Uitspraak
1.Aanduiding bestreden beschikking
2.Het verloop van de procedure
3.Feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
De beslissing
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.H.J. Merx, beroep ingesteld tegen de beschikking van het Uitvoeringsorgaan Sociale Ziektekostenverzekering, waarin zijn verzoek om restitutie van medische kosten tot een bedrag van USD 126,00 werd afgewezen. De beschikking werd op 20 februari 2020 gegeven, waarbij het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond werd verklaard. Eiser stelde dat hij recht had op restitutie van medische kosten die verband hielden met een ongeval dat hij op 7 september 2018 had gehad. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 2 november 2020 uitspraak gedaan.
De procedure begon met de indiening van een beroepschrift op 26 maart 2020, gevolgd door een verweerschrift van verweerder op 28 mei 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 oktober 2020 zijn beide partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat de beschikking van 29 augustus 2019 onbevoegd was genomen, omdat deze was ondertekend door een manager in plaats van de directeur van verweerder. Verweerder erkende dat de termijn voor het indienen van het restitutieverzoek verschoonbaar was, maar stelde dat eiser na 7 september 2018 geen dienstverband meer had en daarom geen recht had op vergoeding van de kosten.
Het Gerecht oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd van een dienstverband na het ongeval en dat hij ook geen verblijfsstatus had op Sint Maarten, wat hem uitsloot van rechten onder de Landsverordening ziekteverzekering. Het Gerecht verklaarde het beroep voor wat betreft de restitutie van USD 29,83 gegrond, maar het beroep tegen de overige medische kosten ongegrond. Eiser werd ook in de proceskosten vergoed, vastgesteld op NAf 1.400,-, en een bedrag van NAf 150,- voor het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.