginvordering. Alleen wanneer SZV al dan niet op grond van gepubliceerd beleid het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt dat zij onder bepaalde omstandigheden rechten van derden zal respecteren, kan SZV in rechte hieraan worden gehouden. In dit verband beroept (eiseres) zich op het zogenoemde door de Ontvanger gebruikte Handboek Zinken [31] . Een exemplaar van dit handboek legt (eiseres) evenwel niet over. Het Gerecht kan dan ook niet nagaan onder welke omstandigheden de Ontvanger rechten van derden dient te respecteren zodat het Gerecht hieraan voorbij gaat. SZV brengt daarentegen een ‘Leidraad invorderingsbeleid’ van SZB uit 1999 in het geding. Niet duidelijk is geworden of deze leidraad is gepubliceerd. Nu SZV deze leidraad evenwel zelf in het geding brengt, en zich hierop beroept, zal het Gerecht deze leidraad voor SZV bindend achten.
4.28.
Uit artikel 7.3 van deze leidraad leidt het Gerecht af dat SZV (reëel) eigendom van derden respecteert, tenzij zich een van de uitzonderingen voordoet. In deze uitzonderingsgevallen is geen sprake zijn van reëel eigendom. [32] Het Gerecht zal hierna dan ook beoordelen of de kantoorinventaris aan (eiseres) in (reëel) eigendom toebehoort.
4.29.
De stelling dat de inventarisgoederen (reëel) eigendom van (eiseres) zijn, bestrijdt SZV. SZV voert aan dat de huurovereenkomst betrekkelijk tot de kantoorinventaris niet door (eiseres) is gesloten. De in het geding gebrachte huurovereenkomst waaruit het eigendomsrecht van de kantoorinventaris zou moeten blijken, heeft (gedaagde sub 3) met (eiseres) gesloten. Deze huurovereenkomst is in 2010 tot stand gekomen, terwijl (eiseres) eerst in 2013 is opgericht.
4.30.
Weliswaar stelt (eiseres) dat zij de activiteiten van (eiseres) heeft overgenomen, maar zij legt hiervan geen enkele schriftelijke onderbouwing over. Dat had naar het oordeel van het Gerecht wel op (eiseres) weg gelegen, zodat het Gerecht deze stelling passeert.
4.31. (
(eiseres) legt -naast de huurovereenkomst- nog talrijke facturen en aankoopdocumenten over waaruit haar eigendomsrecht van de kantoorinventaris zou moeten blijken.
4.32.
Naar het oordeel van het Gerecht blijkt uit deze stukken niet dat (eiseres) ook de inbeslaggenomen kantoorinventaris heeft gekocht. Verder blijkt uit deze stukken dat veel goederen zijn aangekocht voor de oprichting van (eiseres) in 2013. [33] Deze stukken geven dan ook geen onderbouwing van de stelling dat (eiseres) van de inbeslaggenomen kantoorinventaris eigenaar is.
4.33.
Op grond van het voorgaande is het Gerecht van oordeel de (eiseres) niet heeft kunnen aantonen dat zij rechten op de door SZV inbeslaggenomen kantoorinventaris kan doen gelden. (eiseres) kan zich dus niet met succes beroepen op bescherming van enig recht op deze inventaris.
4.34.
Het verzet voor zover dat is gedaan tegen de tenuitvoerlegging van de dwangschriften op de kantoorinventaris zal ook ongegrond worden verklaard.
4.35.
Op grond van het voorgaande dient de conclusie te worden getrokken dat in de
zaak AR 2018/193in conventiehet verzet ongegrond zal worden verklaard. SZV is verder niet gehouden om de beslagen op te heffen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal (eiseres) in de proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van SZV tot op heden kunnen worden begroot op:
gemachtigdensalaris NAf 1.800,00 (2 x tarief 5 van NAf 900,00)
4.36.
De proceskosten aan de zijde van (gedaagde sub 2) en (gedaagde sub 3) zullen tot op heden worden begroot op nihil.
4.37.
In reconventie zal het Gerecht voor recht verklaren dat dat de koop van 8 juni 2015 is vernietigd. Nu het verzet in conventie ongegrond is verklaard mag SZV de executie van de op 7 mei 2018 gelegde beslagen goederen voortzetten hetgeen (eiseres) zal hebben te dulden. Als de in het ongelijk gestelde partij zal (eiseres) ook in reconventie in proceskosten worden veroordeeld die aan de zijde van SZV tot op heden kunnen worden begroot op:
gemachtigdensalaris NAf 900,00 (2 x tarief 5 van NAf 900,00 x1/2).
