ECLI:NL:OGEAM:2020:104

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
Lar 31/2020, SXM 202000479
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wapenvergunning op basis van gebrek aan dringende noodzaak en relevante documentatie

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een wapenvergunning door de Minister van Justitie van Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. A.A. Kraaijeveld. De afwijzing vond plaats op 30 maart 2020, waarbij het bezwaarschrift van eiser tegen een eerdere afwijzing van 23 oktober 2019 ongegrond werd verklaard. Eiser heeft zijn beroep ingediend op 11 juni 2020, na een aanvulling op 4 augustus 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2020 zijn zowel eiser als de gemachtigde van de verweerder verschenen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat het beroepschrift buiten de termijn van zes weken na de beschikking is ingediend. De gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was door de coronamaatregelen. Het Gerecht heeft deze argumentatie geaccepteerd en het beroep ontvankelijk verklaard.

In de beoordeling van de zaak heeft het Gerecht gekeken naar de wettelijke kaders, waaronder artikel 3 van de Vuurwapenverordening. Het Gerecht oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat er een dringende noodzaak is voor de wapenvergunning. De Minister heeft terecht overwogen dat zelfverdediging slechts in uitzonderlijke gevallen als redelijk belang wordt erkend en dat er geen overtuigende redenen zijn om af te wijken van het advies van de Adviescommissie wapenvergunningen. Het ontbreken van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) heeft ook bijgedragen aan de afwijzing van de aanvraag.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het beroep ongegrond verklaard, waarbij het belang van de openbare orde en veiligheid zwaarder woog dan het belang van eiser. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken op 30 november 2020, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na kennisgeving.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 30 november 2020
Zaaknummer: SXM202000479-LAR00031/2020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. C.H.J. MERX,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTME,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 30 maart 2020, waarbij het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen verweerders beschikking van 23 oktober 2019 inhoudende afwijzing van de aanvraag om een wapenvergunning, ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 11 juni 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 4 augustus heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend.
2.2.
Op 14 september 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 2 november 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.
3.
Ontvankeliikheid beroep
3.1.
Ingevolge artikel 16 van de Lar wordt een beroepschrift ingediend binnen zes weken na de dag waarop de beschikking is gegeven. Ingevolge artikel 16, tweede lid van de Lar geldt de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt als de dag waarop deze is gegeven.
Artikel 16, derde lid van de Lar bepaalt dat indien het beroepschrift na afloop van de geldende termijn is ingediend, niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien aangetoond wordt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden en dat het beroep is ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden.
3.2.
De bestreden beslissing dateert van 30 maart 2020. De gemachtigde van eiser heeft gesteld dat hij deze toegezonden heeft gekregen op 4 april 2020. Verweerder heeft dit niet weersproken. Het beroepschrift is op 11 juni 2020 ingediend. Het Gerecht stelt vast dat dit buiten de in artikel 16 van de Lar genoemde termijn is. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is omdat de maatregelen getroffen naar aanleiding van de crisis in verband met de verspreiding van Covid-19 het indienen van het beroepschrift niet mogelijk maakte.
Het Gerecht stelt vast dat in verband met de sluiting van het Gerecht, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie de beroepstermijnen in de periode van 31 maart 2020 tot 1 juni 2020 heeft verlengd. Vanaf 1 juni 2020 is een extra termijn van vier weken gegeven. Het Gerecht is van oordeel dat in onderhavige zaak er aldus sprake is van een verschoonbare termijn overschrijding. Het beroep is ontvankelijk.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep
te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien onder veroordeling van de proceskosten.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Wetteliik kader
Artikel 3 van de Vuurwapenverordening luidt (voor zover van belang):
1.Het is verboden een vuurwapen of munitie voorhanden te hebben, behoudens de uitzonderingen in het volgende lid genoemd.
2.De bevoegdheid om een vuurwapen voorhanden te hebben, komt alleen toe:
(5) aan hem, die het wapen voorhanden heeft met algemene of bijzondere machtiging van de Minister van Justitie, hierna te noemen: de minister. Aan de machtiging kunnen voorwaarden worden verbonden. Zij wordt alleen verleend voor zover enig redelijk belang dot vordert en misbruik van de machtiging of van het vuurwapen niet is te vrezen. Zij kan tot bepaalde tijden en plaatsen worden beperkt.
3.De machtiging bedoeld onder 5 van het voorgaande lid, wordt schriftelijk aangevraagd. De aanvrager verstrekt zo veel mogelijk de van hem gevraagde inlichtingen en bescheiden. Binnen een maand wordt op de aanvraag schriftelijk beschikt. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk niet wordt ingewilligd, is de beschikking met redenen omkleed.
4.De minister is te alien tijde bevoegd elke verleende machtiging bij een met redenen omklede beschikking te schorsen of in te trekken. Hij kan in dringende gevallen deze beschikking bij voorraad uitvoerbaar verklaren.
2
5.2.
Ten aanzien van de beroepsgrond met betrekking tot het horen in bezwaar overweegt het Gerecht als volgt. Niet in geschil is dat eiser is gehoord in de bezwaarfase. De beroepsgrond van eiser beperkt zich tot de gang van zaken tijdens de hoorzitting en de samenstelling van de hoorcommissie. Het Gerecht is van oordeel dat, wat er verder ook zij van de gehouden hoorzitting, eiser in bezwaar en beroep voldoende in de gelegenheid is geweest om zijn standpunten naar voren te brengen en stukken in te dienen. Eiser is dan ook niet in zijn belangen geschaad. De beroepsgrond faalt.
5.3.
Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen op grond van het ontbreken van een redelijk belang waaruit de noodzaak voor het verlenen van een wapenvergunning kan worden aangenomen en het niet kunnen overleggen van relevante documentatie, te weten een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG)
5.4.
Op 23 oktober 2019 heeft de Adviescommissie wapenvergunningen een negatief advies uitgebracht. Verweerder heeft in de bestreden beschikking gemotiveerd dat zelfverdediging slechts in zeer uitzonderlijke gevallen als redelijk belang wordt erkend. Verweerder heeft overwogen dat er geen duidelijke of overtuigende redenen zijn om af te wijken van het advies uitgebracht door de Adviescommissie. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder in redelijkheid het algemeen belang van de openbare orde en veiligheid heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van eiser. Zo heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat er geen dringende noodzaak is aangetoond door eiser voor de verstrekking van de gevraagde vergunning. Het beschermen van geldtransport na sluitingstijd van het bedrijf van eiser heeft verweerder ontoereikend kunnen achten.
5.5.
Bij de beoordeling van misbruik van de machtiging of van het vuurwapen te vrezen is maakt verweerder gebruik van een antecedentenonderzoek. Het Gerecht is van oordeel dat verweerder in dit kader het overleggen door de aanvrager van een VOG kan verlangen. Verweerder heeft naar het oordeel van het Gerecht niet ten onrechte belang kunnen hechten aan het ontbreken van een VOG ten aanzien van eiser. Dat eiser hoger beroep heeft ingesteld tegen zijn veroordeling en dat deze zaak nog loopt doet hier niet aan af.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

6.De beslissingHet Gerecht:

verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 30 november 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.
3