12.8Een geschrift, te weten een in de Engelse taal opgesteld formulier d.d. 28 januari 2019 genoemd een Ultimate Beneficiary Owner formulier van [bedrijfsnaam 8] (D-1018). Dit geschrift houdt in:
The undersigned, being the legal representative of:
Name entity: [bedrijfsnaam 8] Private Fund Foundation
Incorporated according to the laws of
Sint Maarten
Information UBO:
Name: [verdachte]
[…]
Position: supervisor board
Amount of shares (in %): 75% beneficiary
If another individual person is the decision maker (for 25% or more please indicate so by filling in the following information):
Name: [naam oprichter bedrijf 4]
[…]
Amount (in %): 25% beneficiary
Name of the undersigned
R.J. [accountant bedrijf 7]
[…
Signed on this day: 28 January 2019 Sint Maarten
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het ten laste gelegde witwassen niet kan worden bewezenverklaard nu er geen bewijs is dat de verdachte – al dan niet in voorwaardelijke zin – wist, dan wel moest vermoeden dat [naam perceel 1] Property in 2011 was aangekocht met geld dat van misdrijf afkomstig was. Ook indien de verkoopopbrengst van [naam perceel 1] Property vervolgens is geïnvesteerd in de aankoop van [naam perceel 2], hoefde de verdachte daar dus evenmin vraagtekens bij te zetten.
De verdachte is er steeds vanuit gegaan dat hij bij die aankoop (via de [bedrijfsnaam 8], waarvan hij 75% benificiary owner was) voor de andere 25% zaken deed met [naam oprichter bedrijf 4]. De verdachte hoefde niet te twijfelen aan de herkomst van [naam oprichter bedrijf 4]s geld.
De verklaring van [naam oprichter bedrijf 4] dat hij slechts een rol heeft gespeeld als makelaar en verder in het geheel geen betrokkenheid heeft bij de transacties met betrekking tot [naam perceel 1] Property en [naam perceel 2] is onbetrouwbaar en slechts bedoeld om zijn eigen aandeel in de strafbare feiten te marginaliseren door naar anderen te wijzen, aldus de raadsman.
Het gerecht overweegt als volgt.
Met betrekking tot de gedragingen van [verdachte] en [accountant bedrijf 7] rondom de verkoop van [naam perceel 1] Property en de aankoop van [naam perceel 2] stelt het gerecht op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 9 september 2011 heeft [naam oprichter bedrijf 4], als vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam 4], met geld afkomstig van twee bedrijven van [getuige 1], [naam perceel 1] Property gekocht voor een bedrag van USD 270.000,-. Bij deze aankoop is weliswaar niet vastgelegd wie de eigenaar was van [bedrijfsnaam 4] en daarmee van [naam perceel 1] Property, maar [naam oprichter bedrijf 4] heeft verklaard dat dit [medeverdachte 1] was, die niet wilde dat het perceel op zijn naam kwam. Bevestiging hiervoor wordt gevonden in de verklaringen van [getuige 1] en de [medewerker 1 bedrijf 3]. Ook het OVC gesprek tussen [medewerker 1 bedrijf 3] en [medewerker 2 bedrijf 3] levert bevestiging op van de juistheid van de verklaring van [naam oprichter bedrijf 4].
Ondersteunend daarbij zijn de opgevraagde telefoongegevens waaruit blijkt dat er in de periode rondom de verkoop van [naam perceel 1] Property veelvuldig sms contact is geweest tussen [naam oprichter bedrijf 4] en [medeverdachte 1] (proces-verbaal van bevindingen met nummer 275176 van 11 mei 2018 opgemaakt door verbalisant TBO16080). Overigens is er in de periode vanaf 11 januari 2017 tot 28 april 2017, dus vanaf de aankoop van [naam perceel 2] tot de levering ervan ook zes keer contact geweest met [verdachte] (proces-verbaal van bevindingen met nummer 276588 van 4 juni 2018) en zeven keer met [accountant bedrijf 7] (proces-verbaal van bevindingen met nummer 276592 van 4 juni 2018) tussen 18 april en 25 april 2017.
