ECLI:NL:OGEAM:2021:123

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
Lar 114/2020, SXM202101037
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bezwaren inzake bouwstop voor garage op perceel in Sint Maarten

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door de heer R.E. Duncan, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten, waarbij een bouwstop is opgelegd voor het oprichten van een garage. De bouwstop volgde op eerdere overtredingen van de bouwvergunning door eiser, die werkzaamheden uitvoerde die niet in overeenstemming waren met de verleende vergunning. Eiser had eerder een bouwvergunning verkregen voor de bouw van een woonhuis, maar negeerde de bouwstop die op 12 januari 2021 was opgelegd. Eiser diende een nieuwe aanvraag in voor de bouw van een garage, maar deze aanvraag was nog niet beslist op het moment van de uitspraak. De Minister verklaarde het bezwaar van eiser tegen de bouwstop ongegrond, wat leidde tot het beroep bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Tijdens de zitting op 18 oktober 2021 werd de zaak behandeld, waarbij eiser in persoon verscheen en zijn standpunten naar voren bracht. Het Gerecht oordeelde dat de bouwstop terecht was opgelegd, gezien de overtredingen van eiser en het ontbreken van een geldige bouwvergunning voor de garage. De uitspraak werd gedaan op 15 november 2021, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 15 november 2021
Zaaknummer: SXM202101037-LAR00114/2021
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: de heer R.E. DUNCAN,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 2 augustus 2021, waarbij het bezwaarschrift van eiser, gericht tegen verweerders beschikking van 28 juni 2021 inhoudende het opleggen van een bouwstop, ongegrond is verklaard.

