ECLI:NL:OGEAM:2020:74

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
Lar 33/2020, SXM202000493
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van de maatregel van bewaring van een Surinaamse vreemdeling

In deze zaak heeft eiseres, een Surinaamse nationaliteit, op 15 februari 2020 Sint Maarten ingereisd. Bij aankomst op de luchthaven is zij aangehouden op verdenking van een overtreding van de Opiumlandsverordening en in verzekering gesteld. Op 10 maart 2020 is eiseres overgedragen aan de vreemdelingendienst, waarna zij in vreemdelingenbewaring is geplaatst. Eiseres heeft op 16 juni 2020 beroep ingesteld tegen de beschikking van verweerder, die de maatregel van bewaring oplegde. De gemachtigde van eiseres heeft op 25 juni 2020 aan het Gerecht bericht dat de maatregel van bewaring is opgeheven.

Tijdens de procedure heeft verweerder niet gereageerd op het beroepschrift en heeft op 15 september 2020 pleitnotities ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 21 september 2020. Het Gerecht heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de gevraagde vernietiging van de maatregel van bewaring, aangezien deze reeds is geëindigd. Het Gerecht heeft ook vastgesteld dat het beroepschrift zich beperkt tot de maatregel van bewaring en niet op de verwijderingsbeschikking van verweerder.

Uiteindelijk heeft het Gerecht op 19 oktober 2020 de uitspraak gedaan dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat er geen procesbelang meer bestaat. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 19 oktober 2020
Zaaknummer: SXM202000493-LAR00033/2020

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

In het geding van:

(eiseres),

eiseres,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,
tegen

MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,

gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. Kraaijeveld

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 10 maart 2020 inhoudende het opleggen van de maatregel
van bewaring.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 16 juni 2020 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiseres tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Verweerder is in de gelegenheid gesteld voor 14 juli 2020 een verweerschrift in te dienen. Deze mogelijkheid is niet benut.
2.3.
Op 15 september 2020 heeft verweerder op voorhand toegezonden pleitnotities (met producties) ingediend.
2.4.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 september 2020. Partijen zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen.
2.5.
Uitspraak is bepaald op heden.
3.
Feiten
3.1.
Eiseres heeft de Surinaamse nationaliteit. Zij is op 15 februari 2020 Sint Maarten ingereisd.
3.2.
Eiseres is op 15 februari 2020 Sint Maarten ingereisd. Op de luchthaven is zij op verdenking van een overtreding van de Opiumlandsverordening aangehouden en in verzekering gesteld. Op 10 maart 2020 is eiseres overgedragen aan de vreemdelingendienst.
3.3.
Verweerder heeft vervolgens de hierboven genoemde beschikking genomen en eiseres is in vreemdelingenbewaring geplaatst.
3.4.
Op 25 juni heeft de gemachtigde van eiseres bericht aan het Gerecht dat de maatregel van bewaring is opgeheven.

4.Het verzoek en de standpunten van partijen

4.1.
Eiseres verzoekt -kort weergegeven- de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat deze uitspraak, op straffe van een dwangsom, in de plaats treedt van de bestreden beslissing, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure.
4.2.
Verweerder heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, omdat niet duidelijk is tegen welke beschikking het beroep zich richt. En voorts tot ongegrondverklaring, omdat de beschikkingen correct zijn genomen. Immers, de openbare orde is in het geding en eiseres heeft onvoldoende middelen van bestaan en daarmee niet voldaan aan een van de voorwaarden voor toelating, aldus verweerder.

5.De beoordeling

5.1.
Het Gerecht overweegt dat ingevolge vaste jurisprudentie geen proces belang meer bestaat indien de maatregel van bewaring is opgeheven. Immers, hetgeen de vreemdeling met zijn beroep kennelijk nastreefde is bereikt, aangezien de maatregel van bewaring is opgeheven.
5.2.
Eiseres is op 10 maart in vreemdelingenbewaring gesteld, welke op 25 juni 2020 is opgeheven.
5.3.
Het Gerecht is gezien het voorgaande dan ook van oordeel dat voor wat betreft de maatregel van bewaring heeft te gelden dat, nu deze reeds is geëindigd, eiseres geen belang meer heeft bij de gevraagde vernietiging daarvan.
5.4.
Op 10 maart 2020 heeft verweerder eveneens een verwijderingsbeschikking genomen en eiseres aangemerkt als ongewenst vreemdeling. Voor zover de gemachtigde stelt dat het beroep ook ziet op deze verwijderingsbeschikking, kan zij niet worden gevolgd. Hierbij acht het Gerecht van belang dat het beroepschrift zich beperkt, gezien de aanhef, de geformuleerde gronden en hetgeen is verzocht, tot de maatregel van bewaring. Dat de gemachtigde de verwijderingsbeschikking niet zou hebben gekregen van verweerder maakt dit niet anders. De verwijderingsbeschikking en maatregel van bewaring zijn op 10 maart 2020 aan eiseres uitgereikt.
Verweerder was op dat moment niet gehouden om een exemplaar aan de gemachtigde te sturen omdat op dat moment niet vaststond dat de gemachtigde die eiseres bijstond in haar strafzaak ook haar gemachtigde zou zijn in de vreemdelingenzaak. Het was dan ook aan eiseres om haar gemachtigde van beide beslissingen op de hoogte te stellen.
5.5
Het voorgaande leidt er toe dat het beroep wegens ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk wordt verklaard.
b.
De beslissing
Het Gerecht:
verklaart het beroep niet- ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 oktober 2020.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van dezeuitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.