De desbetreffende rekeningafschriften laten zien dat er ook daadwerkelijk 300.000 USD is overgemaakt van de bankrekeningen van twee bedrijven van [getuige 1] naar de bankrekening van het makelaarskantoor van [naam oprichter bedrijf 4]. [getuige 1] heeft verklaard dat dit geld [medeverdachte 1]s deel was van de steekpenningen afkomstig van [bedrijfsnaam 1].
Gelet op dit alles acht het gerecht bewezen dat [naam perceel 1] Property is aangekocht met het geld dat [medeverdachte 1] via [getuige 1] had ontvangen als steekpenningen van [bedrijfsnaam 1].
Op 10 januari 2017 heeft [naam oprichter bedrijf 4], als vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam 4], [naam perceel 1] Property verkocht voor USD 500.000,- (D-466). Op 11 januari 2017 heeft [verdachte] een koopovereenkomst getekend voor de aankoop van [naam perceel 2] voor USD 700.000,-. Beide transacties vinden vrijwel tegelijkertijd plaats omdat tevoren is afgesproken tussen [verdachte] en [naam oprichter bedrijf 4] dat de opbrengst van [naam perceel 1] Property zal worden geïnvesteerd in de aankoop van [naam perceel 2]. [naam perceel 2] wordt op 25 april 2017 geleverd aan [bedrijfsnaam 8]. Ook [accountant bedrijf 7] wist volgens zijn eigen verklaring dat er eerst een andere closing voltooid zou worden en dat de opbrengst daarvan in het door [bedrijfsnaam 8] aan te kopen perceel, dus [naam perceel 2], gestopt zou worden.
[verdachte] wist dat het voor de verkoop van [naam perceel 1] Property noodzakelijk was dat de UBO bekend werd gemaakt. Hij heeft daarom aan [naam UBO bedrijf 4] gevraagd om een UBO formulier te ondertekenen om die verkoop mogelijk te maken. Dit door [naam UBO bedrijf 4] ondertekende formulier, waarvan [naam UBO bedrijf 4] zegt dat hij het waarschijnlijk blanco heeft getekend, terwijl hij nooit UBO van [bedrijfsnaam 4] is geweest, heeft [verdachte] vervolgens aan [naam oprichter bedrijf 4] gegeven, die het op zijn beurt aan notaris Tjon Alon heeft overhandigd. [verdachte] wist dus dat een deel van het geld dat zou worden gebruikt bij de aankoop van [naam perceel 2], afkomstig was uit de verkoop van een stuk land waarvan met zijn hulp en medeweten [naam UBO bedrijf 4] zich in strijd met de waarheid had voorgedaan als eigenaar.
De verklaring van [verdachte] dat hij wel wist dat [naam UBO bedrijf 4] niet de UBO was van [bedrijfsnaam 4], maar dat hij dit alleen heeft gedaan omdat hij dacht dat [naam oprichter bedrijf 4] de eigenaar was van [naam perceel 1] Property en dat hij niet heeft nagedacht over de implicaties van zijn handelen, is voor een zakenman van het kaliber van [verdachte] ongeloofwaardig. Het laat bovendien onverlet dat hij, ook als hij meende dat [naam oprichter bedrijf 4] de eigenaar was van [naam perceel 1] Property, een ander heeft gevraagd om zich voor te doen als eigenaar, teneinde de verkoop van [naam perceel 1] Property mogelijk te maken en vervolgens mede met dat geld [naam perceel 2] aan te kopen.
Voor de aankoop van [naam perceel 2] heeft [verdachte] [bedrijfsnaam 8] laten oprichten. In de door [accountant bedrijf 7] ondertekende oprichtingsakte van 20 januari 2017 staat dat [verdachte] voor 75% UBO is en dat bij de levering van [naam perceel 2] verduidelijkt zal worden welke andere (rechts)persoon de overige 25% voor zijn rekening zal nemen (D-961).
[accountant bedrijf 7] heeft dit gedaan in opdracht en met medeweten van [verdachte].