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 16 augustus 2021 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
2.2.
Op 15 september 2021 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 oktober 2021. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd ie op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten.
  • Bij beschikking van 22 december 2020 is een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van een woonhuis op een perceel grond zoals omschreven in meetbrief 109/2021.
  • Op 12 januari 2021 heeft verweerder een bouwstop opgelegd vanwege het uitvoeren van werkzaamheden niet in overeenstemming met de vergunning.
  • Op 26 januari 2021 heeft eiser aangepaste bouwtekeningen ingediend met daarbij een aanvraag om de reeds verstrekte bouwvergunning te wijzigen. Verweerder heeft daarop niet beschikt.
  • Op 28 juni 2021 heeft verweerder een tweede bouwstop opgelegd.
  • Bij brief van 30 juni 2021 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze laatste bouwstop.
  • Bij beschikking van 2 augustus 2021 heeft verweerder beslist op bezwaar van eiser.
3.2.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de beschikking waarvan beroep geheel te vernietigen en verweerder op te dragen de verzochte bouwvergunningen te verlenen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.
3.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna zo nodig nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wettelijk kader.
Ingevolge artikel 1 van de Bouw- en woningverordening wordt verstaan onder gebouw:
elk alleenstaand vertrek of lokaal;
elk een geheel uitmakend aantal vertrekken of lokalen;
elk geheel of gedeeltelijk gesloten, voor woning bestemd getimmerte;
elk niet voor woning bestemd getimmerte met een inhoud van meer dan 20 m³;
elke bewaar- of opslagplaats van vloeistoffen met meer dan 2 m³ inhoud;
elke inrichting tot opneming en afvoer van vloei- en drekstoffen, voor zover een en ander met de grond verbonden is, aan de grond bevestigd is of op de grond rust;
voorts worden onder gebouwen verstaan: tribunes, uitzichttorens, lifttorens, geconstrueerde masten, windmolens, schoorstenen, hoge schuttingen en muren en dergelijke bouwwerken, die bij onoordeelkundige samenstelling een gevaar voor de gebruikers of voor de omgeving kunnen opleveren; tenten worden niet als gebouwen beschouwd;
Artikel 7 van de Bouw- en woningverordening luidt:
Het is verboden een gebouw op te richten, voor een gedeelte te vernieuwen of als eigenaar te laten oprichten of voor een gedeelte te laten vernieuwen:
a. zonder inachtneming van de voorschriften, gesteld bij of krachtens deze verordening;
b. zonder bouwvergunning, tenzij artikel 10 of §5 van deze verordening van toepassing is;
c. in afwijking van het bepaalde in de bouwvergunning, behoudens nadere goedkeuring.
Artikel 10 van de Bouw- en woningverordening luidt:
1.Ten aanzien van gebouwen van eenvoudige aard en in bijzondere gevallen kan de minister gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke vrijstelling van de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening verlenen.
2.Een overeenkomstige vrijstelling ten aanzien van bepaaldelijk aan te wijzen terreinen geschiedt bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.
Artikel 64 van de Bouw- en woningverordening luidt:
1. De minister is bevoegd op kosten van de overtreders te doen wegnemen of te beletten hetgeen in strijd met deze verordening of de vergunning wordt aangebracht of ondernomen en te doen verrichten, hetgeen in strijd daarmee wordt nagelaten.
2.Spoedeisende gevallen uitgezonderd, geschiedt het in het eerste lid bepaalde niet voordat de belanghebbende schriftelijk gewaarschuwd en in de gelegenheid gesteld is zelf een en ander te verwijderen of te verrichten.
4.2.
Het Gerecht stelt allereerst vast dat de bouwstop ziet op bouwactiviteiten die zijn uitgevoerd op het perceel aangeduid onder nummer 109/2012 welke perceel gelegen is aan de Goldfinch Road […] in Point Blanche. Ter zitting hebben partijen dit bevestigd aan de hand van een zich in het dossier bevindende kaart.
4.3.
In geschil is de vraag of de beschikking op bezwaar van verweerder van 2 augustus 2021, waarbij de bezwaren van eiser inzake het opleggen van een bouwstop met betrekking tot het oprichten van een garage ongegrond zijn verklaard, in rechte in stand kan blijven. Dienaangaande overweegt het Gerecht het volgende.
4.4.
Aan eiser is een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van een woning. Aangezien eiser de bouwwerkzaamheden niet conform de bouwvergunning uitvoerde, heeft verweerder, na waarschuwing, op 12 januari 2021 een bouwstop opgelegd. Tegen deze beslissing heeft eiser geen bezwaar ingesteld zodat de beslissing tot opleggen bouwstop in rechte vaststaat.
Vervolgens heeft eiser een nieuwe aanvraag ingediend voor de bouw, zo het Gerecht begrijpt, van een garage bij de woning. Het Gerecht stelt vast dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op deze aanvraag heeft beslist.
4.5.
Het Gerecht stelt vast dat uit de beschikking tot bouwstop van 28 juni 2021 blijkt dat de inspecteur van verweerder op 21 juni 2021 de bouwplaats heeft bezocht en heeft geconstateerd dat niet alleen eiser geen gevolg heeft gegeven aan de eerder opgelegde bouwstop maar ook dat eiser is begonnen met het oprichten van een tweede bouwwerk (naar het Gerecht begrijpt de garage) waarvoor geen vergunning.
4.6.
Niet in geschil is dat voor het oprichten van de garage eiser niet beschikte over een bouwvergunning. Het Gerecht overweegt voorts dat gesteld noch gebleken is dat ingevolge artikel 10 van de Bouw- en woningverordening vrijstelling is verleend.
Het Gerecht is van oordeel dat op grond van de artikelen 7 en 64 van de Bouw- en woningverordening verweerder bevoegd was om aan eiser een bouwstop op te leggen.
4.7.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat de (tweede) aanvraag van eiser niet maakt dat er concreet zicht op legalisatie is die voortzetting van de bouwwerkzaamheden rechtvaardigen. De procedure met betrekking tot de bouwvergunning van het woonhuis loopt nog en de vergunning staat aldus nog niet in rechte vast. Voorts staat een eerder opgelegde bouwstop in rechte vast. Voor wat betreft de stelling van eiser dat hij niet in eeuwigheid kan wachten op een beslissing van verweerder op de aanvraag tot aanpassing van de reeds verstrekte bouwvergunning en op de aanvraag van een bouwvergunning voor de bouw van een garage en dus met de bouwwerkzaamheden was begonnen, maakt een en ander niet anders. Eiser heeft immers de wettelijke mogelijkheden om een (snellere) beslissing van verweerder af te dwingen. Dat eiser daar geen gebruik van heeft gemaakt voor zijn risico.
4.8.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat niet is gebleken dat het handhavend optreden van verweerder in deze concrete situatie zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden behoort te worden afgezien. Het Gerecht acht hierbij van belang dat eiser in afwijking van de verleende bouwvergunning bouwt, de eerder opgelegde bouwstop negeert en vervolgens in afwachting van een beslissing op een tweede aanvraag tot bouwvergunning een nieuw bouwwerk (garage) opricht. Gelet op deze situatie heeft verweerder aldus niet ten onrechte een bouwstop opgelegd.
4.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 november 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.