ECLI:NL:OGEAM:2021:104

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
Lar 63/2021, SXM202100735
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige voorbereiding en schending van het beginsel van fair play in bestuursrechtelijke procedure inzake vergunning tot verblijf

In deze zaak heeft eiser, van Jamaicaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die zijn aanvraag voor een vergunning tot tijdelijk verblijf had afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op eerder illegaal verblijf en het niet voldoen aan het inkomensvereiste door de garantsteller, de echtgenote van eiser. Eiser heeft op 3 juni 2021 beroep ingesteld en aanvullende beroepsgronden ingediend op 2 juli 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 september 2021. De rechter oordeelde dat de afwijzingsgrond van eerder illegaal verblijf niet stand kan houden en dat de afwijzing op basis van het inkomensvereiste onzorgvuldig was voorbereid. Eiser was niet adequaat in staat gesteld om te reageren op het standpunt van verweerder. Het Gerecht verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden beschikking en droeg verweerder op een nieuwe beslissing te nemen, waarbij eiser in de gelegenheid gesteld moet worden om relevante stukken te overleggen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op NAf 1.400,-, en een vergoeding van het griffierecht van NAf 150,-. De uitspraak werd gedaan door rechter J.M. Ghrib op 18 oktober 2021.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 18 oktober 2021
Zaaknummer: SXM202100735-LAR00063/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gevolmachtigde: mr. A. Richardson,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.O. Muller,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 26 februari 2021 waarbij het bezwaarschrift van eiser gericht tegen verweerders beschikking van 18 november 2020, inhoudende afwijzing van het verzoek tot verlening van een vergunning tot tijdelijke verblijf, ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 3 juni 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Eiser heeft op 2 juli 2021 aanvullende beroepsgronden ingediend.
2.2.
Op 9 augustus 2021 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 september 2021. Eiser is bij gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. De gemachtigde van eiser heeft op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.4.
Uitspraak is vervroegd bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Eiser, van Jamaicaanse nationaliteit is op 16 september 2019 in het huwelijk getreden met [C].
3.2.
Op 8 november 2019 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf met als doel gezinsvorming. Bij ongedateerde beschikking, uitgereikt op 18 november 2020, heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De aanvraag heeft verweerder afgewezen omdat aanvrager in strijd heeft gehandeld met artikel 9, eerste lid, onder a, van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: Ltu) vanwege eerder illegaal verblijf en omdat bij een eerdere aanvraag onjuiste informatie is verstrekt. Op 7 december 2020 heeft eiser bezwaar ingediend. De hoorzitting is op 4 februari 2021 gehouden.
3.3.
Bij beslissing op bezwaar van 26 februari 2021 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Als afwijzingsgrond heeft verweerder het eerdere illegale verblijf gehandhaafd en tevens aangegeven dat de garantsteller (echtgenote van eiser) niet aan het inkomensvereiste voldoet.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep te vernietigen en verweerder op te dragen een nieuwe beschikking te nemen.
4.2.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de afwijzingsgrond die ziet op eerder illegaal verblijf geen stand kan houden. Hetgeen door eiser dienaangaande in beroep naar voren is gebracht behoeft derhalve geen bespreking.
5.2.
Voor zover verweerder de aanvraag in bezwaar heeft afgewezen omdat de echtgenote van eiser niet aan het inkomensvereiste voldoet, overweegt het Gerecht als volgt.
5.3.
Eiser heeft op 8 november 2019 een aanvraag ingediend. Om voor toelating voor gezinsvorming in aanmerking te komen dient de echtgenote bij aanvraag te voldoen aan het zogenaamde inkomensvereiste, in de Richtlijnen artikel 3.7.1 gesteld op NAf 2.000,00 bruto per maand.
Nu de aanvraag in primo niet is afgewezen op grond van het niet voldoen aan het inkomensvereiste en bij gebrek aan nadere stukken in het dossier moet het ervoor worden gehouden dat de echtgenote van eiser ten tijde van de beslissing van 18 november 2020 voldeed aan vereiste het inkomensvereiste.
5.4.
Eiser heeft op 25 februari 2021 per mail, geadresseerd aan de advies commissie van verweerder, de salarisstrook van december 2020 en januari 2021 van zijn echtgenote aan verweerder gezonden. Niet in geschil is dat eiser deze documenten aan de advies commissie van verweerder heeft verzonden op verzoek van de commissie naar aanleiding van hetgeen is besproken tijden de hoorzitting van 4 februari 2021.
Het Gerecht stelt vast dat uit het door verweerder opgemaakte verslag van de hoorzitting niet is af leiden dat de financiële situatie van de echtgenote van eiser tijdens de hoorzitting aan de orde is gekomen. Het is daarom voor het Gerecht niet nader vast te stellen of de stelling van eiser dat slechts om de verstrekte twee salarisstroken was verzocht, een juiste is.
5.5.
Voor zover een besluit in primo gebreken vertoont, is het volgens het in artikel 68 van de Lar neergelegde beginsel van een volledige en ex nunc heroverweging in bezwaar verweerder toegestaan om dergelijke gebreken te repareren in de nog te nemen beslissing op bezwaar. De heroverweging moet plaatsvinden op grondslag van het bezwaar. Wanneer een dergelijke reparatie met zich meebrengt dat er in feite een nieuwe afwijzingsgrond wordt gehanteerd, dient de wederpartij daarmee eerst geconfronteerd te worden alvorens het besluit op bezwaar wordt genomen. De wederpartij dient de mogelijkheid te krijgen om zijn of haar reactie te geven alvorens het bestreden besluit wordt genomen. Dit brengt het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van fair play met zich mee.
5.6.
Nu het niet is vast te stellen in hoeverre eiser de gelegenheid is geboden om een reactie te geven op de door verweerder gehanteerde nieuwe afwijzingsgrond die ziet op het inkomensvereiste en nu niet duidelijk is geworden in hoeverre eiser in de gelegenheid is gesteld om een en ander te onderbouwen, is het Gerecht van oordeel dat de bestreden beschikking onzorgvuldig is voorbereid en in strijd is met het beginsel van fair play. Eiser is immers niet adequaat in staat gesteld om op het standpunt van verweerder te reageren.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep gegrond is. Verweerder zal, nadat hij eiser in de gelegenheid heeft gesteld om alle relevante stukken te overleggen en nadat, indien dit nodig mocht blijken eiser opnieuw te horen, een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen.
5.8.
Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op NAf 1.400,-, zijnde 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling waarbij de zaak inhoudelijk is besproken. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 150,--dient te betalen als vergoeding van het door hem gestorte griffierecht.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigd het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag ad NAf 1.400,-- en een bedrag van NAf 150,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 18 oktober 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.