[verdachte] heeft verklaard dat hij bij de aankoop van [naam perceel 2] door [bedrijfsnaam 8] met [naam oprichter bedrijf 4] in zee ging (al dan niet namens een nog nader te noemen ander) en dat [naam oprichter bedrijf 4] (zolang) de andere 25% UBO was. Ook bij de levering van [naam perceel 2] op 25 april 2017 geeft [verdachte] geen duidelijkheid over wie de andere UBO is.
Het komt het gerecht zeer ongeloofwaardig voor dat [verdachte], als 75% UBO van [bedrijfsnaam 8], zou overgaan tot de aankoop van een perceel grond met een hem op dat moment onbekende 25% partner.
Tekenend is voorts dat [accountant bedrijf 7], op het moment dat hij op 25 januari 2019 van het notariskantoor heeft vernomen dat het openbaar ministerie de UBO-verklaring van [bedrijfsnaam 8] wil zien (proces-verbaal met nummer 293171, opgemaakt op 25 april 2017), een nieuwe UBO verklaring opmaakt waarin hij [naam oprichter bedrijf 4] als 25% UBO aanwijst van [bedrijfsnaam 8]. Dit alles terwijl hij volgens eigen zeggen op geen enkel moment bij [naam oprichter bedrijf 4] of elders heeft nagevraagd of dit wel klopte. [accountant bedrijf 7] heeft ook dit gedaan in overleg met [verdachte], hetgeen bevestigd wordt door het feit dat bij de huiszoeking op 29 januari 2019 in het bedrijfspand van [bedrijfsnaam 7] de UBO verklaring wordt aangetroffen in een kast in het kantoor van [verdachte] (proces-verbaal met nummer 289863 van 12 februari 2019).
[naam oprichter bedrijf 4] heeft altijd ontkend UBO te zijn van [bedrijfsnaam 8] en heeft verklaard dat hij de documenten waarin staat dat hij voor 25% UBO is, niet kent. Deze verklaring vindt steun in het feit dat er geen door [naam oprichter bedrijf 4] getekend UBO formulier is.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [naam oprichter bedrijf 4]
Het gerecht acht de verklaringen van [naam oprichter bedrijf 4] betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs.
Het gerecht volgt de raadsman niet in zijn stelling dat [naam oprichter bedrijf 4] van de verhorende verbalisanten een impliciete garantie heeft gekregen dat hij niet vervolgd zou worden. Bij aanvang van dit verhoor is door verbalisanten tegen [naam oprichter bedrijf 4] gezegd dat hij op dat moment, met de informatie waarover verbalisanten toen beschikten, getuige was in het strafrechtelijke onderzoek, maar dat hem niet de garantie kon worden gegeven dat zijn status niet zou veranderen. Het gerecht is van oordeel dat dit niet kan worden opgevat als een toezegging of garantie dat geen vervolging tegen hem zou worden ingesteld, laat staan dat hij op grond daarvan ten onrechte [medeverdachte 1] zou hebben belast. Het verweer wordt daarom verworpen.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van het gerecht op overtuigende wijze dat [naam oprichter bedrijf 4] de waarheid spreekt als hij zegt dat hij, behalve als makelaar, geen enkele betrokkenheid heeft bij de beide transacties met betrekking tot [naam perceel 1] Property en [naam perceel 2] en dat [medeverdachte 1] de werkelijke rechthebbende was van [naam perceel 1] Property (via [bedrijfsnaam 4]) en [naam perceel 2] (via [bedrijfsnaam 8]). Voorts blijkt daaruit dat [verdachte] en [accountant bedrijf 7] geprobeerd hebben dat te verhullen en te verbergen, door een schijnconstructie op te zetten, waarmee zij het op papier deden voorkomen alsof [naam oprichter bedrijf 4] de werkelijke rechthebbende op die percelen was.
Door zo te handelen hebben zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [naam perceel 2] deels werd aangekocht met geld dat – via een eerdere investering in [naam perceel 1] Property - van misdrijf afkomstig was, hetgeen ook daadwerkelijk het geval bleek te zijn, en hebben zij zich schuldig gemaakt aan witwassen.