ECLI:NL:OGEAM:2021:116

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
Lar 147/2020, SXM202101186
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.M. van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vergunning voor exploitatie zorginstelling en gebruik medische apparaten

In deze zaak heeft de besloten vennootschap PSYCARE B.V. een verzoek ingediend tot schorsing van een afwijzend besluit van de Minister van Volksgezondheid, Sociale Ontwikkeling en Arbeid van Sint Maarten. Het verzoek betreft de afwijzing van een vergunning voor de exploitatie van een zorginstelling en het gebruik van medische apparaten, welke op 29 april 2021 door de verweerder is afgewezen. De verzoekster heeft op 21 september 2021 een verzoekschrift ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat de afwijzing in strijd is met wet en beleid en dat er een dringende behoefte is aan psychiatrische zorg op Sint Maarten.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 oktober 2021 hebben partijen verzocht om aanhouding om in overleg tot een oplossing te komen. Dit heeft geleid tot meerdere aanhoudingen, maar uiteindelijk is de zaak op 9 november 2021 behandeld. De verzoekster heeft betoogd dat de bestreden beschikking in strijd is met de algemene rechtsbeginselen en dat zij spoedeisend belang heeft bij schorsing van de beschikking, zodat zij als zorginstelling kan functioneren.

Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat het verzoek tot schorsing moet worden afgewezen. De reden hiervoor is dat verzoekster geen werkovereenkomst heeft afgesloten met een (psychiatrisch) ziekenhuis, wat een vereiste is volgens de Beleidsnota Zorgvoorzieningen Sint Maarten 2005. De afwijzing van de vergunningaanvraag heeft geen rechten of verplichtingen in het leven geroepen die door een schorsing tijdelijk ontnomen kunnen worden. De rechter heeft de verzoekster in het ongelijk gesteld en het verzoek afgewezen, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
op het verzoek tot schorsing en het treffen van een voorlopige voorziening van:
de besloten vennootschap PSYCARE B.V.,
gevestigd te Sint Maarten,
verzoekster,
gemachtigden: mr. C.R. RUTTE en mr. C.R. MARTINUS,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, SOCIALE ONTWIKKELING EN ARBEID,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. D. KWEEKEL.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beslissing van verweerder, gedateerd 29 april 2021 en aan verzoekster uitgereikt op 20 mei 2021, waarbij het verzoek om een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een zorginstelling en voor het gebruik van medische apparaten op grond van de Landsverordening Zorginstellingen (hierna: LZi), is afgewezen.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Op 21 september 2021 heeft verzoekster ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 85 lid 1 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 4 oktober 2021. Namens verzoekster is verschenen haar statutair directeur mevrouw [K], bijgestaan door haar gemachtigde mr. Rutte voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Verzoekster heeft bij aanvang van de zitting verzocht om aanhouding, omdat partijen met elkaar in overleg zijn. Verweerder heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een aanhouding en geeft aan dat partijen hopen in overleg tot een oplossing te kunnen komen. Daarop heeft het Gerecht de behandeling van de zaak aangehouden tot 26 oktober 2021. Voorafgaand aan de zitting van 26 oktober 2021 hebben partijen verzocht de behandeling nogmaals aan te houden om er toch nog onderling uit te komen, waarop de behandeling is aangehouden tot 9 november 2021.
2.3.
Op 9 november 2021 is het verzoek behandeld. Namens verzoekster is wederom haar directeur verschenen, bijgestaan door gemachtigde mr. Rutte voornoemd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten mondeling nader toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen.
2.4.
Uitspraak is (bij vervroeging) bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Verzoekster, opgericht op 12 februari 2021, heeft als statutair doel het exploiteren van een zorginstelling en het verstrekken van medische diensten, in het bijzonder psychiatrische diensten.
3.2.
Op 26 november 2020 is namens verzoekster een verzoek ingediend tot het verkrijgen van een vergunning voor de exploitatie van een zorginstelling en voor het gebruik van medische apparaten.
3.3.
Op 4 april 2021 heeft de Raad voor de Volksgezondheid (hierna: de Raad) naar aanleiding van een verzoek om advies d.d. 8 februari 2021 verweerder bericht bezwaar te hebben het verstrekken van de gevraagde vergunning.
3.4.
Bij uitspraak van 9 april 2021 heeft dit Gerecht de weigering van verweerder om te beschikken op dat verzoek vernietigd en verweerder opgedragen binnen vier weken een beschikking te geven.
3.5.
Op 29 april 2021 heeft verweerder de vergunningaanvraag afgewezen.
3.6.
Daartegen is verzoekster op 30 juni 2021 in beroep gekomen. Diezelfde dag heeft verzoekster het Gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen totdat in de bodemzaak is beslist. Dit verzoek is bij uitspraak van 24 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Daarop heeft verzoekster de bodemrechter gevraagd om een wijziging van het petitum in de bodemzaak, welke wijziging is toegestaan. In beroep vraagt verzoekster (I) het beroep gegrond te verklaren, (II) de beschikking te vernietigen, (III) zelf in de zaak te voorzien en aan verzoekster de verlangde vergunning te verlenen en (IV) veroordeling van verweerder in de proceskosten. Daarop is het onderhavige verzoek om een voorlopige voorziening en schorsing ingediend.