4.38.
In de
zaak AR 2018/224zal het Gerecht voor recht verklaren dat de koop is vernietigd en dat SZV het recht heeft om de executie van het op 7 mei 2018 gelegde beslag op de Jeep Wrangler voor te zetten. (gedaagde sub 3) zal worden veroordeeld om de executie van het op 7 mei 2018 gelegde beslag te dulden. Overigens zal de vordering worden afgewezen. Tot slot zal in deze zaak (gedaagde sub 3) in de proceskosten worden veroordeeld die tot op heden aan de zijde van SZV kunnen worden begroot op:
vastrecht NAf 450,00
kosten exploit NAf 240,50
gemachtigdensalaris NAf 1.800,00(2 x tarief 5 van NAf 900,00)
totaal NAf 2.490,50
4.39.
Het Gerecht zal de uitspraken hierna uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
4.40.
Alle overige verzoeken, vorderingen en stellingen van partijen hoeven geen bespreking meer. Aan een beslissing over bewijslevering komt het Gerecht niet toe.
5. De beslissing
Het Gerecht:
in de zaak AR 2018/193
in conventie
5.1.
wijst af de vordering en verklaart het verzet ongegrond;
5.2.
veroordeelt (eiseres) in de proceskosten van het geding aan de zijde van SZV tot op heden begroot op NAf 1.800,00 en aan de zijde van (gedaagde sub 2) en (gedaagde sub 3) tot op heden begroot op nihil;
5.3.
verklaart het vonnis voor zover het betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.4.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst van 8 juni 2015 betreffende de Jeep Wrangler tussen (gedaagde sub 3) en (eiseres) is vernietigd;
5.5.
veroordeelt (eiseres) om de executie uit hoofde van de in opdracht van SZV op 7 mei 2018 gelegde executoriale beslagen op de kantoorinventaris en de Jeep Wrangler te dulden;
5.6.
veroordeelt (eiseres) in de kosten van het geding die tot op heden aan de zijde van SZV kunnen worden begroot op NAf 900,00;
5.7.
verklaart het vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de zaak AR 2018/224
5.9.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst van 8 juni 2015 betreffende de Jeep Wrangler tussen (gedaagde sub 3) en (eiseres) is vernietigd;
5.10.
veroordeelt (gedaagde sub 3) om de executie uit hoofde van de in opdracht van SZV op 7 mei 2018 gelegde executoriale beslag op de Jeep Wrangler te dulden;
5.11.
veroordeelt (gedaagde sub 3) in de kosten van het geding die tot op heden aan de zijde van SZV kunnen worden begroot op NAf 2.490,50;
5.12.
verklaart het vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.13.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in het incident
5.14.
compenseert de proceskosten zodanig dat elke partij de eigen kosten dient te dragen;
het verzoek van (gedaagde sub 2)
5.15.
verklaart (gedaagde sub 2) in zijn verzoek niet ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks, rechter, en op 21 januari 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Ziekteverzekering en Ongevallenverzekering.
2.Algemene Ouderdomsverzekering.
3.Vergelijk artikel 10 van de Landsverordening op de invordering van directe belastingen.
4.Vergelijk Bill of Sale (productie 15 van het inleidende verzoekschrift van SZV). Als feit kan worden opgenomen dat (eiseres) hiervan eigenaar is omdat de eventuele vernietiging van de koop en levering slechts jegens SZV werkt maar niet jegens alle anderen.
5.Vergelijk productie 17 van het inleidende verzoekschrift van SZV.
6.Artikel 29 lid 4 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering.
7.Artikel 8j lid 1 van de Landsverordening Ziekteverzekering en artikel 8i lid 1 Landsverordening Ongevallenverzekering.
8.De aanslagen/premiebesluiten hebben formele rechtskracht ook als niet tijdig tegen de aanslagen een rechtsmiddel is aangewend. In elk geval: zolang de aanslagen niet door de bestuursrechter, waartoe ook de belastingrechter is te rekenen, zijn vernietigd, geldt: HR 7 april 1995,
9.Vergelijk ook artikel 4 lid 3 van de Landsverordening dwanginvordering.
10.Waartoe ook de belastingrechter valt te rekenen.
11.Geen wettelijk open systeem van invordering zoals dit in artikel 3 van de Invorderingswet 1990 was bepaald en dat thans is opgenomen in de bepaling van artikel 4:124 Awb.
12.Vergelijk HR 28 augustus 1975,
13.Vergelijk J.J. Vetter/A.J. Tekstra, Invordering van belastingen, Wolters Kluwer, negende druk, 2016, p. 171. Ook de actie uit onrechtmatige daad mocht de Ontvanger instellen, hoewel de (oude) Invorderingswet 1845 daarin niet voorzag. Overigens moet sinds ‘Benckiser’, HR 14 april 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC3549, en ‘Windmill’, HR 26 januari 1990, ECLI:NL:HR:1990:AC0965, (en vele andere arresten) ervan worden uitgegaan dat SZV in kader van de invordering van de premieschulden ook alle privaatrechtelijke acties, waaronder de actio Pauliana, mag gebruiken: van ongeoorloofde doorkruising van de publiekrechtelijke invorderingsregels zal niet snel sprake zijn.
14.Vergelijk ook HR 11 juni 1993,
15.(eiseres) namelijk.
16.Vergelijk HR 3 april 1911, W 9169; HR 22 mei 1992,
17.Waardoor (eiseres) in strijd handelt met het bepaalde in artikel 2 van de Landsverordening vestigingsregeling voor bedrijven. Reeds op deze grond zou de transactie tussen (eiseres) met (gedaagde sub 3) op grond van artikel 3:40 BW aantastbaar kunnen zijn. Hieraan heeft SZV evenwel geen stellingen gewijd, zodat het Gerecht hierop zijn oordeel niet zal baseren.
18.Van verhuur van kantoorinventaris aan (gedaagde sub 3) mag niet worden uitgegaan: (eiseres) heeft deze huurovereenkomst met (gedaagde sub 3) gesloten.
19.Waardoor crediteuren geen verhaal op (gedaagde sub 3) hebben.
20.Een toelichting waarom de Jeep Wrangler aan (eiseres) eerst is verkocht om deze auto vervolgens aan (gedaagde sub 3) te verhuren, is achterwege gebleven. Dat (eiseres) van ‘leasing’ haar bedrijf maakt, is niet gesteld en evenmin gebleken. Alle overige huurovereenkomsten die in het geding zijn gebracht, zijn door (eiseres) aangegaan.
21.En (eiseres) kennelijk als ‘special purpose vehicle’ optreedt.
22.Vergelijk artikel 3 van de Landsverordening dwanginvordering.
23.Uit HR 9 december 2011,
24.Vergelijk artikel 1 en artikel 2 van de Landsverordening dwanginvordering.
25.En uit de macht van (gedaagde sub 3) heeft gehaald.
26.Immers, (eiseres) is niet de premieschuldige.
27.Op 27 juni 2018.
28.Anders artikel 22 van de Invorderingswet 1990. Blijkens productie 12 van de conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie is in artikel 7.5 op grond van beleid van SVB wel de mogelijkheid aan de derde gegeven om tegen de aantasting van zijn recht door middel van een bezwaarschrift bij de directeur van de SVB op te komen.
29.De Ontvanger had in de aangehaalde zaak verzuimd de actio Pauliana ook jegens Hemapave in te roepen. Verzuim van overbetekening van het beslag ten laste van (gedaagde sub 3) aan (eiseres) levert overigens geen nietigheid op van het beslag op de Jeep Wrangler; ten hoogste kan SZV door dit verzuim jegens (eiseres) schadeplichtig zijn geworden. Nu (eiseres) hieraan geen stellingen heeft gewijd zal het Gerecht hieraan verder voorbijgaan. Schadevergoeding is niet gevorderd.
30.Opheffing van de schorsende werking van het verzet ligt besloten in de ongegrondverklaring van het verzet en de verplichting om de executie van de Jeep Wrangler te dulden. De uitspraken zullen ook uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
31.Het ontgaat het Gerecht overigens waarom SZV als publiekrechtelijk rechtspersoon met eigen publiekrechtelijke taken en bevoegdheden, waar beleidsvrijheid bestaat, geen eigen invorderingsbeleid mag hanteren, zoals (eiseres) ten onrechte aanvoert.
32.Kort gezegd: samenspanning tussen eigenaar en premieplichtige, zekerheidseigendom, overwegende invloed van de rechthebbende op de bedrijfsvoering van de premieplichtige en ingeval van financial leasing.
33.Op talrijke facturen en aankoopbewijzen prijkt het jaartal 2011.