4.Het geschil

4.1.
Verzoekster heeft het Gerecht verzocht:
(i) de beschikking te schorsen, althans om te bepalen dat geen uitvoering wordt gegeven aan de beschikking, totdat onherroepelijk in de bodemzaak is beslist; en
(ii) verzoekster toestemming te verlenen om als psychiatrische zorginstelling te functioneren, opdat de psychiaters [K] en [N] vanuit verzoekster zelfstandig psychiatrische zorg in Sint Maarten kunnen verlenen, totdat onherroepelijk in de bodemzaak is beslist;
(iii) althans die voorlopige voorziening te treffen die dit gerecht het meest gerade voorkomt;
(iv) kosten rechtens.
4.2.
Verzoekster legt daaraan het volgende ten grondslag.
De bestreden beschikking is in strijd met wet en beleid. En ook in strijd met de algemene rechtsbeginselen. Verzoekster heeft er een spoedeisend belang bij dat de bestreden beschikking wordt geschorst en dat hangende de beroepsprocedure een ordemaatregel wordt genomen, opdat verzoekster als zorginstelling kan functioneren van waaruit [K] en [N] psychiatrische zorg kunnen verlenen. Er is dringende behoefte aan psychiatrische zorg op Sint Maarten.
4.3
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4.
Op de standpunten van partijen wordt voor het overige hierna zo nodig nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Daargelaten of het beroep een redelijke kans van slagen heeft, kan de conclusie geen andere zijn dan dat het verzochte dient te worden afgewezen. Daartoe geldt het volgende.
5.2.
In de Beleidsnota Zorgvoorzieningen Sint Maarten 2005 (hierna: Beleidsnota), die is vastgesteld op grond van de Landsverordening Zorginstellingen, is in paragraaf 10.2 bepaald dat er een werkovereenkomst moet zijn afgesloten met een (psychiatrisch) ziekenhuis, in dit geval SMMC dan wel Mental Health Foundation (MHF), wil een zorginstelling als verzoekster voor een vergunning in aanmerking komen.
5.3.
Vast staat dat verzoekster geen werkovereenkomst heeft gesloten met SMMC dan wel MHF. Deze werkovereenkomst is essentieel, omdat het businessplan en de locatie van verzoekster niet voorzien in het bijvoorbeeld zelf opnemen van patiënten. Die zullen dan bij SMMC of MHF dienen te worden opgenomen. Daarover dienen afspraken te worden gemaakt. In de periode tussen het indienen van het onderhavige verzoekschrift en de zitting van 9 november 2021 heeft wel overleg plaatsgevonden tussen partijen, SMMC en MHF, maar dat heeft niet geresulteerd in een formele afspraak. Wel is er een samenwerkingsovereenkomst tussen verzoekster en Turning Point. Dat kan verzoekster op dit moment niet baten, omdat Turning Point niet beschikt over een vergunning om zelf psychiatrische zorg te verlenen. De psychiatrische zorg die Turning Point biedt, gebeurt uit hoofde van een met MHF gesloten samenwerkingsovereenkomst. Dat betekent dat, zelfs al zou geconcludeerd worden dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft vanwege bijvoorbeeld een motiveringsgebrek, verzoekster
desondanks niet kan worden behandeld als had zij een vergunning verleend gekregen. Zij voldoet simpelweg niet aan de eis tot het hebben van een samenwerkingsovereenkomst.
5.4.
Weliswaar heeft verzoekster nog aangegeven dat andere psychiaters, die via een vennootschap zoals verzoekster werkzaam zijn of waren, ten behoeve van deze vennootschap helemaal geen vergunning nodig hadden, maar daarvan heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat deze niet vergunning plichtig waren, omdat het ofwel geen zorginstelling betrof dan wel omdat ze reeds voor 2007 actief waren en dus van de vergunningplicht zijn uitgezonderd.
5.5.
Al met al kan dit tot geen andere conclusie leiden dan dat er op dit moment geen ruimte is voor toewijzing van de gevraagde voorziening, inhoudende dat verzoekster toestemming krijgt als zorginstelling te functioneren.
5.6.
De gevraagde schorsing van de beschikking waarbij de aanvraag is afgewezen, biedt voor verzoekster ook geen oplossing. Zoals ook al in de uitspraak van 24 augustus 2021 is overwogen, heeft die afwijzing zelf geen rechten of verplichtingen in het leven geroepen waar een schorsing tijdelijk de werking aan zou kunnen ontnemen. De verzochte schorsing komt dus evenmin voor toewijzing in aanmerking.
5.7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzochte af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. van der Burgt, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 18 november 2021.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.